Vrouwenhandel nu tien keer zo groot als achttiende eeuwse slavenhandel

Boekkaft "Half the sky"

Een aanklacht tegen de wereldwijde discriminatie van meisjes en vrouwen. Een gepassioneerde oproep om hen niet in de steek te laten. Een appèl op een ieder om zichzelf te engageren. Een pleidooi, kortom, om je hoofd niet af te wenden, om je hart te laten spreken en de handen uit de mouwen te steken. In hun boek “Half the sky” voeren de journalisten Nicholas Kristof en Sheryl WuDunn een wereld van ellende en tegelijkertijd een wereld van hoop en succes op.

De twee Amerikanen zijn beroemd geworden met hun prijswinnende artikelen over de opstand op het Tiananmenplein in Beijing in 1989. Naar schatting zijn toen 800 demonstranten door het Chinese regime vermoord. De twee reisden daarna voor hun journalistieke werk intensief door Azië en Afrika, en beseften dat de narigheid die dagelijks de media haalt vaak compleet in het niet valt bij de ellende van ontelbare meisjes en vrouwen, die wereldwijd te maken hebben met onverschilligheid, discriminatie en uitsluiting. Ze kwamen onrecht en wreedheid tegen die vele malen groter en routinematiger was dan waar ze in Beijing getuige van waren geweest. Ze zagen seksslavernij, eergerelateerd geweld, babymoord, verkrachting als vergelding en terreurmiddel, genitale verminking, en structurele uitsluiting van gezondheidszorg en onderwijs. Meisjes- en vrouwendiscriminatie is dodelijk in de Derde Wereld. De journalisten spreken dan ook van gendercide.

Cijfers

Ten gevolge van die discriminatie ontbreken er wereldwijd 60 tot 100 miljoen vrouwen en meisjes. Meisjesfoetussen worden geaborteerd. Meisjesbabies worden vlak na de geboorte gedood. In vergelijking met jongens en mannen krijgen meisjes en vrouwen minder en slechter eten, en kunnen zij minder gebruik maken van gezondheidszorg en onderwijs. Vrouwen worden gedood vanwege vermeende of daadwerkelijke ongeoorloofde omgang of seks. In de laatste 50 jaar zijn er zo meer meisjes gedood omdat ze meisje waren, dan er mannen zijn omgekomen in alle veldslagen van de twintigste eeuw.

In de meeste landen van de wereld worden tussen de 30 en 60 procent van de vrouwen mishandeld of verkracht door hun vriend of man. Vrouwen tussen de 15 en 45 jaar oud hebben een grotere kans om verminkt of gedood te worden door mannelijk geweld, dan door kanker, malaria, verkeersongelukken en oorlog bij elkaar. In Zuid-Afrika is minimaal 21 procent van de meisjes tegen de tijd dat ze 15 jaar oud zijn verkracht. In Ethiopië worden meisjes verkracht om zo een huwelijk af te dwingen als de man de bruidsprijs niet kan betalen of verwacht dat de familie van de vrouw hem niet accepteert. Het is gebruikelijk dat de familie daarna overstag gaat. Bij verzet van het meisje, en soms van haar familie, riskeert ze het om verstoten of vermoord te worden.

Er wordt in de Derde Wereld meer geld en energie gestoken in het redden van baby’s dan van hun moeders. De gezondheidszorg voor zwangere en bevallen vrouwen is bedroevend. Het aantal vrouwen dat door ondeskundig begeleide bevallingen gehandicapt en onvruchtbaar raakt, is ongekend groot. De wereldgezondheidsorganisatie WHO berekende dat er in 2005 zo’n 536 duizend vrouwen stierven gedurende hun zwangerschap of ten gevolge van de bevalling. Elke minuut sterft een vrouw in het kraambed, en 99 procent van deze sterften vindt plaats in de Derde Wereld. Dit aantal is de laatste 30 jaar niet gedaald, terwijl de kindersterfte wel enorm is afgenomen en ook de algemene levensverwachting is toegenomen. Het gaat dus niet alleen om een armoedeprobleem, maar vooral ook om een genderprobleem. In samenlevingen waar vrouwen worden achtergesteld en minder waard worden geacht, bestaat een grotere kraambedsterfte.

Uitdaging

Gedurende de hoogtijdagen van de slavenhandel werden er per jaar gemiddeld 80 duizend slaven van Afrika met geweld naar de nieuwe wereld vervoerd en daar verkocht. Vandaag de dag worden jaarlijks maar liefst tien keer zoveel vrouwen over de internationale grenzen verhandeld. Ook in het westen zien we daar de gevolgen van. In de gelegaliseerde prostitutie in Nederland is het percentage buitenlandse vrouwen enorm hoog. Een aanzienlijk deel van hen is verhandeld, een aantal is ook nog eens minderjarig. Als de belangrijkste morele uitdaging van de negentiende eeuw was om slavernij af te schaffen, zo zeggen Kristof en WuDunn, dan is die van deze eeuw de afschaffing van de sekseongelijkheid in de Derde Wereld.

In veel landen en gemeenschappen wordt het vrouwen niet toegestaan om actief deel te nemen aan de samenleving. Ze worden niet als mensen behandeld. De ambitie van Kristof en WuDunn is te inspireren tot actie, om een moderne anti-slavernij beweging op te starten. Ze weten hoe overweldigend het is om geconfronteerd te worden met alle narigheid die vrouwen moeten ondergaan, en ze kennen het afstompende effect van cijfermatige statistieken die moeten aantonen hoe slecht het met de wereld gaat. De twee hebben er daarom welbewust voor gekozen om de persoonlijke verhalen te vertellen van vrouwen en gemeenschappen. Verhalen over strijd, over moed, over charisma en over steun van anderen, zowel uit eigen land als uit het buitenland. Door vrouwelijke rolmodellen en hun successen te portretteren weten de journalisten je bij de keel te grijpen en je hart te veroveren. Zoals het verhaal van een jonge vrouw die als kind door een groep mannen uit de hogere klasse was verkracht. Normaal gesproken plegen vrouwen die zoiets overkomt zelfmoord. Maar zij deed aangifte en won uiteindelijk haar zaak. Ze kreeg ruim achtduizend dollar als compensatie en zette met dat geld een school op in haar dorp. Daarmee de cirkel van machteloosheid doorbrekend. Na lezing blijft de vraag rondspoken of zulke druppels op de gloeiende plaat blijvend kunnen inspireren, of dat er uiteindelijk meer nodig zal zijn, zoals regime change, ter plekke en wereldwijd.

Westers cynisme

In het westen is “ontwikkelingssamenwerking” steeds meer onder druk komen staan omdat er te veel geld aan de strijkstok zou blijven hangen en er te weinig structurele effecten bereikt zouden worden. Ook is er kritiek op de westerse blik op hoe problemen aangepakt horen te worden, en een nadruk op technische oplossingen in plaats van politieke en culturele veranderingen, zo beschrijven de twee journalisten. In Nederland wordt “ontwikkelingssamenwerking” onder het kabinet Bruin I nog verder beperkt vanuit de retoriek dat iedereen het lekker zelf mag uitzoeken. Er bestaat nauwelijks nog een idee van gezamenlijke verantwoordelijkheid, en de eigen welvaart staat voorop. De blik is naar binnen gericht. Het dichterbij halen van de persoonlijke verhalen werkt volgens de twee journalisten echter nog steeds goed om de solidariteit op te wekken en het cynisme te keren. Talloze westerse mensen zetten namelijk wel individueel en met hun vrienden en familie hulpprogramma’s op. Ze ondersteunen graag lokale initiatieven als ze weten om wie het gaat en wat het concreet oplevert. Noodzakelijk voor enige effectivieit is echter dat er gewerkt wordt met grassroots organisaties die weten wat er lokaal nodig is, en die lokale mensen inzetten. Daarvoor zijn mensen nodig die doortastend en taboe- en grensdoorbrekend zijn, soms met gevaar voor eigen leven. Een ziekenhuis bouwen is niet voldoende als families geen geld hebben voor de behandelingen, als de magen leeg blijven, er geen schoon drinkwater komt, artsen en verpleging alleen in de grote stad of het buitenland willen werken, en de structurele middelen ontbreken om de zorg continu te waarborgen.

Microkrediet

Kristof en WuDunn zien, net als vele anderen, in het systeem van microkredieten een van de oplossingen. Dat systeem zou vooral effectief zijn voor de allerarmsten, zoals vrouwen. Ontegenzeggelijk is het kunnen lenen van een klein bedrag tegen een geringe rente om een bedrijfje op te zetten een verbetering. Reguliere banken willen namelijk meestal geen kleine bedragen uitlenen, en al helemaal niet aan vrouwen en de allerarmsten. En als ze het al doen, dan vragen ze belachelijk hoge rentes. Het microkredietsysteem werkt met kleine groepen die garant staan voor het terugbetalen voor elkaars leningen. De deelnemers mogen bij toerbeurt opnieuw een bedrag lenen. Ze komen regelmatig bijeen om ervaringen en tips uit te wisselen waardoor het systeem ook als leerschool dienst doet. Zo’n klein startkapitaal biedt de allerarmsten in sommige gevallen inderdaad een kans om te ontsnappen aan de feodale en patriarchale omstandigheden waaronder ze leven. De betrokken vrouwen krijgen er vaak een machtiger positie binnen het gezin door.

Maar de doorvoering van zo’n kleinschalig lokaal kapitalisme biedt geen enkele basis voor verdere veranderingen, voor alternatieven voor het wereldwijde economische systeem dat hun armoede juist grotendeels voortgebracht heeft en nog steeds van dag tot dag veroorzaakt. Integendeel, het microkredietsysteem promoot het kapitalisme, probeert het een menselijk gezicht te geven, een humaan masker op te zetten. Maar Kristof en WuDunn zijn dan ook geen linksen, maar liberalen die menen dat het kapitalisme de beste kansen biedt voor de toekomst. Dat terwijl het al eeuwenlang onderdrukking en uitbuiting genereert en de aarde en de mensheid bezig is ten gronde te richten. De realiteit laat overigens zien dat ook het systeem van microkrediet uiteindelijk niet aan die vernietigende tendens kan ontkomen. In landen als Pakistan is het inmiddels al ten prooi gevallen aan gewetenloze zakenlui die de kredieten tegen woekerrentes verschaffen en daarmee de mensen nog verder in de schulden steken.

Meisjesonderwijs

Over het algemeen zijn landen die meisjes en vrouwen onderdrukken economisch minder ontwikkeld, en autoritair en patriarchaal in hun politieke systeem en familiestructuren. Volgens de twee journalisten is onderwijs voor meisjes het meest effectieve middel gebleken in de strijd tegen sekseongelijkheid. Dat zou onder meer blijken uit de enorme economische groei in Zuid-Oost Azië. Daar is nauwelijks werkgelegenheid voor meisjes op het afgelegen platteland. Als ze enige vorm van onderwijs hebben genoten en in de gelegenheid gesteld worden om, ongetrouwd en zonder mannelijke begeleiding, voor werk naar de stad te trekken, dan blijkt dat enorme veranderingen met zich mee te brengen in hun maatschappelijke positie. Ze ontwikkelen zich vaak verder, trouwen later en meer naar eigen keuze, en krijgen minder kinderen. Bovendien sturen ze geld terug naar hun achtergebleven familie op het platteland, waar zo de levensstandaard wat verhoogd wordt en het onderwijs van jongere familieleden gefinancierd wordt. Dat “meisjeseffect”, zoals economen het wel noemen, heeft een enorm effect op de groei van Aziatische economieën.

Tegelijkertijd betekent deze toetreding tot de formele kapitalistische economie zoals bekend een enorme uitbuiting in de sweatshops, ongewenste seksuele intimiteiten op de werkvloer, en onvoorstelbare hoeveelheden overwerk. De meisjes en vrouwen lijken dit leven echter toch te verkiezen boven het leven op het platteland, juist omdat het hun maatschappelijke positie toch verbetert. Het emancipatieproces geeft hen naast een eigen inkomen, de kracht en mogelijkheden om in verzet te gaan tegen de uitbuiting, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het verzet van Chinese fabrieksmeisjes.

Niets is onmogelijk

Het boek “Half the sky” laat zien dat het nodig is om out-of-the-box te denken om meisjes naar school te krijgen, en om ze daar zo lang mogelijk te houden. In Zuid-Afrika blijkt dat als de meisjes elke anderhalf jaar geld krijgen om een nieuw schooluniform te kopen, de kans significant stijgt dat ze op school blijven en als gevolg daarvan later trouwen, later en minder kinderen krijgen en meer grip op hun eigen leven hebben. Kosten: 6 dollar per anderhalf jaar.

Een ander verbazingwekkend simpele methode om meisjesonderwijs te laten slagen is het geven van jodiumzout. Ongeveer 31 procent van de huishoudens in de Derde Wereld krijgt onvoldoende jodium binnen via voedsel of water. Dat kan stuipen en hersenschade aanrichten bij met name vrouwelijke foetussen in de baarmoeder. Het gebrek aan jodium kan zo dus leerproblemen op school veroorzaken. In Tanzania blijkt dat als zwangere vrouwen een jodiumpreparaat slikken, hun dochters op school aanzienlijk beter presteerden en minder vaak bleven zitten dan andere meisjes. Kosten: een halve dollar per jodiumcapsule.

In veel Derde Wereld-landen blijven heel wat meisjes van school weg als ze menstrueren. Ze gebruiken lappen om het bloed op te vangen en die moeten regelmatig gewassen worden. Uit schaamte dat ze op school doorlekken en omdat er vaak geen wc met wasgelegenheid op scholen is, blijven ze thuis en raken achterop of stoppen. Het verschaffen van maandverband en het aanbrengen van wc-faciliteiten blijkt hun blijvende deelname aan de middelbare school aanzienlijk te vergroten.

Wat ooit onmogelijk leek in de strijd tegen de slavenhandel, met z’n enorme economische belangen, is toch mogelijk gebleken. De slavernij is officieel afgeschaft. Kristof en WuDunn denken dat het net zo goed mogelijk is om de achterstelling en discriminatie van vrouwen en meisjes grotendeels uit te bannen. Met hun boek en website hebben ze het probleem alvast scherp in kaart gebracht, en een flink aantal oplossingen aangedragen. Het zou links wereldwijd sieren als het dit megaprobleem ook wat meer op de agenda zou zetten.
“Half the sky. How to change the world”, Nicholas Kristof en Sheryl WuDunn. Uitgeverij: Virago, € 13,99. ISBN 9781844086825.

Ellen de Waard