Overdenkingen over de antisemitische inhoud in Öcalan’s “De sociologie van vrijheid”

Het hierna volgende reflectiestuk geeft de mening van de ondertekenaars weer en is niet goedgekeurd door het Instituut voor Sociale Ecologie als organisatie.

Wij zijn een groep linkse docenten, wetenschappers en activisten die de door Koerden geleide bevrijdingsstrijd in Rojava en daarbuiten steunen. Wij schrijven in een geest van solidariteit om het bewustzijn te verhogen over de voortdurende circulatie van antisemitische woorden en daden in linkse bewegingen. In de hoop voorlichting te kunnen geven over antisemitisme, presenteren we hier een kritiek op de antisemitische stijlfiguren die centraal staan in twee hoofdstukken van het onlangs gepubliceerde boek “The Sociology of Freedom” van Abdullah Öcalan (PM Press, 2020). We erkennen dat onze Koerdische kameraden onder voortdurende existentiële dreiging staan, en we hebben geworsteld met de implicaties van commentaar op dit onderwerp. Maar deze ideeën werden onder onze aandacht gebracht door verwarde en gekwetste studenten en medestanders, en we kunnen niet zwijgen over antisemitische ideeën. Door de dialoog te stimuleren met kameraden die zich bezighouden met het werk van Öcalan, proberen we internationaal links te helpen om gevallen van antisemitisme beter te herkennen, te begrijpen en te bestrijden.

Abdullah Öcalan is de centrale denker en leider van de Koerdische bevrijdingsbeweging – een inspirerende beweging voor directe democratie – en zijn geschriften spelen een sleutelrol in de groeiende internationale beweging die zijn filosofie tracht te begrijpen en toe te passen. Daarom waren we verbaasd en teleurgesteld dat we in “De sociologie van vrijheid” oude antisemitische gemeenplaatsen en samenzweringstheorieën aantroffen die een vertekend beeld geven van de Joodse geschiedenissen en culturen door de millennia heen. In het bijzonder postuleert de tekst het bestaan van een “Joodse ideologie” waarmee Joodse mensen bijzondere economische, culturele en politieke macht uitoefenen – een probleem dat Öcalan omschrijft als “de Joodse Kwestie” (222, 237). Zelfs wanneer Öcalan waarderende en bewonderende opmerkingen maakt over vermeende Joodse prestaties vervalt hij herhaaldelijk in onbedoelde maar bekende antisemitische patronen.

Wij concentreren ons op hoofdstuk 4, “De kwestie van vrijheid”, en hoofdstuk 8, “Democratische moderniteit versus kapitalistische moderniteit”. Het boek in zijn geheel bevat echter nog veel meer verwijzingen naar Joden. In het deel “Joodse ideologie, kapitalisme en moderniteit” (221-238; hierna: “Joodse ideologie”) van hoofdstuk 8 gaat Öcalan uitvoerig in op de centrale rol die de Joden volgens hem spelen in het kapitalisme en de natiestaat. Daarbij laat hij vijf klassieke antisemitische stereotypen herleven.

Troop 1: Joodse macht

Antisemitische theorieën promoten het idee dat Joodse mensen culturele, religieuze, financiële, juridische en politieke macht bezitten die niet in verhouding staat tot hun aantal. Öcalan’s tekst suggereert dat wereldwijd en door de eeuwen heen Joodse individuen hebben samengewerkt met andere Joden om hun vermeende speciale relatie met geld te gebruiken om macht te vergaren. Joden zouden hun politieke invloed coördineren en uitbreiden, gebruikmakend van hun vermeende intellectuele capaciteiten om culturele gebieden te domineren, waaronder wetenschap, onderwijs, filosofie en media. Volgens Öcalan heeft “de Joodse macht van het denken een hegemoniale kwaliteit” (133).

Op verschillende plaatsen benadrukt Öcalan de religieuze notie van Joden als het “uitverkoren volk”, waarbij hij het omschrijft als een “concept van superioriteit” (229). Hij suggereert dat joodse gevoelens van superioriteit tot de Holocaust hebben geleid en “nieuwe Hitlers” zullen blijven voortbrengen (29). Joden zouden duidelijk schuld hebben aan hun eigen genocide; aangezien de “Joodse ideologie” verantwoordelijk was voor de opkomst van de natiestaat heeft zij “uiteindelijk de dader van de genocide op haar eigen volk geschapen” (228). “Joodse accumulators van kapitaal,” beweert hij een pagina later, “legden objectief de basis voor de genocide die de Joodse gemeenschappen zou treffen” (229).

Voor Öcalan verschijnt deze vermeende Joodse macht als een tweezijdige munt. Aan de ene kant hebben de Joden hun macht gebruikt om natiestaten, nationalistische agenda’s en kapitalistische monopolies te creëren. Aan de andere kant hebben Joden hun macht ook gebruikt om verzetsbewegingen te creëren en te orkestreren. De lange strijd voor “democratische moderniteit” kan alleen slagen als Joden hun wegen veranderen. De slotpassage van “Joodse ideologie” luidt:

“Ik zou dit thema willen afsluiten door iets te herhalen wat Karl Marx zei: ‘Als het proletariaat zichzelf wil bevrijden, moet het te werk gaan in de wetenschap dat dit niet mogelijk is zonder de wereld te bevrijden.’ Ik zeg dat als het Jodendom zichzelf wil bevrijden, het moet begrijpen dat het daartoe noodzakelijkerwijs de wereld moet bevrijden, en daartoe zijn strategische ideologische en materiële middelen moet aanwenden, waartoe bovenal de democratische moderniteit behoort” (238).

Öcalan vergelijkt de Joden, een miniem deel van de wereldbevolking, met de miljarden individuen die het wereldproletariaat vormen. Het lot van de mensheid berust op de een of andere manier op machtige Joden die de juiste weg kiezen.

Troop 2: Joods geld

“Joodse Ideologie” zet Joden neer als mensen die door de geschiedenis heen overleven door het domineren van financiële domeinen die afwisselend worden omschreven als “handel”, “kooplieden”, “markten”, “bankwezen”, “wereldeconomie”, “grondstoffen”, “financieel kapitaal” en “monopolies”. Hij schrijft:

“Als ik aan de stam van de Hebreeërs denk, komen er altijd twee kenmerken en overlevingsstrategieën in me op. De eerste is een speciale relatie tot het verdienen van geld. Joden streefden op bepaalde momenten naar financiële invloed en bereikten op sommige momenten wereldwijde suprematie […] Er is geen andere stam die zo rijk en vrij is als de Hebreeërs.” (28)

In “Joodse ideologie” komt Öcalan voortdurend terug op “hoe de relatie van de Joden tot het geld zich ontwikkelde, hoe zij het tot een materiële kracht maakten die gelijk was aan hun immateriële invloed” (223), waarbij hij herhaaldelijk de vermeende centrale rol van Joods geld bij het ontstaan van het kapitalisme benadrukt. Hij beschouwt deze dominantie als vanzelfsprekend en vraagt: “Hoe kunnen we dan de leidende rol van het Joodse monopolistische kapitaal in zowel het commerciële als het industriële kapitalisme in de moderne tijd licht opvatten en nalaten die te benadrukken?” (231)

Troop 3: Joden en de staat

In antisemitische beweringen worden Joden vaak afgeschilderd als een geheim genootschap dat de staatsmacht vanuit verborgen plaatsen controleert. “De sociologie van de vrijheid” gaat verder en beweert dat Joden niet alleen de natiestaat controleren, maar hem in feite hebben gecreëerd: “Om het duidelijk te stellen: het natie-statisme komt voort uit de Hebreeuwse tribale ideologie, die in gewijzigde en aangepaste vorm is overgenomen door alle andere volkeren en naties” (228). Niet alleen de moderne staat Israël komt voort uit de “Hebreeuwse stammenideologie”, maar de “kern van elke natiestaat is van zionistische aard” (228).

Öcalan beweert dat de Joden de natiestaat “meesterlijk hebben ontwikkeld” door deze van zijn “embryonale staat” in “het tijdperk van de stammen” te verplaatsen naar het moderne tijdperk van “verval”. “Het jodendom brengt de kapitalistische aard van de moderniteit aan het licht. Het concretiseert en fixeert de moderniteit als de natie-staat, die de unie vormt van handel, financiën, industrie, en machtsmonopolies” (231).

Troop 4: Essentialisering van Joden

Öcalan’s tekst gebruikt een grote verscheidenheid aan termen voor Joodse mensen door elkaar, waardoor Joden in feite worden afgeschilderd als een enkelvoudige en eeuwige entiteit. Afgezien van een enkele vermelding van Asjkenazische en Sefardische Joden, verwijst het boek naar het Joodse volk in algemene en essentialistische termen als “de Joden”, “het Jodendom”, “de Hebreeërs”, enzovoorts. Joodse mensen verschijnen tegelijkertijd als een “stam”, “religie” en “natie”. Diverse Joodse geschiedenissen, culturen, religies, etniciteiten en nationaliteiten worden gereduceerd tot een a-historische en verenigde essentie. Deze unieke en eeuwige “verenigde Jood” stond centraal in de antisemitische “Joodse kwestie” aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, waarin Joden werden gezien als een “volk zonder wortels” met een problematische plek in het westen.

Troop 5: De opmerkelijke Jood

Antisemitische theorieën leggen vaak de nadruk op Joodse bijdragen aan linkse bewegingen en aan intellectuele, politieke, wetenschappelijke en culturele inspanningen. Toch kan deze ogenschijnlijk positieve kijk, die soms “filosemitisme” wordt genoemd, worden gebruikt om antisemitische verhalen objectief en evenwichtig te doen lijken. Hoe kan een tekst als antisemitisch worden beschouwd als hij positieve beweringen doet over Joodse mensen? Historisch gezien bestaan antisemitische retoriek en werkelijk positieve overtuigingen vaak naast elkaar. Öcalan merkt op:

“Het zou ontoereikend en verkeerd zijn het Jodendom alleen te zien in relatie tot kapitalisme, moderniteit en de natiestaat. Het heeft ook een sterke invloed uitgeoefend op de democratische moderniteit. Zelfs als deze invloed niet overeenkomt met die van de machtsgeoriënteerde, statistische vleugel (bijvoorbeeld het koninkrijk Juda en de staat Israël), is er altijd een sterke Joodse vleugel geweest van de democratische beschaving en de moderniteit” (237).

Overal in “Joodse ideologie” romantiseert Öcalan zulke opmerkelijke Joden, en beschrijft hen als bijna magische entiteiten zonder wie sociale bewegingen ondenkbaar zijn:

“Welke profetische beweging, welke broederschap en solidariteit van de armen, welke utopische, socialistische, anarchistische, feministische, of ecologische beweging is denkbaar zonder Joden? Evenzo zijn filosofische scholen, wetenschappelijke en artistieke bewegingen, en religieuze denominaties nauwelijks denkbaar zonder Joden. Hoever zou het socialisme zich hebben kunnen ontwikkelen tegen het kapitalisme, het internationalisme tegen het natie-statisme, het communalisme tegen het liberalisme, het feminisme tegen het sociaal seksisme, de ecologische economie tegen het industrialisme, het laïcisme tegen het religiosisme, of het relativisme tegen het universalisme, zonder joden?” (237).

Aan de oppervlakte lijkt Öcalans herhaalde bewering dat Joodse mensen noodzakelijk zijn voor de toekomst van sociale bewegingen grootmoedig. Maar die bewering heeft ook een gevaarlijke keerzijde. Als Joden de macht hebben om bevrijdingsbewegingen te creëren en te vernietigen, suggereert dit dat het lot van de “democratische beschaving” en zelfs de mensheid zelf in hun handen ligt.

Conclusies en verdere dialoog

Samenzweringstheorieën en verzonnen verhalen die Joodse mensen of welke culturele groep dan ook de schuld geven van wereldwijde problemen ondermijnen de strijd van links om een humane en ecologische wereld te scheppen. Als Joden worden gezien als bezitters van de macht om de geschiedenis te beheersen, dan kunnen zij gemakkelijk de schuld krijgen van allerlei problemen, echte of verzonnen. Door het herhalen van onjuiste theorieën over Joodse macht, compromitteren deze hoofdstukken van “De sociologie van vrijheid” de positie van Joodse kameraden in onze bewegingen en ondermijnen zij de veiligheid van Joodse mensen overal. De antisemitische stellingen in Öcalan’s boek zijn potentieel schadelijk en gevaarlijk.

Wij bevestigen onze steun aan Öcalan’s geschriften die de democratische moderniteit promoten als een alternatief waarin mensen leven volgens de principes van directe democratie, ecologie en feminisme. Wij bevestigen ook onze steun voor de Koerdische bevrijding in de praktijk. Tegelijkertijd vragen wij in een geest van dialoog hoe linkse communities de antisemitische inhoud in het werk van Öcalan kunnen aanpakken – in plaats van die te negeren – terwijl zij ook zijn project van een egalitaire, ecologische en democratische moderniteit steunen en erop voortbouwen.

Wij willen dat Öcalan’s bevrijdende ideeën een brede en doeltreffende verspreiding krijgen. Op dit moment leidt dat echter tot de verspreiding van antisemitische veronderstellingen die Joden tot doelwit van geweld zouden kunnen maken. Linkse mensen over de hele wereld lezen “De sociologie van vrijheid” individueel en in studiegroepen. In deze context vormt de antisemitische inhoud van Öcalan’s werk zowel een probleem als een kans. Hoe kunnen we deze tekst gebruiken voor eerlijke discussies over hoe en waarom antisemitisme bestaat in onze bewegingen en hoe we het effectief kunnen bestrijden?

Hoewel de huidige omstandigheden van Öcalan’s gevangenschap directe communicatie verhinderen, hebben personen die in nauwer contact staan belangstelling getoond om onze zorgen aan hem voor te leggen, en daar zijn we dankbaar voor. Onze hoop is dat kritische aandacht voor de antisemitische boodschappen die in dit werk herhaald worden, op lange termijn zal bijdragen tot het versterken en verdiepen van de wederzijdse dialoog en het van elkaar leren tussen bewegingen. Wij erkennen dat ons eigen begrip van de Koerdische geschiedenis beperkt is, en wij hopen meer te leren door een voortdurend proces van respectvolle en kritische discussie. We vragen ook om zorgvuldiger na te denken over de verantwoordelijkheden die gepaard gaan met het publiceren van een problematische en tegenstrijdige tekst.

Ons voornaamste publiek zijn de vele Engelssprekende lezers van “De sociologie van vrijheid”. Wij presenteren het bovenstaande als een hulpmiddel om feitelijke fouten te corrigeren en om elke lezing van het boek aan te vullen. Kritische dialoog is altijd een uitdaging, maar onze gedeelde principes van universele solidariteit, anti-kapitalisme en anti-statisme zullen er des te vitaler door worden.

Getekend door Saladdin Ahmed, Alan Goodman, Manuel O’Neill, Sina Arnold, Chaia Heller, Peter Staudenmaier, Eleanor Finley, Steve Henderson, Blair Taylor, Grace Gershuny, Mason Herson-Hord, Brian Tokar, Phil Goldman en Katie Horvath.

(Dit is een vertaling van het artikel “Reflections on the Antisemitic Content in Öcalan’s The Sociology of Freedom” dat onlangs verscheen op de website van het Institute for Social Ecology.)