Noisejob: Een verschil in accent, maar vooral in respect

Post.
Post.
Na talloze mislukte sollicitaties, na zoveel afwijzingen wilde mijn reïntegratie-ambtenaar mijn kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Liever gezegd: ietsje minder piepklein maken. Ik mocht een cursus op het gebied van het digitaliseren van archieven gaan volgen waarmee ik later in een postkamer zou kunnen werken, als ik tenminste geluk had. In postkamers van bedrijven en instellingen wordt binnenkomende papieren post tegenwoordig digitaal verwerkt. En dat klusje zou ik dan misschien ooit eens kunnen gaan doen. De opleiding bleek in totaal te bestaan uit zeven “modules”. Met andere woorden: zeven onderdelen. “Module” was het eerste onnodig moeilijke en poeha-achtige woord dat ik mij, als gemigreerde vrouw, in het kader van de cursus eigen diende te maken.

Ik zou niet al die zeven modules kunnen volgen, want dan zou de gemeente te veel geld in mij moeten steken. Het budget zou daarvoor niet toereikend zijn. Maar mijn reïntegratie-ambtenaar probeerde me desondanks aan te moedigen om in elk geval een deel van de opleiding te gaan doen, wat ik wel kon waarderen. Door gebrek aan geld kon ik maar één module volgen en moest ik de andere zes simpelweg vergeten. Misschien zou de baas die mij later een droombaan zou bezorgen, op termijn de andere modules willen financieren. Maar om die droombaan te kunnen bemachtigen, zou ik eerst alle modules met succes hebben moeten afronden. Oftewel: in een cirkel rondlopen. In oerhollandse poldertaal: een kip of ei-probleem. Hoe dan ook, ook één module zou het waard zijn om opgenomen te worden in mijn cv, waarvan het belang in het algemeen zodanig wordt opgeklopt dat het welhaast sacrale proporties aanneemt. Voordat ik met mijn eerste en enige module begon, moest ik alvast maar in mijn cv zetten dat ik inmiddels al een opleiding had gedaan “richting MBO-4”, zo kreeg ik te horen. Met een leugentje diende ik mijn cv dus een beetje op te leuken.

Marktwerking

Op de eerste lesdag van mijn cursus ontmoette ik een paar oudere medeleerlingen, net iets jonger dan mijn moeder. Mijn klasgenoten bleken een mix van “autochtoon”-Nederlandse, Suriname en Antilliaanse mensen. Ze werkten bij de afdeling post van diverse overheidsinstellingen en waren in de gelegenheid om de hele opleiding te volgen, in tegenstelling tot mijn persoontje. Ik vond het opvallend dat de overheid nog zoveel geld investeerde in personeel dat over een paar jaar gepensioneerd zou zijn. Het instituut dat de opleiding verzorgde, had er vanzelfsprekend veel belang bij dat men tegenover de opdrachtgevers gunstig zou afsteken in vergelijking met concurrerende opleidingsinstituten. Men streefde dus naar een goed imago. Zo gaat dat nu eenmaal als je in de mallemolen van de kapitalistische marktwerking zit.

Het studiemateriaal van het instituut bleek zozeer te zijn opgesteld in abstracte en ingewikkelde taal dat zelfs “autochtone” leerlingen daarover hun ongenoegen uitten tegenover de docent. Die verklaarde dat dat te maken had met het “hoge niveau” van de cursus. Het maakte blijkbaar niet uit dat de cursisten er geen hout van snapten en de opleiding daardoor nogal contraproductief uitpakte, zolang het instituut maar kon schermen met nodeloos gecompliceerde lesstof. Dat zou het instituut “bijzonder” maken en onderscheiden van de concurrentie. Toen ik het eerste hoofdstuk van het studieboek had gelezen, kreeg ik het gevoel dat ik me aan het voorbereiden was op het voorzitterschap van de Tweede Kamer of dat ik binnenkort aangesteld zou worden als minister. Ik moest een heleboel bureaucratische en formalistische woorden tot me nemen. Ik besteedde extra tijd aan de lesstof om alles zo goed mogelijk te begrijpen. Ik las de tekst en maakte bij elke alinea aantekeningen in het Farsi. Dat vormde een nuttig hulpmiddel voor me. Steeds nadat ik de tekst met veel moeite had vertaald, bleek de inhoud zo simpel te zijn dat het verbazingwekkend en ook ergerlijk was dat men het zo moeilijk had gemaakt.

Dialect

Ik deed erg mijn best, maar slaagde er niet in om het examen te halen. Dat vond ik jammer. Mijn reïntegratie-ambtenaar maakte een afspraak met de docent om samen met mij te praten over wat er was mis gegaan. Hij moest ten opzichte van zijn baas bij de gemeente verantwoording afleggen en wilde daarom graag weten waar de kink in de kabel zat. Toen we met z’n drieën bij elkaar zaten, stak mijn docent meteen van wal.
– “Jij hebt je opleiding niet gehaald, omdat je je er niet enthousiast over toonde. Je was altijd lui. Ik verwachtte als docent dat er meer van jouw kant zou komen, maar dat kwam niet.”
– “Ik ben één dag ziek geweest, maar verder heb ik de les steeds gevolgd en ook steeds mijn huiswerk gedaan.”
– “Jouw Nederlandse taal is niet goed. Ik zag dat je in het studieboek de tekst in je eigen taal aan het vertalen was. Je maakte ook andere aantekeningen in je eigen taal.”

Ik was helemaal uit het veld geslagen van wat ik hoorde. Ik dacht: “Maar wat is er mis mee als ik woorden die ik niet begrijp, probeer te vertalen in het Farsi?” De docent vervolgde zijn tirade.
– “Als je in Nederland woont en als je in deze maatschappij een baan wilt vinden, dan moet je de taal goed beheersen.”
– “Ja meneer, maar ik praat nu toch Nederlands met u.”
– “Ja, maar je spreekt met een accent. Als je in Nederland een baan wilt vinden, dan moet je helder en foutloos met je collega’s kunnen praten. Ze moeten je begrijpen, anders is er een communicatieprobleem en dan ben je niet geschikt voor dat werk.”
– “Ja meneer, maar als mijn Nederlandse taal perfect was en als ik de universitaire opleiding die ik in Iran heb gedaan, in dit land kon gebruiken, waarom zou ik dan deze cursus volgen? Ik zou dan immers de manager van een heel bedrijf kunnen zijn en niet een eenvoudige medewerker van de postkamer die brieven mag voorzien van een stempel.”

Langzamerhand begon ik boos te worden. Ik begreep niet waarom de docent zo denigrerend met mij omging. Ik werd behandeld als een kind dat bij twee volwassenen zit. Ik moest wachten op mijn straf. Het was blijkbaar mijn schuld dat ik een accent had, dat ik woorden in het Farsi vertaalde en dat ik ook nog eens werkloos was. Ik werd geacht om boete te doen en door het stof te kruipen. De docent wist van geen ophouden.
– “Je moet proberen om niet langer meer met een accent te praten. Gewoon goed concentreren op wat je zegt en hoe je het zegt.”
Hij kreeg een idee en begon bij voorbaat al te lachen.
– “Zeg maar ‘huur’.”
Mijn wangen kleurden rood. Ik begreep dat hij mij belachelijk aan het maken was. Hij wilde me kwetsen.
– “Zeg maar gewoon ‘huur’, zeg maar gewoon ‘huur’.”
Hij bleef doorlachen.
– “Kijk, dat bedoel ik: dat kun je gewoon niet zeggen.”
– “Ik kan mijn accent niet zo gemakkelijk verbeteren. Bovendien, als u naar mijn land gaat en mijn moedertaal probeert te spreken, dan gaat u dat ook niet goed lukken. Het is logisch dat ik sommige woorden niet goed kan uitspreken. Sommige lettergrepen in het Nederlands zijn echt moeilijk, ongeacht hoe lang je al in het nieuwe land woont. Er zijn trouwens in Nederland genoeg dialecten die zelfs voor andere Nederlanders moeilijk te begrijpen zijn, zoals het Limburgs. Het Fries is zelfs een aparte taal. Tv-programma’s geven soms een ondertiteling bij een Nederlandse spreker uit bijvoorbeeld Groningen of Drenthe.”
– “Ja, maar als je hier een baan wilt krijgen, dan moet je je accent verbeteren. Omdat ik je slim vind, geef ik je nog een herkansing om je cursus te kunnen halen.”

Huurtoeslag

Ik bleef sprakeloos achter. Ik wilde wegrennen van deze kwelling, deze geestelijke marteling. Toen ik buiten kwam, moest ik nadenken. Lange tijd dacht ik dat ik geen baan zou vinden omdat ik het Nederlands onvoldoende sprak en begreep. Maar nu kreeg ik te horen dat ik een ander probleem zou hebben: mijn accent. Dat accent verschilde flink van de manier waarop de docent Nederlands sprak. Daar stond tegenover dat mijn idee van respectvol met elkaar omgaan nogal verschilde van de manier waarop hij zich naar mij toe had gedragen. Hoe lang zou het kunnen duren voordat ik geen accent meer zou hebben? Wanneer zou ik vloeiend en zorgeloos het woord “huur” kunnen uitspreken? Het laten verdwijnen van mijn accent zou veel tijd gaan kosten, dat wist ik zeker. Daar zou ik zeker mijn hele verdere leven mee bezig blijven.

Ik kon daarom die droombaan in de postkamer beter maar vergeten. Anderen moesten de brieven maar openen en voorzien van een stempel. Ik was daar immers niet geschikt voor. Want als ik post in mijn handen zou krijgen over de huurtoeslag van de Belastingdienst, dan zouden de brieven hun oren spitsen en mijn verschrikkelijke accent horen. Dan zouden de brieven niet meer op de plek terechtkomen waar ze thuishoren, maar worden doorgezonden naar het redlight-district in Amsterdam. En dan zou het in de prostitutiesector nog drukker worden dan gebruikelijk, want mannen van alle soorten en maten zouden dan ineens subsidie van de overheid hebben gekregen om hun lusten te kunnen botvieren op de lichamen van vrouwen met en zonder verblijfsrecht, vrouwen van wie een flink deel het slachtoffer is van mensenhandel.

Lili Irani