Turkse fietsers en Surinaamse spaarlampen

Foto: Eric Krebbers
Foto: Eric Krebbers
De woorden “allochtoon” en “autochtoon” lijken langzamerhand te verdwijnen uit het politieke taalgebruik in Nederland. Begin dit jaar maakte bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam bekend deze termen voortaan niet meer te zullen gebruiken. Ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling bepleitte het schrappen van de term “allochtoon”. Maar er is een domein waar deze verandering vooralsnog niet heeft plaatsgevonden: de wereld van statistieken, wetenschap en bevolkingsonderzoeken. Waar komt die obsessie met etniciteit toch vandaan?

Wie op Google de term “etnische verschillen” intikt, krijgt binnen 0,13 seconden meer dan 260 duizend resultaten voorgeschoteld. Opvallend is het grote aantal onderzoeken, vooral uit de medische wereld: “Etnische verschillen in verbondenheid met ouders”, “Etnische verschillen bij kanker”, “Etnische verschillen in opvatting probleemgedrag”, “Etnische verschillen in patiëntveiligheid”, “Raciaal-etnische verschillen in de betrokkenheid van niet-thuiswonende vaders”. Wie nog even doorklikt, ziet dat het meestal om studies gaat die verschillen tussen zogenaamd niet-westerse migranten, vooral Turken en Marokkanen, en Nederlanders in kaart brengen. Zo hebben bijvoorbeeld Turken kennelijk minder last van slokdarmkanker dan Nederlanders, maar juist meer kans op maagkanker. Misschien inderdaad goed om te weten dat je als Turk maar beter wat meer op je maag kunt letten dan op je slokdarm. Toch blijken deze risico’s dan weer gerelateerd aan je leefstijl: dus ook als Turk kun je beter niet roken of drinken, anders heb je ook niets aan je etnisch bepaalde risico’s.

Onthutsende gegevens

Als we nog even verder kijken, dan zien we dat de scheidslijn “allochtoon”-“autochtoon” ook in heel veel sociaal-wetenschappelijke publicaties een terugkerend onderwerp vormt. De etnisch uitgesplitste criminaliteitsstatistieken die te pas en te onpas worden aangehaald, kennen we inmiddels wel. Maar ook bij andere onderzoeken, en vooral bij grootschalige bevolkingsmonitors, lijkt het wel alsof herkomst, etniciteit of hoe ze het ook noemen, een standaardvariabele is. Een mooi voorbeeld is het “Trendrapport bewegen en gezondheid 2010/2011” van TNO. In dat rapport wordt een heel hoofdstuk gewijd aan “de verschillen in gedrag en opvattingen over bewegen tussen etnische groepen”. Het blijkt namelijk dat die niet-westerse migranten minder vaak voldoen aan “de Nederlandse Norm Gezond Bewegen”. En tja, als iemand niet aan de norm voldoet, dan is dat vanzelfsprekend een goede reden voor verder onderzoek.

In het rapport komen we dan de volgende onthutsende gegevens tegen: “Niet-westerse migranten lopen vaker naar het werk of naar school dan westerse migranten of autochtone Nederlanders.” Nou, goed dat we dat nu ook weten. Maar er is nog meer: “Fietsen in de vrije tijd doen zij daarentegen juist minder vaak, evenals tuinieren, klussen en sporten.” Wie had dat gedacht! Wie wil, kan ook nog even de exacte percentages opzoeken van de tijd besteed aan lopen in de vrije tijd en lopen naar werk of school, vergeleken met licht of matig huishoudelijk werk en zwaar huishoudelijk werk. Zo kun je precies achterhalen wat al die “niet-actieve niet-westerse migranten” nou de hele tijd zitten te doen (“sedentair gedrag” heet dat in het jargon van de wetenschappers, oftewel chillen). Wat de onderzoekers dan wel weer “opvallend” vinden, is het feit dat zowel de Nederlanders als de niet-westerse migranten het leuk vinden om te sporten en actief bezig te zijn. Hè hè, gelukkig!

Leven van verschillen

Ook het Instituut voor Multiculturele Vraagstukken FORUM kan een hoop vertellen over de verschillen tussen Nederlanders, Turken, Surinamers, Marokkanen, enzovoorts. Naast een hele stapel aan factsheets over “Turkse Nederlanders”, “Molukkers in Nederland”, “Esten, Letten en Litouwers in Nederland” en ga zo maar door, brengen de onderzoekers bij FORUM kennelijk een boel van hun tijd door met het identificeren van nieuwe terreinen waarop we groepen kunnen vergelijken. Zo heeft het instituut bijvoorbeeld meer dan tweeduizend personen van “autochtone”, Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse, Surinaamse en Poolse komaf ondervraagd over hun betrokkenheid bij duurzaamheid. Uit deze enquête blijkt dat “autochtone” Nederlanders zich meer zorgen maken over het milieu dan Turkse en Antilliaanse Nederlanders. Ook al vallen de verschillen nogal mee (“autochtone”, Marokkaanse, Surinaamse en Poolse Nederlanders liggen wel heel dicht bij elkaar), toch worden ze als stevige conclusie neergezet. Daarnaast kunnen we in het rapport lezen dat 42 procent van de “autochtone” Nederlanders, 46 procent van de Surinaamse Nederlanders, 37 procent van de Antilliaanse Nederlanders, maar slechts 21 procent van de Polen regelmatig spaarlampen gebruiken, dat “autochtonen” hun huis vaker isoleren dan “allochtonen”, dat vooral Surinamers hun vliegreizen verminderen en dat meer dan de helft van de Turkse Nederlanders hun oud papier in de papierbak gooit. Zouden dat dezelfde Turken zijn die met de fiets naar hun werk gaan? Of de Surinamers die nog wel wat meer tijd aan hun tuin kunnen besteden?

Nu is het bestaansrecht van een organisatie als FORUM uiteraard enigszins verbonden aan het constateren van verschillen tussen al die etnische categorieën. Toch zijn er ook ‘echte wetenschappers’ die hun etnische bril niet thuis kunnen laten. Wat dacht je van een promotieonderzoek waarin de psychosociale gevolgen van de Enschedese vuurwerkramp in 2000 voor “autochtone” en “allochtone” Nederlanders met elkaar worden vergeleken? Of een masterscriptie over verschillen in treingebruik tussen “allochtone” en “autochtone” Nederlanders? Natuurlijk, als student heb je ook een onderwerp voor je scriptie nodig; maar wie heeft er nou wat aan de conclusie dat Marokkanen en Surinamers minder vaak voor de trein als vervoermiddel kiezen voor een dagje uit dan “autochtonen”, maar dat er geen verschil is als je kijkt naar het treingebruik voor werk, studie of bezoek aan vrienden?

Sedentair

Hoe komt het dat wetenschappers en onderzoekers steeds maar weer naar dat onderscheid tussen “autochtoon” en “allochtoon” willen kijken? Deels heeft dat te maken met het feit dat ze sowieso leven van het verdelen van de mensheid in groepen. Jong en oud, rijk en arm, groot en klein. Om deze kenmerken vervolgens als verklaring te gebruiken voor het gedrag of de situatie van de mensen die deel uitmaken van de verschillende groepen. Oude mensen gaan vaker dood dan jonge, rijke mensen hebben grotere huizen dan arme, en grote mensen stoten hun hoofd vaker aan het plafond dan kleine. Bij sommige van deze factoren kan ik nog wel deels begrijpen waarom ze interessant zijn om ze een keer onder de loep te nemen. Het probleem met de obsessie met etniciteit is echter dat er maar heel weinig gebieden zijn waar je echt een plausibel verband kunt bedenken tussen iemands afkomst en zijn of haar gedrag of situatie. Dat heeft ook met de warrige term etniciteit te maken, die eigenlijk alles en niets omvat. Het is een gemakkelijk koepelbegrip om aan te duiden dat mensen toch een beetje anders zijn – of het nou gaat om hun afkomst, religie, huidskleur, haartype of smaakvoorkeuren. Maar als factor die iemands levensstijl bepaalt, is het begrip etniciteit veel te vaag. Uiteindelijk heeft elk onderscheid tussen zogenaamd “autochtoon” en “allochtoon” namelijk steeds weer met andere factoren te maken – rijkdom, opleiding, woongebied, migratie-ervaringen, enzovoorts. De onderzoekers kunnen wel blijven zoeken en vinden in hun statistieken, maar met echt overtuigende conclusies zullen ze niet komen.

Als al die wetenschappers hun etnische drang toch niet kunnen onderdrukken, laat ze dan maar focussen op de echt belangrijke aspecten. Hebben Nederlanders met Turkse ouders dezelfde kans op goed onderwijs als Nederlanders met Duitse ouders? Krijgen Polen hetzelfde minimumloon als Nederlanders? Krijg je als Marokkaan dezelfde boete als je door rood fietst als een Antilliaan? En laat mensen eventjes zelf bepalen hoe vaak ze met de trein gaan, of ze vandaag gaan klussen of tuinieren of zelfs, ja ja, even lekker sedentair op de bank gaan zitten.

Meer nog dan inhoudelijke problemen leggen dit soort onderzoeken de eigenaardige top-down blik van de statistici bloot. Tussen alle gemiddelden, verschillen, overeenkomsten en kanttekeningen raak je de indruk helemaal kwijt dat het hierbij nog om mensen met echte levens en alledaagse keuzen gaat. Hoe moet ik me dat trouwens voorstellen, bij zo’n gemiddeld Turks gezin? Zit daar de hele familie, nadat ze hun papierbak hebben geleegd, ’s ochtends bij het ontbijt te overleggen of ze nog wel tijd in hun cultureel reisbudget over hebben om vandaag met de trein naar oma te gaan? Of moeten ze dit weekend toch maar gaan tuinieren om de bewegingsnorm te halen? Nee, wacht even, Turken hebben helemaal geen tuin, die wonen in flats. Of waren dat de Surinamers? In ieder geval hebben ze nog last van de nasleep van de vuurwerkramp, maar alleen als ze in Enschede wonen. Gelukkig hoeven ze zich geen zorgen te maken over hun slokdarm. Zouden ze lekker veilig kunnen roken en drinken, als dat maar niet net de dingen zijn waar ze volgens de statistieken weer niet van houden. Ingewikkeld, zo’n statistisch bepaalde levensstijl.

Ondanks alles lijkt het er niet op dat de kolommen “allochtoon” en “autochtoon” snel uit de statistische tabellen zullen verdwijnen. De aantrekkingskracht van etnische variabelen voor wetenschappelijk onderzoek blijkt onverminderd groot. Een duidelijke verklaring voor die voorkeur van onderzoekers en wetenschappers is er niet. Het zal wel gewoon in hun aard liggen.

Gregor Eglitz