Overheidsonderzoek stigmatiseert Somaliërs als “nieuwe Marokkaantjes”

Boevenpand

Het is helaas al jaren normaal om groepen “allochtonen” maatschappelijk apart te zetten en tot probleem te maken. Na de Marokkanen lijken de laatste tijd ook de Somaliërs aan de beurt te komen. In 2009 stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat de integratie van Somaliërs “het meest zorgelijk is”.

Het “enige lichtpunt” daarbij zou zijn dat het gaat om een ”relatief kleine” groep, zo brandmerkte de SCP een groep van 22 duizend mensen. Trots Op Nederland-leider Rita Verdonk was er als de kippen bij om in een motie te pleiten voor “speciaal probleemgericht beleid”. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer deed braaf wat de rechts-populiste verlangde en liet door Regioplan onderzoek verrichten naar “de nieuwe Marokkaantjes”, zoals de Somaliërs steeds meer worden aangeduid. Zo wordt de racistische beeldvorming over de ene groep ingezet om daarmee een andere groep te stigmatiseren.

De Somaliërs zijn volgens de Regioplan-onderzoekers “opgegroeid in een anarchistisch land” en kunnen “daardoor moeilijk onderscheid maken tussen ‘goed’ en ‘fout’ gedrag”.Maar “anarchistische landen” bestaan niet. En het is lariekoek om een rechtstreekse koppeling te leggen tussen iemands persoonlijke moraal en zijn land van herkomst. Impliciet zeggen de onderzoekers dat de inwoners van “de democratische rechtsstaat” Nederland stuk voor stuk op een hoger moreel niveau staan dan de gemiddelde Somaliër. Onderzoek naar bepaalde groepen “allochtonen” komen bedoeld of onbedoeld steeds weer neer op de conclusie dat “zij” nog niet zo ver zijn als “wij”, “de autochtonen”. “Zij” zouden nog moeten integreren. “Zij” zouden nog een heleboel moeten leren van “ons”, de dragers van de veronderstelde superieure westerse cultuur.

Wie anderen wil controleren, disciplineren en beheersen, heeft er belang bij om hen voortdurend te bespioneren, en informatie over hen af te tappen, te registreren en te verzamelen. Onderzoek naar “allochtonen” komt tegemoet aan de behoefte van de staat naar inspectie en informatie. Kennis is macht, en dat soort macht is nodig om “allochtonen” eronder te houden en te drillen tot brave modelburgers. Zo moet ook het  toenemende onderzoek naar Somaliërs worden opgevat. Het is opvallend hoezeer registratie op basis van etniciteit in de hele samenleving is toegenomen, en hoe ook de onderzoekers naar Somaliërs daarvan gebruik kunnen maken. Er vindt geen vergelijkbare registratie en onderzoek plaats naar de bekende probleemgroep van witte, rijke, machtige en oudere mannen die de economische crisis hebben veroorzaakt en miljoenen mensen wereldwijd in het verderf hebben gestort. Maar registratie en onderzoek naar zwarte, arme en machteloze bevolkingsgroepen gebeurt wel aan de lopende band. De machthebbers kijken naar de machtelozen zonder zelf bekeken te kunnen worden.

Harry Westerink