Uit je dak (sf-verhaal)

Dansende mensen in kleurrijke kleding in een woestijn.

Een aantal Leidse Doorbraak-activisten boomde een avondje met auteur Max Urai over science fiction en het schrijven ervan. Samen verzonnen ze een toekomst-tijdlijn en ze spraken af elk een kort verhaal te schrijven dat daar – losjes – inpast. Hier het verhaal van Eric Krebbers.

Een tergend lange kraak en een paar korte piepjes en dicht was de deur. Hij deed het zo langzaam mogelijk, maar je ontkwam eigenlijk nooit aan enkele geluidjes. Nou ja, hopen maar dat iedereen zo diep in slaap was dat ze er niets van meekregen. Zijn huisgenoten zouden zeker nog twee uur doorslapen. Overdag was je je zelden bewust van dit soort geluidjes, maar ’s nachts in het pikkedonker hoorde je alles veel beter natuurlijk. In de meeste streken hoefden mensen niet aan dit soort dingen te denken, die hadden van die vrijwel geluidloze deuren die automatisch openden en weer dichtgingen met een nauwelijks hoorbaar psssst-toontje.

Op zo’n dag als vandaag gingen zijn gedachten natuurlijk als vanzelf naar andere landen, naar werelddelen waar hij zelf nooit geweest was. Hij begon langzaam te lopen in de richting van het voorzichtige schijnsel achter de bergen. Het was bijna zonsopgang, maar nog donker genoeg om te kunnen struikelen of ergens tegenaan te lopen. Pok! En ja hoor, zal je net zien, schopt hij het oude insectenhotel omver. Gelukkig maakte het niet teveel herrie. Hij zette het voorzichtig weer overeind. Hij wist precies hoe hij het oude houten knutselwerkje stabiel kon rechtzetten. Zijn halve jeugd had hij spelend op dit pleintje doorgebracht. En zo vaak gingen ze kijken of er al meer insecten op afgekomen waren. En welke dan. Zijn opa had een dik boek met alle soorten die er vroeger voorkwamen in Zuid-Bolivia, of nou ja, alle soorten… “Eigenlijk wisten de mensen destijds helemaal niet hoeveel soorten er wel niet waren, Dinky”, zei opa wel eens, “in sommige bergdalen, zoals de onze, waren nooit biologen geweest om ze te catalogiseren.” En dan droomde hij tijdens zijn siësta dat hij een beroemde bioloog zou worden en rond zou trekken door onbewoonde streken en elke dag nieuwe diersoorten zou ontdekken. Maar tegenwoordig werd het hotel, of zoals het nu leek: hotelletje, niet meer gebruikt. Of eigenlijk werd het nog wel gebruikt, maar kon je beter zeggen dat het hele dal waarin hij woonde één groot insectenhotel was geworden.

Het werd al wat lichter en daardoor kon hij wat makkelijker en sneller lopen over de bergpaadjes tussen de huizen door, en al snel was hij in de open velden. Hij rook de zoete geuren van de kantuta-bloemen overal om hem heen. Dan te bedenken dat deze hele vallei enkele tientallen jaren geleden een vrijwel levenloze woestenij was, kapot gemaakt door de grommende en rook uitbrakende mijnbouwmachines van de westerse multinationals op jacht naar al maar meer zilver, lood en zink. Toen die verdwenen, kwamen sommige dier- en plantensoorten terug, maar de meeste konden letterlijk niet meer aarden in de onherkenbaar veranderde vallei. En dat gold eigenlijk ook voor de laatste bewoners die er probeerden te overleven. Tot op een dag dr. Toy het dal in kwam wandelen, met haar man en drie kinderen. En minstens zo belangrijk: met haar handkar vol wetenschappelijke apparatuur. De weg was sinds het vertrek van de mijnbouwers nauwelijks nog begaanbaar, en een stevige handkar bood dan uitkomst. Toy was een wereldberoemde DNA-wetenschapper, en stond bekend om haar gedurfde experimenten waarbij ze bestaande soorten lichtjes aanpaste, zodat ze juist konden floreren op de kale rotsen die de plunderkapitalisten hadden achtergelaten. Toy werd geroemd om haar pogingen kwetsbare ecologische netwerken te herstellen. Maar wat haar echt wereldberoemd maakte, was dat ze ook kleur bracht in het bestaan, de vernieuwde soorten die ze ontwikkelde waren fleurig, intens geurend en er waren zelfs nieuwe lichtgevende planten. Die stonden beneden in het dal, waar hij eens per week heen ging, voor… nou ja, gewoon voor de gezelligheid.

Hij was aangeland bij het laatste wat steilere stukje van het pad. Hij zag het huisje van H6 al staan, omringd door fris groene gigantische bomen en struiken, die glorieus leken op te lichten door de eerste zonnestralen die over de berg wisten te komen. Zo hoort deze dag te beginnen, dacht hij. Natuurlijk was het wel eens anders geweest op 21 juni, maar meestal was het geweldig weer. En zo niet, ach wat maakte het uiteindelijk uit? Elk soort weer is mooi weer. Dat ligt puur aan onze beleving ervan. Een daglange hoosbui is ook mooi, en zeker nuttig voor de oogst, dacht hij daar achteraan.

Hij had maar enkele vage herinneringen aan de dag dat H6 in het dorp kwam wonen. Of waren het geen herinneringen, maar had hij het van horen zeggen en herinnerde hij zich de beelden ervan alsof hij erbij was? En aan beelden ervan was geen gebrek. Het had wereldwijd ontzettend veel opzien gebaard toen H6, beter bekend als paus Dré I, besloot zich te vestigen bij hen in het dal. Nou ja, wereldwijd, in het dal had men eigenlijk geen idee gehad dat er überhaupt een paus bestond. Wat was dat eigenlijk, een paus? Nu, decennia later, wist hij het eigenlijk nog steeds niet, moest hij eerlijk bekennen. Maar de functie van H6 deed er feitelijk ook niet zo toe. Toen de aandacht van de wereld verslapte – want eerlijk is eerlijk: aan H6 was de rest van het jaar niet veel spectaculairs beleven – was hij gewoon die teruggetrokken meneer H6 van bovenaan bij de bergkam.

Maar voor hem persoonlijk was die saaie Dré I toch wel een bijzondere man. H6 had hem namelijk heel goed opgevangen toen zijn opa overleed. Hij zei wel eens gekscherend tegen H6: voor mij ben je niet Dré I, maar gewoon Opa II. Hij deed het tuinhekje open, dat natuurlijk ook een piepend geluid maakte. Waarom heeft H6 eigenlijk een tuinhekje, bedacht hij zich plots. Er is verder geen hek te bekennen, zoals nergens in het dal. Aan privégrond deden ze hier al sinds de multi’s niet meer. Misschien gebruikt ie het als een soort bel, zodat ie weet dat er iemand aankomt en hij niet teveel schrikt als hij in gedachten verzonken is. Of misschien is het een stukje nostalgie. Hij kwam immers uit het “koude kikkerlandje” Nederland, zo had H6 hem wel eens verteld. Misschien hadden ze daar nog wel hekjes, om al die kikkers tegen te houden, hij had geen idee.

Natuurlijk wist hij diep in zijn hart ook wel dat H6 voor iedereen een bijzonder mens was, en niet alleen voor hem. Ze spraken er samen zelden over, maar hij kende de geruchten wel waarom Dré I uit het verre Nederland naar Bolivia was gekomen. H6, die voordat hij paus werd gewoon een middelmatige volkszanger was in het kikkerlandje, net zoals zijn vader, en diens moeder, en diens vader, helemaal terug naar die donkere tijden van de tweede helft van de twintigste eeuw. Dré I zou plots een goddelijke vlam hebben ontvangen, zelf een soort van god zijn geworden. Anderen beweren dat hij in contact stond met buitenaardsen, dat leek in ieder geval al iets waarschijnlijker. Hij moet het idee ergens toch vandaan hebben gehaald? Het kan nauwelijks toeval zijn geweest. Hij was geen DNA-wetenschapper, hoe kan hij het ontdekt hebben? Okay, hij was naar het dal gekomen om dicht bij dr. Toy te zijn, om met haar te overleggen, te onderzoeken. En dat hadden ze gedaan, dagenlang, wekenlang, ja maandenlang kwamen ze nauwelijks naar buiten. Dinky was een van de weinige mensen die erbij waren, die gewoon naar binnen mochten. Maar ja, hij was net vier jaar oud, wat weet hij er nog van? Wat kreeg hij mee? Voor hem was H6 gewoon Opa II, een aardige oude man die altijd even aandacht voor hem had, als hij stil in een hoekje van de kamer naar de twee oude mensen zat te kijken hoe ze spraken over de meest onbegrijpelijke zaken. Desoxyribonucleïnezuur, adenine, thymine, guanine en cytosine. Geen idee. En soms bleef het niet bij praten, maar begon H6 zachtjes te neuriën. Dan probeerde de kleine Dinky mee te zingen, maar dat werd nooit een succes.

Er gingen twee jaar overheen voordat dr. Toy en Dré hun wereldschokkende bevindingen naar buiten brachten. De zo typerende zangstijl van Dré I, waarmee hij de jaren daarvoor zoveel mensen begeesterd had, ja de mensheid bijeen had weten te brengen, waardoor hij tot paus nieuwe stijl was uitgeroepen, was gebaseerd op ons DNA. Niet zozeer op het menselijk DNA, maar op alle DNA, op de stukjes DNA van het allereerste leven die we nog in ons hebben. Op DNA dat al het leven op aarde nog in zich draagt. Het was alsof Dré die laatste jaren op gevoel had gezongen, zonder noten te kennen. Vanzelfsprekend kende hij de klassieke muzieknoten wel, maar niet de natuurlijke, onze innerlijke noten. De noten waar hij plots op ingetapt was geraakt. DNA zingen, dat had niemand ooit bedacht, en al helemaal niet hoe dat dan zou kunnen. Maar samen met dr. Toy had hij de DNA-zangcode ontcijferd.

De grote vraag die sindsdien boven ons hoofd hangt is natuurlijk: hoe kan het dat DNA te zingen is? Dat het feitelijk ook een soort muzieknoten zijn? Is het menselijk leven, is al het leven, een compositie van God? Eerder van aliens, dacht hij toen hij het grindpad opliep dat ook best lawaaiig was. Dat zou betekenen dat buitenaardsen zo’n vier miljard jaar geleden de aarde bezocht hebben, en het eerste leven hier hebben… ingezaaid, zeg je dat zo? Prachtig leven dat ze in een laboratorium hebben ontwikkeld, met een ongekende gratie. Onderdeel van de evolutie die zij destijds in gang zouden hebben gezet was helaas ook een overlevingsstrijd van allen tegen allen, die uiteindelijk geleid heeft tot de diverse shoahs in de 20e en 21e eeuw, tot de bijna volledige ecologische vernietiging. Natuurlijk: tegelijk gold ook dat overleven beter ging naarmate dieren en planten zorgzamer voor elkaar werden, wat zeker gold voor de mens. Aan de basis van de wereldwijde dominantie van de soort Homo Sapiens stond immers niet onze gewelddadigheid, maar dat we onze vergaarde kennis beter konden vasthouden en onthouden door kinderen en ouderen langer en beter te gaan verzorgen.

Maar wie had vooraf aan Dré en Toy kunnen vermoeden dat de DNA-zang van H6 de mensheid en al het leven zo bijeen zou kunnen brengen? Dat wereldwijde zorg, solidariteit en eenheid via het DNA bij ons ingebakken zat, letterlijk, als muziek? En dat we die noten alleen nog maar hoefden te ontdekken en te leren zingen en spelen om de levende wereld te helpen de laatste stap te nemen richting zorg, liefde en eenheid. Zo hebben de christenfundamentalisten van de 20e eeuw ondanks zichzelf toch op een bepaalde manier gelijk gekregen met hun ideeën over intelligent design, grinnikte hij bij zichzelf terwijl hij de voordeur open deed en binnenliep. Naast biologie ging zijn liefde ook uit naar de geschiedenis van de Tweede Middeleeuwen, zoals de duistere periode van 1850 tot 2150 steeds vaker genoemd wordt, en met recht.

Opa II was de laatste jaren wat verstrooid geworden, maar zijn jaarlijkse Equinox-optreden zou hij vanzelfsprekend nooit vergeten. “Ach, wat lief dat je de oude Dré toch weer bent komen ophalen”, fluisterde hij bijna om zijn stem te sparen die in de loop der jaren wel wat fragieler geworden was. “Ik ben er klaar voor, laten we meteen gaan.” Ze hadden niets afgesproken, maar hij had natuurlijk op Dinky gewacht, ze gingen altijd samen. H6 keek nog even snel rond in zijn kleine houten huisje, “niets vergeten? Dan gaan we, het wordt weer een mooie dag!”

In Bolivia zou het Equinox-feest om 11:00 uur precies beginnen. Het begon overal ter wereld op precies dezelfde tijd. In sommige landen was het nog nacht, elders al bijna avond. Dat maakte niet uit: alle communities overal ter wereld beginnen op hetzelfde moment, samen. Ze hadden nog twee uur om beneden te komen, en afdalen ging natuurlijk altijd sneller dan omhoog. In het dorp waren al een aantal cameramensen gearriveerd die de wereldwijde uitzending zouden verzorgen. Ergens leek het wel een gewone ochtendwandeling, zoals ze die wel eens vaker gemaakt hadden, maar toch hing er iets in de lucht. Bijna tastbaar, een gevoel van verwachting, alsof de bomen groener waren, en het nieuwe gras van dr. Toy geuriger dan ooit. Ook de vogels kwetterden meer dan anders, of leek het maar zo? Ze spraken nauwelijks, en eigenlijk liet de natuur om hen heen dat ook niet toe.

In het dorp aangekomen, dromden mensen meteen om Dré I heen. Natuurlijk hielden ze een beetje een respectabele afstand, maar je kon het toch wel drommen noemen. Dat was het zeker in de ogen van de dorpelingen voor wie een groepje van tien mensen al een massa leek. Dré klom op het houten podiumpje dat elk jaar weer speciaal voor de gelegenheid in elkaar getimmerd werd. Zonder echt op de aandacht te wachten of op een teken van de cameramensen, zonder plichtplegingen of introductie begon hij te zingen. Voor wie het voor het eerst hoorde, was het wel even wennen. Alleen mensen die bekend waren met Siberische keelzangers voelden bij hun eerste keer iets van herkenning. Maar in plaats van drie tonen tegelijk leek Dré er vier of zelfs vijf tegelijk te zingen. En dan produceerde hij niet het enigszins gorgelende geluid van de Siberiërs, maar vier of vijf parallelle prachtige, bijna gregoriaanse zanglijnen tegelijk. Iedereen die het hoorde, raakte binnen een paar minuten in vervoering, in een soort trance. Na een paar minuten liepen bij miljarden mensen de tranen over de wangen vanwege het diepe besef dat de zang van Dré I losmaakte dat we uiteindelijk allemaal één zijn, een grote familie, dat al het leven uiteindelijk voortkomt uit 1 levend wezen zo’n 4 miljard jaar geleden.

Na zo’n tien minuten stopte Dré abrupt. Maar zijn luisteraars waren inmiddels alle gevoel voor tijd verloren, het hadden wel tien uren kunnen zijn. De internationale uitzending stopte en even was het overal op aarde stil. Zelfs de rest van de natuur leek even bevroren. Nu was het aan alle lokale communities om zelf vorm te geven aan de rest van de festiviteiten. Elke stad, elke wijk, elk dorp, elke groep vierde het op een eigen manier. In een klein aantal jaren waren ontzettend uiteenlopende tradities ontstaan. De paar honderd aanwezigen in het dal waren ook helemaal stil. Tot iemand met een vinger op een tafel een ritme begon te tikken. Wie weet nog wie begon? En doet dat ertoe? Het is elk jaar iemand anders. Iemand anders viel in, en daarna nog iemand. Al snel was iedereen ritmisch aan het klappen, stampen, schreeuwen, met pannen aan het slaan, het maakte allemaal niet meer uit. Het waren in de kern dezelfde ritmes, refreinen en tonen van Dré, maar dan geïmproviseerd met honderden mensen. Er kwamen spontaan hyperpolyritmes naar boven die nog nooit op aarde gehoord waren, die heel in de verte misschien iets weg hadden van polyritmes van de oude jazz uit het gebied dat destijds de VS heette. Mensen schreeuwden, zongen, dansten, kropen rond en lagen te bewegen op de grond in pure trance. Zweetdruppels vlogen in het rond, kleren gingen uit, en het dansen ging door, zonder onderbreking. Al maar heftiger en luider. Er werden drugs genomen, en mensen beleefden zich helemaal als onderdeel van het grotere geheel van de natuur van de aarde. Voor de meesten waren drugs niet nodig doordat het menselijk lichaam die zelf bleek aan te maken in dit soort omstandigheden, een fenomeen dat vóór Dré I niet bekend was. Voor een paar uur, en in sommige streken ging het feest dagen door, werd een volledige eenheid beleefd van alles dat leeft. Er zijn verhalen dat ook bepaalde dieren spontaan mee gingen doen, maar eigenlijk weet niemand dat zeker omdat de meeste mensen zich van de equinox weinig tot niets herinneren. Het enige dat na blijft galmen in de hoofden en lichamen van alle deelnemers is dat gevoel van eenheid, bij sommigen maanden, maar bij de meesten minstens toch wel weken.

Sinds de equinox gevierd wordt, is het veel moeilijker geworden voor staten en bedrijven om mensen tegen elkaar op te zetten, om mensen keihard structureel uit te buiten. Natuurlijk, er zijn nog steeds misstanden, we zijn en blijven immers mensen met onze emoties, driften, verlangens en kwetsbaarheden. Laatst was er zelfs nog een korte oorlog in Europa, maar al snel lukte het niet meer om mensen zover te krijgen dat ze meededen, had hij gehoord. Tijdens zijn studie Geschiedenis van de Tweede Middeleeuwen had hij gehoord dat sommige anarchisten destijds bijna gekscherend gezegd hadden: stel er komt oorlog en niemand doet mee. Dat lijkt nu bijna bewaarheid, dacht Dinky ’s avonds laat toen hij Dré I naar boven bracht. Die was ondanks zijn hoge leeftijd toch urenlang helemaal uit zijn dak gegaan.

Eric Krebbers