Medardo de Marchena: gevaar voor de witte koloniale elite op Curaçao

In 1929 publiceerde Pedro Pablo Medardo de Marchena (1899-1968) een schotschrift waarin hij in felle bewoording uithaalde naar het koloniale bestuur, de rooms-katholieke missie en het internationale kapitaal op Curaçao. De Marchena hekelde het racisme en de hypocrisie van de witte elite op het eiland en de uitbuiting van de Afro-Curaçaose bevolking. Hij schreef het pamflet in het Papiaments. Onder de titel “Onwetendheid of De vorming van een volk” is het onlangs voor het eerst in een Nederlandse vertaling verschenen, voorzien van een uitgebreide inleiding door Aart G. Broek.

De Marchena was de buitenechtelijke zoon van de Afro-Curaçaose vrouw Anna Delphina Wiel en de Joodse man Abraham de Benjamin de Marchena. Hij werd op 29 juni 1899 geboren in het stadsdistrict Willemstad op Curaçao. In 1919 bezocht Medardo de Marchena New York. Het is aannemelijk dat hij in Harlem kennis nam van het kritische gedachtegoed van de Afro-Caribische activist Marcus Garvey, die na zijn verhuizing in 1916 naar de Verenigde Staten zeer actief werd in de strijd voor gelijke burgerrechten voor Afro-Amerikanen. Vanuit Harlem probeerde hij de zwarte bevolking in de VS en daarbuiten te verenigen en op te wekken tot verzet tegen racistische uitsluiting en uitbuiting. Volgens hem zou de Afro-Amerikaanse bevolking moeten terugkeren naar het continent waar die oorspronkelijk vandaan kwam. Garvey wist veel tijdgenoten te inspireren, onder wie Anton de Kom, auteur van “Wij slaven van Suriname”, en ook latere activisten als Martin Luther King en Malcolm X.

Shell

De Marchena schreef niet alleen het nu eindelijk in het Nederlands vertaalde pamflet “Ignorancia ó Educando un pueblo”, maar ook het in 1934 verschenen schotschrift “Muher i bida moderna” (“De vrouw en het moderne leven”), waarin hij de ondergeschikte positie van vrouwen bekritiseerde. Daarnaast publiceerde hij artikelen in de krant De Onpartijdige. In zijn geschriften nam hij niet alleen de rooms-katholieke missie en het koloniale bestuur op de korrel, maar ook de macht van de Nederlandse Curaçaosche Petroleum Industrie Maatschappij (CPIM), de olieraffinaderij die in 1959 werd hernoemd tot Shell. In zijn artikel “Entre pueblo i gobiernu” (“Tussen volk en regering”), dat in 1933 in De Onpartijdige verscheen, schreef De Marchena: “Welk volk met een vrijheidsbeginsel kan dulden dat een maatschappij (CPIM) die belastingvrij is, de arbeiders een miserabel loon betaalt en haar olie tegen hoogste prijzen blijft verkopen?”.

Hij bleek met zijn kritiek op multinationals als Shell een vooruitziende blik te hebben. In 1942 werd een staking van 400 Chinese zeelieden van de CPIM met bruut staatsgeweld gebroken, met tientallen gewonden en minstens 15 doden tot gevolg. Onlangs, 80 jaar later, zijn deze “aprilmoorden” op Curaçao herdacht. En in 1969 leidde een staking van arbeiders van de Shell-olieraffinaderij zelfs tot een heuse volksopstand, “Trinta di mei”, uit verzet tegen de uitbuiting, uitsluiting en achterstelling van de Afro-Curaçaose bevolking, waar De Marchena zo’n 40 jaar eerder al tegen had geageerd in zijn geschriften.

Inlichtingendienst

Die Papiamentstalige publicaties bereikten meer Afro-Curaçaose mensen dan de elite van koloniaal bestuur, kapitalisten en rooms-katholieke kerk lief was. In een notitie aan de minister van Koloniën merkte gouverneur Van Slobbe op dat blijkt “dat een deel der gekleurde bevolking zeer gevoelig is wat betreft de positie die het inneemt. Vooral onder de jongeren is een geest van zelfbewustheid vaardig. Onverantwoordelijke elementen, die onrijpe denkbeelden betreffende rassenvraagstukken en sociale verhoudingen bezitten, trachtten bij voorkomende gelegenheden vat op de massa te krijgen.” Een van die “elementen” was De Marchena. In 1933 werd door de koloniale bestuurders serieus overwogen om hem strafrechtelijk te vervolgen. Hij moest monddood worden gemaakt en onschadelijk worden gemaakt. Maar van vervolging werd uiteindelijk afgezien, omdat de kans van slagen “zeer gering geacht moet worden”, aldus de procureur-generaal aan de gouverneur. Jarenlang werd De Marchena in de gaten gehouden door de inlichtingendienst.

In 1940, toen de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken, zagen de bestuurders een tweede kans om De Marchena te kunnen opbergen en te kunnen uitschakelen. Evenals tientallen anderen op het eiland werd hij van zijn bed gelicht en opgepakt. Niet omdat hij nazi-sympathieën of de verkeerde (lees: Duitse of Oostenrijkse) nationaliteit zou hebben, maar omdat hij een verondersteld staatsgevaarlijk gedachtegoed had uitgedragen. Na enkele maanden in het Huis van Bewaring op Curaçao te zijn opgesloten, bracht hij de daarop volgende oorlogsjaren door in een interneringskamp op Bonaire.

De procureur-generaal had graag gezien dat De Marchena als psychiatrisch patiënt voorgoed gevangen gehouden had kunnen worden. Maar dat lukte niet, want de psychiater verklaarde dat hij wel “zenuwachtig” was, maar niet “zenuwziek”. Daarbij bediende de zielenknijper zich van de in die tijd gangbare racistische stereotyperingen: “Waarschijnlijk is het een deel van zijn geestelijk Joods erfdeel dat hem zijn grotere intelligentie én zijn grotere nerveusheid heeft gegeven. Zijn gekleurd zijn met bijkomende gevoelens van minderwaardigheid hebben De Marchena zijn gehele leven dwars gezeten. Zijn verzet tegen alles is hier de uiting van.” Het veronderstelde gevaar dat De Marchena voor rust en algemene veiligheid zou kunnen zijn, hield hem achter de hekken van het interneringskamp. Pas op 7 november 1945, dus ruim na het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd hij in vrijheid gesteld.

Meneer pastoor

Het was in koloniale kringen geenszins ongebruikelijk om anti-koloniale dwarsliggers de mond te snoeren door hen “krankzinnig” te laten verklaren en hen op te sluiten in een “krankzinnigengesticht”. Dat toont het leven en de strijd van de Surinaamse activist Louis Doedel (1905-1980) aan. Doedel kwam vanuit Suriname naar Curaçao en kreeg een baan bij de overheid. In een artikel liet hij zich scherp uit over het Nederlandse bestuur. Daarop werd hij ontslagen en op de boot gezet terug naar Suriname. Daar ontwikkelde hij zich tot een ondersteuner van baanlozen, onderbetaalde arbeiders en uitgebuite landbouwers. In 1937 werd hij “ter observatie” opgenomen in de Surinaamse inrichting Wolfenbuttel. Die zou hij pas weer verlaten vlak voor zijn dood in 1980.

Wie het boeiende schotschrift “Onwetendheid of De vorming van een volk” doorneemt, die beseft maar al te goed hoezeer de radicale toon ervan de koloniale bestuurders, de kerkvertegenwoordigers en de kapitalisten moet hebben verontrust. Vooral “meneer pastoor” krijgt er in het pamflet enorm van langs. Die pastoors “gaan een voortdurend gevecht met je aan om naar de kerk te komen”, schrijft De Marchena. “De grootste boetedoening die ze je kunnen opleggen, is wanneer je kerkdiensten mist, want wanneer je geen trouwe kerkganger bent, groeit het gevaar dat je hun vijand wordt, terwijl je hen alleen maar van pas komt als je blind bent. Toen de stoomschepen, het elektrische licht en de automobiel werden uitgevonden, werden deze drie grootheden door de paus vervloekt, en nu, nu reizen ze eerste klas per schip, de kerken en parochiewoningen zijn goed elektrisch verlicht en dagelijks zie je ze in luxe auto’s heen en weer rijden. De aartsbisschop stelde dat wat niet door warmbloedige dieren werd voortbewogen als een zaak van de duivel moest worden beschouwd. Tegenwoordig genieten ze van duivelse zaken. Amen. Jij loutert je lijf in de zon om het brood van alledag te verdienen, wat nauwelijks toereikend is om ervan zondags nog centen in het schaaltje van de heilige Jozef te gooien of in dat om de kerk op te knappen of dat van armenhulp of voor een nieuw orgel. Ondertussen strekt meneer pastoor zich uit op zijn bed in een ruime kamer, een sigaar in zijn mond en de nodige keren loopt hij communiefeestje af of sjeest hij rond in een auto die hij voor een speciaal prijsje verkreeg.”

De Marchena is een van de vele anti-koloniale critici die vroeger onder het vloerkleed van het Nederlandse kolonialisme zijn geveegd en pas recentelijk de aandacht en waardering krijgen die ze verdienen. Hoe meer bekend wordt over hun leven en strijd, hoe duidelijker het wordt dat anti-koloniaal verzet tegen het Nederlandse kolonialisme zo oud is als dat kolonialisme zelf.

Staatsgevaarlijk in koloniaal Curaçao”, Medardo de Marchena en Aart G. Broek. Uitgeverij: In de Knipscheer, €17,50. ISBN: 9789493214514.

Harry Westerink