Kapitalisme in het web van het leven

Cover van het boek.
Cover van het boek.

Halverwege zijn boek “Kapitalisme in het web van het leven” geeft Jason W. Moore de noodzaak weer voor een complete theoretische herbewerking en synthese van het marxistische, ecologische en feministische gedachtegoed door het volgende te stellen: “Ik denk dat velen van ons intuïtief begrijpen – zelfs wanneer onze analytische kaders achterlopen – dat kapitalisme meer is dan een “economisch” systeem, en zelfs meer dan een sociaal systeem. Kapitalisme is een manier om de natuur te organiseren.” Kamil Ahsan sprak met Moore over zijn boek dat hij schreef om grip te krijgen op nieuwe uitdagingen en oude aannames. “Kapitalisme in het web van het leven” verscheen in augustus 2015 bij uitgeverij Verso.

Kamil Ahsan: Wat was de drijfveer achter “Kapitalisme in het web van het leven”?

Jason W. Moore: “Ik wilde een raamwerk opstellen dat ons de kans geeft om de geschiedenis van de laatste vijf eeuwen te begrijpen op een manier die past bij de crisis waar wij vandaag de dag mee te maken hebben. De laatste vier decennia hebben wij een “groene rekenkundige” benadering gehad ten aanzien van het concept crisis. Als we een economische of sociale crisis hadden, of een andere vorm van crisis, dan stopten we die in het ene hokje. Wanneer we dan een ecologische crisis hebben – water, energie of klimaat – dan gaat die in een ander hokje.

Vorig jaar vertaalden we een reeks discussiestukken over de samenhang tussen kapitalisme, racisme en patriarchaat, en de voor- en nadelen van de intersectionele manier van kijken daarnaar. Met dit artikel willen we de discussie verder verbreden en ook de samenhang met de ecologische vernietiging verkennen. Het gaat om een vertaling door Ilija Andrić van het artikel “Capitalism in the Web of Life: an Interview with Jason W. Moore” dat in september 2015 verscheen in Viewpoint Magazine.

Als we kijken naar de afgelopen vier decennia, dan hebben milieuactivisten en andere radicalen alarm geslagen over die crisissituaties, maar ze hebben nooit bedacht hoe ze die samen konden brengen. Ecologische denkers hebben dingen gezegd, maar wat anders gedaan – ze beweerden dat mensen een onderdeel vormen van de natuur en dat alles in de moderne wereld draait om onze relatie met de biosfeer. Maar als ze toekwamen aan organiseren of analyseren, dan kwam hun verhaal toch neer op “maatschappij plús natuur”, alsof de relatie tussen die twee niet zo intiem, direct en onmiddellijk is zoals ze in werkelijkheid is.”

De premisse van het boek is dat wij het “natuur/maatschappij”-dualisme moeten afbreken dat zo sterk aanwezig was in het groene en rode denken. Waar kwam dat idee vandaan en waarom is het zo door en door kunstmatig?

“Het idee dat mensen buiten de natuur staan heeft een lange geschiedenis. Het is een product van de moderne wereld. Veel beschavingen van voor het kapitalisme hadden al een bepaald gevoel dat mensen apart en los stonden. Maar in de 16de, 17de en 18de eeuw kwam een heel krachtig idee op dat was ingebed in imperialistisch geweld en onteigening van boeren, en een hele serie van vernieuwde opvattingen over wat het betekent om mens te zijn, met name scheidslijnen rond ras en gender. Het gaat dan om het idee dat er, in de woorden van Adam Smith, een “beschaafde maatschappij” bestond waar slechts bepaalde mensen deel van zouden uitmaken.

Maar de meeste mensen werden nog steeds ingedeeld in de categorie “natuur”, die werd gezien als iets dat gecontroleerd, gedomineerd en aan het werk gezet moest worden – en ook beschaafd moest worden. Het klinkt heel abstract, maar de moderne wereld was daadwerkelijk gebaseerd op het idee dat sommige groepen mensen behoorden tot de categorie “Maatschappij”, en dat de meesten in de andere categorie, “Natuur”, zaten, met hoofdletter “N”. Dat is een heel krachtig concept. Dat ontstond niet slechts doordat er wetenschappers, kaartenmakers en koloniale heersers waren die besloten dat het een goed idee was, maar ook vanwege een langlopend proces dat markt en industrie samensmolt met imperium en nieuwe zienswijzen die pasten bij de brede opkomst van de wetenschappelijke revolutie.

In dat idee van Maatschappij en Natuur zitten de andere vormen van dualisme van de moderne wereld diep geworteld: de kapitalist en de arbeider, het westen en de rest, man en vrouw, wit en zwart, beschaving of barbarij. Al deze andere vormen van dualisme zitten geworteld in dat dualisme “natuur/maatschappij”.”

Wat is het belang van het doorbreken van dit dualisme, met name in het licht van hoe jij kapitalisme ziet: als “gezamenlijk geproduceerd” door menselijke en buiten-menselijke natuur?

“Het is belangrijk om te begrijpen dat het kapitalisme gezamenlijk geproduceerd wordt door mensen én door de rest van de natuur, zeker om de huidige ontluikende crisis te kunnen begrijpen. De gebruikelijke manier van denken rondom de problemen van onze huidige wereld is om sociale, economische en culturele crisissen in het hokje van de “sociale crisissen” te stoppen, en dan hebben we daarnaast nog de ecologische crisissen waar we het klimaat en al het overige milieugerelateerde onder scharen. Vandaag de dag beseffen we steeds meer dat we niet kunnen praten over het ene zonder het andere te benoemen, maar dat was feitelijk altijd al de realiteit.

Wij moeten dat dualisme overwinnen zodat we onze kennis over de huidige crisis kunnen uitbouwen. Het gaat om een enkelvoudige crisis die op veel manieren tot uitdrukking komt. Sommige daarvan, zoals de financialisering, lijken puur sociaal te zijn, terwijl andere, zoals de mogelijke zesde grote ronde van uitsterven van het leven op de planeet, puur ecologisch lijken te zijn. Maar in werkelijkheid zijn deze twee ontwikkelingen zeer nauw verbonden op verschillende interessante manieren.

Wanneer we begrijpen dat die relaties centraal staan, beginnen we te zien hoe Wall Street een manier is om de natuur te organiseren. We zien de groeiende problemen vandaag de dag – zoals de turbulentie op de Chinese en Amerikaanse aandelenmarkten – als verbonden met de grotere problemen van klimaat en het leven op deze planeet, op een manier die zelfs radicale economen niet willen erkennen. Dat heeft een impact op onze politiek. We zien momenteel bewegingen – zoals de bewegingen voor een rechtvaardige toegang tot voeding (“food justice”) – die zeggen dat we deze verandering moeten begrijpen, en dat het heeft te maken met het recht op eten in ecologische zin, maar ook in culturele en democratische zin, en dat die niet los van elkaar gezien kunnen worden.

Het probleem met de “groene rekenkundige” benadering van “maatschappij + natuur” is de rare scheiding tussen ecologische rechtvaardigheid en sociale rechtvaardigheid, ecologische duurzaamheid en sociale duurzaamheid, ecologisch imperialisme en regulier imperialisme – ook al weet iedereen die bekend is met de geschiedenis van het imperialisme dat het altijd ging om “wie zien wij als waardevol?” en “welke groepen binnen de maatschappij zien wij als waardevol?”. Als we stoppen met die reeks bijvoeglijke naamwoorden, dan zien we dat het bij imperialisme altijd ging om de vraag hoe mensen en de rest van de natuur met elkaar samenhingen.

Ik denk dat we dan in de praktijk nieuwe samenwerkingsverbanden kunnen bouwen met verschillende onderdelen van de wereldwijde sociale bewegingen die zijn losgetrokken – tussen boerenbewegingen en arbeidersbewegingen, tussen de vrouwenbewegingen en de anti-racisme bewegingen. De problemen hebben gezamenlijke wortels. Het samenvoegen van wat ik noem een “enkelvoudig metabolisme” van mensen in het web van het leven is zo cruciaal omdat het ons toestaat om verbindingen te leggen tussen sociale en ecologische bewegingen.”

In een directe tegenstelling tot de “natuur/maatschappij”-dichotomie plaats jij een nieuwe synthese: de “oikos”. Wat is dat en hoe brengt dat ons tot een diepere analyse van het kapitalisme?

“In de kern van het radicale denken zit iets dat ingaat tegen onze nadruk op geschiedenis en de verhoudingen tussen mensen en de web van het leven. Er is een kernidee opgekomen dat de natuur iets is dat bestaat buiten de menselijke samenleving om als iets dat ongerept is, als natuur zonder geschiedenis. Dat leidt ons tot het idee dat de Natuur dáár is, en dat wij haar dienen te beschermen, want als we dat niet doen, dan komt de apocalyps. Die benadering klopt als het gaat over een deel van de huidige situatie, maar het doet tegelijkertijd iets waar radicalen altijd al goed in zijn geweest: het geven van een verkeerde naam aan het systeem.

Radicalen hebben het over de interactie tussen mensen en de rest van de natuur, maar ze benoemen niet de relatie van het leven-scheppen die zowel de omgeving als de soort produceert. De mensheid evolueert door een serie van omgeving-scheppende activiteiten die niet enkel landschappen veranderen, maar ook de menselijke biologie zelf. Bijvoorbeeld: door de beheersing van het vuur konden menselijke voorouders een kleiner spijsverteringssysteem ontwikkelen en konden ze vuur gebruiken als een soort externe maag.

Een van de grote ideeën in mijn boek is dat Natuur in zijn algemeenheid verschillende patronen kent die relatief constant zijn – de aarde die in een loopbaan draait om de zon – maar dat de Natuur ook historisch is.

Met de oikos hebben we het over een relatie van leven-scheppen, en benoemen we de relatie die verschillende ecosystemen doet ontstaan waar mensen deel van uitmaken. Mensen oefenen altijd invloed uit op hun omgeving en in dat proces oefenen zij ook invloed uit op hun relatie met elkaar en met hun eigen biologie. De structuren van macht en productie, en cruciaal: van reproductie, maken onderdeel uit van hoe we bezig zijn met landschappen en omgevingen te produceren, maar ook van hoe die omgevingen invloed op ons uitoefenen. Onze woordenschat en concepten zijn echter vastgeroest in het dualisme. We moeten dat dualisme doorbreken en enkele nieuwe concepten aanbieden.”

Al in het begin van het boek citeer je de observatie van Marx dat industrialisatie “bloed verandert in kapitaal”. Je gaat daarna verder met het beschrijven van deze angstaanjagende omzetting van alle arbeid van de natuur in waarde. Welke vormen van natuur heeft het kapitalisme zich historisch gezien toegeëigend en wat is de kapitalistische trend ten aanzien van voorheen ongerepte natuur?

“Kapitalisme is een vreemd systeem, omdat het niet antropocentrisch is op de manier waarop de Groenen het meestal omschrijven. Het is slechts op een beperkte manier antropocentrisch, in die zin dat de mens werkt in een systeem van waren dat is gebaseerd op uitbuiting: de arbeider werkt vier uur om zijn of haar eigen loon binnen te halen en dan vier tot tien uur voor de kapitalist. Dat is een dimensie waar Marx op focust. Maar hij was zich bewust van meerdere en bredere dimensies.

Kapitalisme behandelt een deel van de mensheid als sociaal: het deel dat zich bevindt in de wereld van het geld en dat wordt gereproduceerd in diezelfde geldwereld. Maar – en dat gaat tegen onze intuïtie in – het kapitalisme is zelf ook een eiland van productie en ruil van handelswaar in veel grotere oceanen van toeëigening van onbetaalde arbeid/energie. Elk arbeidsproces, van bijvoorbeeld een arbeider in Shenzhen in China of in Detroit zeventig jaar geleden in een autofabriek, is afhankelijk van de toeëigening van onbetaalde arbeid/energie van de rest van de natuur. Kapitalisme is bovenal een grandioos en destructief systeem van “de toeëigening van vrouwen, natuur en koloniën”, om de mooie uitspraak van Maria Mies te gebruiken.

Het probleem van het huidige kapitalisme is dat de kansen om onbetaald werk – van bossen, oceanen, klimaat, grond en mensen – toe te eigenen drastisch inkrimpen. Ondertussen wordt de hoeveelheid kapitaal die rond de wereld zweeft op zoek naar investeringsmogelijkheden groter en groter. Het boek laat zien dat er iets dynamisch is aan de huidige situatie en dat die de komende twee decennia wellicht steeds instabieler zal worden. Er is sprake van een grote massa aan kapitaal dat geïnvesteerd wil worden en een massale inkrimping van kansen om gratis arbeid te verkrijgen. Dat betekent dat het kapitalisme zelf moet gaan betalen voor het zaken doen, wat de kansen voor het investeren van kapitaal doet afnemen. Er ontstaat een enorme berg geld waarvan niemand een idee heeft wat ermee moet gebeuren.

Er zijn twee lijnen van radicale kritiek ontstaan. In de ene komt de wereld tot een einde, zoals in de planetaire apocalyptische visie van John Bellamy Foster. In de andere visie op het kapitalisme is er sprake van een onderconsumptie en een ongelijkheidsprobleem. Maar elk van deze twee redeneringen is incompleet zonder de ander: ze moeten samengevoegd worden. En wanneer je het ecologische inbrengt in de theorie van economische crisis en de analyse van sociale ongelijkheid, dan verandert de manier waarop je kijkt naar economische bubbels en neergangen en naar ongelijkheid, en vice versa. Een onderdeel daarvan is dat de centrale kwesties zoals sociale ongelijkheid, langs de lijnen van klasse, ras en gender, allen te maken hebben met hoe het kapitalisme werkt in het web van het leven.”

Laten we ons richten op het arbeidsproces, de hoeksteen van de kapitalistische uitbuiting in het klassieke marxistische denken. Je stelt dat Marx het gevoel had dat niet alleen loonarbeid maar ook het onbetaalde werk en de onbetaalde energie van zowel mensen, voornamelijk vrouwen, en de buiten-menselijke natuur centraal staan in het kapitalisme. Ook merk je op dat we nu in een wereld leven waarin wij in toenemende mate lonen en banen tegenover het klimaat stellen, wat een valse dichotomie is. Hoe kunnen we een begin maken met het verzet tegen dat binaire stelsel dat je probeert te doorbreken?

“Ik ging naar de kern van het marxistisch denken om een nieuwe interpretatie los te peuteren die consistent is met hoe Marx erover dacht. Waarde is een van de meest saaie dingen waarover welke marxist dan ook kan praten – het uiten van de woorden “de wet van waarde” zorgt bij mij voor een glazige blik. Maar alle beschavingen hadden een manier waarop ze het leven waardeerden. Dat is niet uniek aan het kapitalisme. Wat het kapitalisme zegt is: goed, in de geldwereld is het arbeidsproductiviteit dat telt, en daarom zullen we de arbeid van vrouwen, natuur en koloniën devalueren. Dat keert het gebruikelijke marxistische argument binnenstebuiten. Er is een soort wet van waarde in het kapitalisme die een wet van “goedkope natuur” is, of een wet van devaluatie van het werk van mensen samen met de rest van de natuur.

Ik groeide op in het Pacific-kustgebied in het noord-westen van de Verenigde Staten, terwijl dat soort van politiek zich ontwikkelde. Aan de ene kant had je milieubeschermers die, terecht, de oude oerwouden wilden beschermen. Aan de andere kant had je de bourgeoisie, maar ook vakbonden, die zeiden: “best, maar wij hebben banen nodig”.

Dit verandert nu. Het wordt duidelijk, zelfs voor veel grote bedrijven, dat klimaatsverandering de omstandigheden waaronder winst gemaakt kan worden ,fundamenteel gaat veranderen. We zien dat rond voedsel. De moderne wereld is gebouwd op goedkoop voedsel, wat mogelijk is in een zeer regelmatig klimaat, met veel grond, goedkope arbeid – dan kan je relatief goedkoop calorieën verbouwen. Maar we zien de voedselsoevereiniteitsbeweging opstaan die zegt dat er toch geen banen zijn en dat er geen manieren zijn om de natuur nog meer dan nu gratis te laten werken, omdat we nu de rekening opgediend zien worden voor het behandelen van de wereldwijde atmosfeer als een stortplaats voor verontreiniging.

We zien ook de situatie in Californië bijvoorbeeld, waar de droogte zo hevig is geworden – de zwaarste in twaalfhonderd jaar wordt ons verteld – dat het centrum van de Noord-Amerikaanse, op marktgewassen gerichte landbouw zomaar kan verdwijnen in de komende paar decennia. Dus zo zorgt de versnelling van historische veranderingen er op veel manieren voor dat het “banen tegenover milieu”-discours achterhaald raakt.”

Je hebt het veel over de werkwijze van het kapitalisme, dat wil zeggen de toeëigening van sociaal noodzakelijke onbetaalde arbeid. Het groene en rode gedachtegoed neigde dat over het algemeen te negeren. Kan je er een aantal voorbeelden van geven?

“Het eerste waarvan we ons bewust moeten zijn is dat de sterkste mythe, waar het groene gedachtegoed en ecologisch activisme in de afgelopen vier decennia omheen georganiseerd is, de industriële revolutie is – dat zie je tegenwoordig terug in de redenering van het “antropoceen”. Die zegt dat al het slechte aan ecologische veranderingen rond 1800 begonnen is in Engeland met de opkomst van de stoommachine en de ontginning en in de gebruikname van steenkool als brandstof. Dat is niet helemaal waar, maar dat is het idee dat is ingebed in hoe wij leren over de moderne wereld en vooral ook hoe wij denken over de ecologische crisis.

In werkelijkheid kan de opkomst van het kapitalisme het meest duidelijk gezien worden in de 15de, 16de en 17de eeuw in de manieren waarop landschappen en de mensen op die landschappen werden veranderd. Er was een revolutie in het creëren van omgevingen die geen precedent kende ten aanzien van schaal, snelheid en bereik in de periode tussen 1450 en 1750.

De meest dramatische uitdrukking hiervan was de verovering van het Amerikaanse continent, wat veel meer was dan simpelweg een militaire verovering en genocide, al waren dat belangrijke onderdelen ervan. De nieuwe wereld werd een proefterrein voor het industriële kapitalisme in elke zin. De oorsprong kan men zien in suikerplantages. En direct daaropvolgend de zilvermijnen in Potosi, in Bolivia, in Spanje en Mexico vandaag de dag. Dat waren zeer grote productie-operaties, veel machines, geld dat binnenkwam, arbeiders die vielen onder een regime op basis van tijd en taak – en het was gebouwd op de premisse van toeëigening van arbeid van de natuur tegen geen of zeer lage kosten, en dat die werd omgezet in iets dat kon worden gekocht en verkocht.

Dat vernietigde de gronden en berggebieden van de Andes, bijvoorbeeld. Die werden compleet gestript van bomen, wat zorgde voor een vreselijke erosie van de grond. Maar het was ook verwoestend voor de mensen die erbij betrokken waren. In het onderkoninkrijk van Peru in de 16de en 17de eeuw bijvoorbeeld hadden de Castilianen, de Spanjaarden, een speciaal woord voor de inheemse bevolking: “naturales”. Deze arbeiders en inheemse bevolking werden gezien als een onderdeel van de natuur.

Hetzelfde kwam ook naar voren rond de Afrikaanse slavernij. De Afrikaanse slavenhandel was verbonden aan de suikerplantages, wat ons iets belangrijks vertelt – niet alleen werden de gronden van de nieuwe wereld toegeëigend, uitgeput en werden de bossen gekapt, maar ook werden Afrikaanse tot slaaf gemaakten niet behandeld als mensen of een onderdeel van de maatschappij, maar als een onderdeel van de natuur. De arbeid van de Afrikanen werd toegeëigend, en de arbeid van de grond en de bossen werd toegeëigend. Het was op deze basis dat een nieuwe relatie met de natuur begon te ontstaan, en dat had te maken met de economie.

Elke keer als weer een nieuw imperium erop uit ging, bijvoorbeeld de Portugezen naar de nieuwe wereld en de Indische Oceaan, de Nederlanders, de Spanjaarden, was het eerste wat ze vervolgens deden als ze daar aankwamen alle vormen van de natuur te verzamelen, inclusief de mensen, en hen te coderen en de rationaliseren. Dat eindigde met enorme processen van het mobiliseren van onbetaalde arbeid in dienst van productie en handel van waren. Het eerste dat elke kapitalist wilde, of elke koloniale macht wilde, was om een beetje geld in te leggen en veel bruikbare energie terug te krijgen, in de vorm van zilver, suiker en dan later tabak en dan katoen in de begindagen van de industriële revolutie. Het was hetzelfde proces waar elke daad van technologische doorbraak – de stoommachine, of daarvoor de innovaties rond scheepsbouw – op was gebouwd: het verkrijgen van nieuwe manieren waarop de natuur aan het werk gezet kon worden tegen geen of lage kosten en op een massale schaal. Hetzelfde is de afgelopen eeuw gebeurd met olie.”

Wat is jouw kritiek op het antropoceen, en hoe gaat dat begrip volgens jou aan een echte historische analyse van het kapitalisme voorbij?

“We moeten onderscheid maken tussen twee manieren waarop die term wordt gebruikt. De ene is het antropoceen als cultureel gesprek, het soort gesprek met vrienden tijdens een etentje of aan de koffieautomaat. In die zin heeft het begrip antropoceen nut omdat het een belangrijke vraag stelt: hoe passen mensen in de web van het leven? Maar het begrip antropoceen kan die vraag niet beantwoorden, juist omdat de kaders van het concept dualistisch van aard zijn, zoals in het bekende artikel “Het antropoceen: zijn mensen nu de grote krachten van de natuur aan het overweldigen?” (“The antropoceen: are humans now overwhelming the great forces of nature?”). Dat is geen geweldige vraagstelling als je ervan uitgaat dat mensen onderdeel uitmaken van de natuur.

Aan de andere kant, in haar dominante vorm is de antropoceen-redenering een absurd historisch model. Een model dat min of meer zegt dat alles begint in Engeland in 1800 met de komst van de stoommachine en de ontginning en ingebruikname van steenkool als brandstof. Daar zijn diverse historische problemen mee, waar we het eerder al over hadden. Lang voor de stoommachine was er een toename in een orde van grootte in de mogelijkheden van het kapitalisme om het milieu te transformeren, in termen van schaal, snelheid en bereik.

Ik ben er erg bezorgd over dat via het begrip antropoceen het oude bourgeoistrucje herhaald wordt dat stelt dat de problemen die ontstaan door de kapitalisten de verantwoordelijkheid zouden zijn van de hele mensheid. Dat is een door en door racistisch, eurocentrisch en patriarchaal wereldbeeld dat een reeks van zeer serieuze problemen presenteert als de verantwoordelijkheid van de mensheid als geheel. In een diep filosofische zin zijn wij allemaal gelijk in de ogen van het antropoceen. In historische zin is dat wellicht een van de zwaarste vormen van conceptueel geweld dat je kan opleggen. Het is alsof je zegt dat ras er niet toe doet in het Amerika van vandaag – iemand die dat zegt wordt van het podium afgelachen. Maar dat men daar met het antropoceen wegkomt, komt voor een flink deel door het bestaan van het natuur/maatschappij-dualisme.”

Bevindt het hedendaagse kapitalisme, in de uiteindelijke analyse, zich in een ontwikkelingscrisis? Welke voorspelling kan deze nieuwe historische analyse ons geven?

“Alles is afhankelijk van hoe je denkt over het kapitalisme. Als je een standaarddefinitie hebt van het kapitalisme als toegewijd aan eindeloze economische groei en het maximaliseren van winstgevendheid, dan kan je veel zeggen over het overlevingsvermogen van het kapitalisme. Maar als je stelt dat het kapitalisme afhankelijk is van het toeëigenen van onbetaalde arbeid van mensen en de rest van de natuur, dan begin je een andere kijk op de limieten te krijgen.

De kernvraag van politieke economie is: hoe komen de grote bubbels van kapitaalinvestering en accumulatie op in de moderne wereld, en waar liggen de limieten daarvan? Zelfs al zou er geen sprake zijn van klimaatverandering, dan nog zullen deze limieten diepgaand zijn. Kapitalisten hebben altijd een weg uit de crisis gevonden, dat is iets waar zowel radicaal-links als conservatieven het over eens zijn. Beiden zeggen hetzelfde omdat beiden natuurblind zijn. Kapitalisme is boven alles een systeem van goedkope natuur, bestaand uit de vier “goedkopen”: arbeidskracht, energie, voeding en ruwe grondstoffen. Het kapitalisme herstelt steeds de goedkoopheid van die naturen door nieuwe gedeelten van de natuur te vinden die nog niet zijn omgezet tot waren of in de geldstroom zijn ingebracht. In de 19de eeuw waren dat Zuid- en Oost- Azië. In de afgelopen dertig jaar heeft het neo-liberalisme in China, India, Rusland en Brazilië toegeslagen.

Dan hebben we nog klimaatverandering. Dat heeft zijn weerslag op elke vorm van “goedkope natuur” die er nog over is. Klimaatverandering is de grootste eenzijdige factor van stijgende kosten van de “normale bedrijfsvoering”. Het zal de basis ondermijnen van de relatie die het kapitalisme heeft met de goedkope natuur, doordat het de strategie waar het kapitalisme op gebaseerd was radicaal ondermijnt.”

Jij schrijft dat ecologische en sociale bewegingen langzaam tot het inzicht komen dat de natuur/maatschappij-dichotomie vals is, en dat dat mogelijk ook zou komen door de reële bedreigingen van zowel de natuur als de maatschappij en het kapitalisme, in het bijzonder met de grootschalige fracking-projecten die de natuur aantasten waar mensen onderdeel van uitmaken.

“Ik denk dat sommige bewegingen natuur en maatschappij als onlosmakelijk verbonden zien. Ik denk dat de volgende stap is om midden in het centrum van de vragen rondom ras, gender en ongelijkheid te stappen om erop te wijzen dat deze kwesties nauw te maken hebben met hoe natuur en maatschappij geschetst worden in de moderne wereld. Als je een simpele vraag stelt waarom sommige mensenlevens er meer toe doen dan anderen – dan denken we aan Black Lives Matter – of waarom sommige genocides er meer toe doen dan anderen, en dan zie je dat daarbij zeer sterke aannames over natuur en maatschappij een rol spelen.

Ik denk dat bewegingen rond de teerzanden of de Keystone XL-pijplijn een goed voorbeeld vormen van het soort organiseren van sociale bewegingen dat nauw aansluit bij de redeneringen in het boek. Bewegingen die strijden voor gerechtigheid kunnen niet meer tevreden worden gesteld met een nieuwe inkomstendistributie, deels omdat het kapitalisme niet de surplus meer bezit die het voorheen had. Je ziet deze discussies vooral rondom energie, fracking, olie en extractieve projecten in Latijns Amerika. En natuurlijk zijn er in Latijns-Amerika veel inheemse groepen die überhaupt nooit in dit dualisme geloofd hebben. Die waren hun tijd altijd al vooruit.

Maar er zijn nog steeds te veel personen binnen links, vooral in Noord-Amerika, die de natuur zien als iets buiten ons, als een variabele, als een context, wat een compleet politiek dood eind zal blijken te zijn. Wij moeten de natuur binnen het kapitalisme brengen en het kapitalisme begrijpen binnen de natuur.”

Jason W. Moore en Kamil Ahsan

Jason W. Moore is een assistent professor in de sociologie bij de Binghamton Universiteit en coördinator van het World-Ecology Research Network. Hij schrijft veel over de geschiedenis van het kapitalisme in Europa, Latijns-Amerika en de Verenigde Staten, van de 16de eeuw tot aan het neo-liberale tijdperk. Op het moment werkt hij aan het afronden van “Ecologie en de opkomst van het kapitalisme, een ecologische geschiedenis van de opkomst van het kapitalisme”, voor de University of California Press.
Kamil Ashan is een freelance schrijver en PhD-kandidaat ontwikkelingsbiologie aan de Universiteit van Chicago.