Mag de cv een tikje hoger?

Het is weer grijs, er is geen zon te bekennen, gelukkig geen straffe oostenwind en ik hik tegen een huilbui aan. Gehuld in fleece onesie, badjas, sokken, sloffen en dekentjes, met een brok frustratie in mijn maag, wat de koudebeleving versterkt.

Waarom zit ik hier te vernikkelen? Om de gasjaarafrekening die in januari komt, de inflatie die de levensmiddelen in de winkelmanden doet afnemen en alles dat duurder werd en wordt, en dus ontoegankelijk is. Het is het idee, die dreiging die als een wolk boven mijn hoofd hangt, van het niet kunnen betalen van rekeningen waardoor ik nu een jaar in toenemende stilte leef.

De verkregen energietoeslag van 1.300 euro, het is nog maar te bezien hoeveel daarvan naar de energiewoekeraars gaat en ja, die toeslag komt er ook weer in 2023, maar dan nog. Een bijstandsuitkering blijft te laag, ook met die bejubelde lachwekkende verhoging van tien procent, en het is voor het eerst in jaren dat ik erom wil janken.

Ik verstil en neem minder ruimte in, draai zelden meer hardop muziek, laat staan dat ik het maak. Ik lees meer om het lezen zelf, ter afleiding; dito voor documentaires of series en films. Ik kook omdat het goed is om te eten; snijd, hak, kneed, meng en kruid fraaie vegan structuren, maar het smaakt me niet altijd meer. Af en toe een rode wijn, ben gek op wijn, drink een goed glas in een mooi glas, en weet dat ik ervan mag genieten.

Mijn financiële buffer is op orde, maar ben zo bang voor onvoorziene kosten dat ik niet aanschaf wat ik nu eigenlijk nodig heb. Want wat als die buffer op is? Dan moet ik bij de gemeente bijzondere bijstand gaan vragen; die papiermolen in, die wurgende bureaucratie, de confrontatie met almachtige pennenlikkers, non merci.

Heb niet zoveel meer te melden, mijd vaker politieke discussies waardoor ik “mild” schijn of “wijsheid komt met de jaren”; hoor mezelf praten, en voel hoe onwaarachtig ik klink; mijn stem is als ruis en over een tijd ben ik slechts een echo van de mens en vrouw die ik was.

Het is ook voor het eerst dat ik in het koude ochtenddonker denk: “ach, ben een ouder wordende baanloze, als ik nu omval, who cares, I don’t.” En daar schrik ik van, dat ik mezelf de moeite niet meer zou vinden. Ja, zou het klote vinden voor mijn kinderen, ervaar net zelf hoe het is om een ouder te verliezen; grillige rouw, pijn en dan weer zoet verdriet. “Maar ik kan zonder vader leven, dus zij ook zonder mij”, wat een verschrikkelijke redenatie is.

Denk aan de verdomde armoedepolitiek en bovenal het welhaast complete gebrek aan solidariteit – “nee, niet de middenklasse!”, waar blijft de strijdende middenklasse die ook kopje onder gaat? -, aan georganiseerde solidariteit, aan concrete gezamenlijke strijd. En dat maakt me, voor het eerst in jaren, een zondag lang moedeloos.

Ik acht mezelf ook minder capabel; voel mij niet meer zo op mijn gemak bij mensen (vooral witte linkse mannen) met een hogere opleiding. Denk nu vaker dat ik academische teksten niet kan lezen, zal het wel niet vatten; hoe kwam ik er ooit bij dat die boeken, essays, pamfletten ook mij (en anderen in mijn positie) aangaan? Krijg bijna geen letter meer op papier: hoe heb ik ooit kunnen denken dat ik kan schrijven, laat staan iets zinnigs kan formuleren of een punt kan maken. Hoe heb ik kunnen denken dat wat ik schrijf, leesbaar is, en niet enkel in stilte kaatst.

Vandaag voel ik me zo nietig, onbeduidend, zo niemand; hebben stigmatisering, materiële armoede en meer van die shit vat op mijn brein. En ik haat het. Haat mijzelf niet, maar haat wel dat ik toelaat dat ik denk dat ik bijna geloof dat ik klein en disposable geworden ben.

Ik draai de thermostaat naar 17 graden.

Puk Pent