Racisme aan de Technische Universiteit Eindhoven

“Er was een groepslid dat publiekelijk probeerde mijn leven tot een hel te maken met zijn voortdurende grappen over dat ik zwart was. Hij zou bijvoorbeeld zeggen dat hij me niet kon zien, omdat de lichten niet aan waren. Iedereen vond het grappig. Ik moet toegeven dat ik in het begin gewoon met mijn ogen rolde of ongemakkelijk lachte en er gewoon niets van zei. Ik wilde geen problemen veroorzaken of ‘gevoelig’ lijken omdat ik in een totaal andere cultuur zat.” Maar op een dag had ze er genoeg van en zei ze in het openbaar precies wat ze van het groepslid en zijn grappen vond. “Mij werd bijvoorbeeld ook publiekelijk gevraagd: ‘Hoe ben je gepromoveerd? Ik wist niet dat er scholen in het getto waren’. Dit vond allemaal plaats in de openbaarheid en iedereen lachte, waardoor ik begreep dat racisme gewoon deel uitmaakte van de universitaire en maatschappelijke culturen en dat niemand daar iets mis mee vond. Tijdens een bepaalde periode noemde deze groepsgenoot me ook ‘Blackie’. Ik reageerde daar nooit op. Zelfs op een conferentie deed hij dat: ‘Hey, Blackie, we gaan lunchen’.” Er waren volgens Prince anderen bij aanwezig, maar die zeiden geen woord. De onderliggende dynamiek die in de groep was gecreëerd door de hoogleraar die Prince in de rol van “het sukkeltje van de groep” had geplaatst, maakte het er niet beter op. Prince: “De groepsgenoot vroeg zelfs wat de kleur van mijn geslachtsdeel was. ‘Ik vroeg me altijd al af hoe een zwart kutje eruitziet’.” “Op een dag zei hij weer ‘Blackie’ tegen me. Ik zei tegen hem: ‘Je mag me alleen maar dr. Prince noemen, zelfs niet meer bij mijn voornaam’.”

Bridget Alcione Spoor en Han Konings in “Aanpak machtsmisbruik, intimidatie en racisme niet adequaat genoeg”(Cursor.tue.nl)