Racisme in de (geboorte)zorg: “Ben jij niet alleen voor de buitenlanders, dan?”

Pia Sophia.

Racisme in de (geboorte)zorg is iets dat vaak onder het tapijt wordt geschoven. Wetenschappelijke onderzoeken en statistieken hierover vinden is daarom erg lastig. Vandaar dit artikel over een deel van mijn ervaringen in de afgelopen zeven jaar als verloskundige (in opleiding).

In het eerste ziekenhuis waar ik stage liep, bevielen op één dag twee vrouwen van wie geen bloedbeeld bekend was, het was van beide vrouwen onbekend of zij onder andere hiv- of hepatitispositief testten. Beiden waren asymptomatisch, oogden gezond en bevielen voorspoedig. Een van hen was wit Amerikaans, de ander zwart Nederlands. Waar bij de zwarte vrouw een arsenaal aan beschermingsmiddelen uit de kast werd getrokken, werd er bij de witte vrouw lacherig gedaan en werd er geen extra bescherming aangedaan. Ik kreeg een golf van haar vruchtwater in mijn gezicht. Op de vraag of ik me niet moest laten testen, kreeg ik het volgende antwoord: “Nee jôh, ze heeft vast niks. Wees maar blij dat het niet bij die andere gebeurde.”

In datzelfde ziekenhuis bevielen op een andere dag opnieuw twee vrouwen, opnieuw een witte vrouw en een zwarte vrouw (die bovendien het Nederlands niet machtig was). De witte vrouw wilde graag een keizersnede op eigen verzoek. Zij en haar baby verkeerden in goede klinische gezondheid, maar de ontsluiting verliep traag. De ongeboren baby van de zwarte vrouw was duidelijk in nood. Er was maar 1 OK vrij. De artsen bedachten dat het beter was om de zwarte vrouw te laten wachten, “want zij begreep het toch allemaal niet”, en de witte vrouw had immers haar wens duidelijk uitgesproken. De witte vrouw kreeg haar keizersnede, terwijl het voor de baby van de zwarte vrouw een race tegen de klok was. Gelukkig werden beide baby’s gezond geboren.

Een vrouw van kleur (niet zwart) beviel in haar eentje, in een ander ziekenhuis waar ik stage liep. Ze sprak nog niet heel goed Nederlands en het was haar eerste kind. Zonder enige vorm van begeleiding of uitleg werd haar baby met grof geweld (het driedubbele aan het maximaal geadviseerde vacuümextracties) ter wereld gebracht. Ze schreeuwde van pijn en angst. Terwijl ik haar probeerde te troosten, werd haar toegebeten dat ze stil moest zijn, “want in Nederland gillen we niet zo wild tijdens de bevalling”. Dagenlang was het enige dat ze kon uitbrengen dat ze blij was dat ze nog leefde. Ze werd ontslagen uit het ziekenhuis voordat er ook maar enige nazorg aangeboden werd, “want ze kon toch geen Nederlands verstaan”.

Een Somalische vrouw kwam bij mij op spoedconsult, omdat er afwijkingen bij haar baby waren geconstateerd. Het was coronatijd en er mocht geen begeleider mee. Toch had ze iemand nodig om haar te steunen, bovendien had ze geen middelen om zelfstandig naar het ziekenhuis te komen. De regel in het ziekenhuis was dat er ruimte was voor uitzondering in bijzondere gevallen. Toch kreeg ik een uitbrander, omdat ik er niets van gezegd had dat ze een vriendin meegenomen had. “We kunnen geen uitzondering maken voor onze eigen mensen, dan ook niet voor anderen.” Haar baby komt waarschijnlijk te overlijden nog voordat het geboren wordt.

In hetzelfde ziekenhuis beviel een Eritrese vrouw van een gezonde dochter. Ze wachtten op een taxi vanuit het AZC toen een verpleegkundige van de aangrenzende afdeling er hoogte van kreeg dat ze bevallen was. “Er ligt een klein n******netje bij jullie op de afdeling, hè? Ik ga even spieken, hoor.” De verpleegkundige had niets te zoeken op haar kamer, maar wilde daar niets van weten. Ze werd midden in onze discussie gelukkig weg gebeld en de vrouw werd opgehaald voordat ze terugkwam. Toen ze dat hoorde, vroeg ze: “Ik hoop maar dat iemand dan ten minste foto’s voor me heeft gemaakt.”

Een Marokkaans stel zou van hun zevende kind komen bevallen in mijn dienst. De vrouw had olijfolie meegenomen en vroeg mij dit te gebruiken in plaats van de gebruikelijke medische gel, waar ze altijd last van kreeg. De verpleegkundige stond op het punt de olie weg te gooien, “want zo doen we dat hier niet in Nederland”. De vrouw was mij dankbaar dat ik haar olijfolie alsnog gebruikt had, maar de verpleegkundige weigerde nog de kamer op te komen zolang er geen nood was.

Twee Somalische vrouwen, vriendinnen, liepen weg na een spoedconsult. De assistente aan de balie zag mij achter hen aan lopen en zei: “Ze stinken altijd zo, hè? Is niet erg, hoor, maar de hele afdeling ruikt naar kruiden als ze geweest zijn.” Een Egyptische vrouw kwam op consult bij de verloskundige bij wie ik stage liep. Niet lang daarvoor hadden we een cursus gevolgd over vrouwelijke genitale verminking. Daarin werd beschreven dat dit ook wel eens in Noord-Afrikaanse landen gebeurt. De verloskundige geloofde de vrouw niet toen zij aangaf hier niet mee te maken hebben gehad. Nadat de verloskundige haar een preek over de strafbaarheid van vrouwelijke genitale verminking had gegeven, mocht de vrouw een dochter krijgen.

Helaas gaat het beide kanten op. Als hijabdragende zorgverlener strijkt ook mijn uiterlijk mensen tegen de haren in. Ik weet dat ik, als ik mijn hijab af zou doen, geen last meer zou hebben van dit soort opmerkingen. Maar het feit dat dit mij überhaupt al meerdere keren is voorgesteld (waaronder door een lieve collega die zelf haar hijab op het werk in het ziekenhuis niet draagt uit angst voor de opmerkingen en de behandeling die ze in het verleden van patiënten en collega’s kreeg) laat zien dat ook hier wel degelijk een groot probleem zit.

Ik zat in mijn derde jaar toen ik kraamvisite ging lopen in een dorp in het zuiden. Ik belde aan, mijn visitetas in mijn hand, en de kersverse vader opende de deur. “Wat komt Fatima nou weer doen?”, blafte hij. We hadden elkaar nog nooit gezien. Hij wilde de deur in mijn gezicht dichtgooien nog voordat ik de kans had gekregen te vertellen wie ik was. De kraamverzorgster herkende me en liet me binnen. De man verloor me geen seconde uit het oog.

Een vrouw, net zwanger, eiste van mijn (witte, mannelijke) opdrachtgever dat ik ontslagen zou worden. Ze wilde immers niemand bij haar in de buurt die een hijab droeg. Laat staan dat ze wilde dat ik op een foto zou staan met haar baby. Mijn opdrachtgever kwam niet voor me op en vertelde dat ik er maar mee moest leren leven. Bij diezelfde opdrachtgever haalde ik op een avond een stel uit de wachtkamer. Ik stelde me voor, maar een antwoord bleef uit. De aanstaande opa, die ook mee was, liet wel van zich horen. “Ben jij niet alleen voor de buitenlanders, dan?”

Ik solliciteerde voor een functie als verloskundige in een grote stad. Een praktijk met meerdere teams: een voor de “nette buurten” en een voor de “probleemwijken”. Ondanks mijn goede referenties werd ik afgewezen. Ze zochten namelijk iemand voor de “nette buurten” en daar konden ze iemand met een hijab niet naartoe sturen. Ik werkte mijn eerste werkdag in een nieuw ziekenhuis. Onderweg naar de overdrachtsruimte ’s ochtends hield een van de voedingsassistenten me tegen. “Dat is de overdrachtsruimte”, articuleerde ze overdreven. “Die is niet voor schoonmaaksters.”

Pia Sophia

(Pia Sophia is auteur van het boek “Desperandum”. Dit artikel verscheen eerder als een draadje op Twitter.)