Zuid-Amerikaans links in de achtbaan

Kleurrijke wandschildering van Hugo Chavez. Een jong iemand loopt er voorbij, kijkend op een smartphone.

In 1998 won Hugo Chávez de presidentsverkiezingen in Venezuela. Dit was het beginpunt van een spectaculair proces waarbij het ene Zuid-Amerikaanse land na het andere een rode regering kreeg, zodat op het eind het grootste gedeelte van Zuid-Amerika in linkse handen was. In een tijd dat socialisme achterhaald leek, iets van het verleden, dook het opnieuw op in Zuid-Amerika. Het was “een gouden tijd”, die meer dan tien jaar aanhield. Toen was de rode golf opeens voorbij. Ondertussen lijken er toch weer een paar landen de linkerkant op te gaan. Wat is er toch aan de hand in Zuid-Amerika?

Laten we eerst eens kijken naar Venezuela, waar het allemaal begon. Volgens de kritische en activistische socioloog Edgardo Lander, voormalig hoogleraar aan de Centrale Universiteit van Venezuela, was 1998-2013 een tijd van “radicale anti-kapitalistische verandering, onder leiding van de charismatische Hugo Chávez. Ongeveer zeventig procent van de overheidsuitgaven ging naar sociale programma’s. Armoede en ongelijkheid namen significant af en meer mensen hadden toegang tot beter voedsel, gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid. Ook de politieke cultuur veranderde op slag: er ontstond een massale hoeveelheid basisorganisaties en er was een buitengewoon niveau van zowel sociale als politieke betrokkenheid. Jarenlang genoot de regering veel steun onder de bevolking. Venezuela speelde bovendien een centrale rol in de grote verschuiving naar links in Zuid-Amerika.”

Brazilië

In 2002 koos Brazilië Lula da Silva van de linkse Partido dos Trabalhadores (PT, de Arbeiders Partij) tot president. Drie keer eerder was de rode Lula verslagen als presidentskandidaat en dat hij nu wel succes had, kwam ongetwijfeld door zijn gematigde verkiezingsprogramma dit keer, waarin hij een “sociaal pact” beloofde. Grapjes als “Lula light”, “kleine Lula, love en peace” en “de roze PT” waren niet van de lucht. Al snel richtte Lula de Raad voor Economische en Sociale Ontwikkeling op met vertegenwoordigers van vakbondscentrales, sociale bewegingen, studentenorganisaties, ngo’s, kerkelijke organisaties, een werkgeversorganisatie uit de industrie, een paar grote Braziliaanse bouwmaatschappijen en nog veel meer. Meer dan 70 nationale conferenties zijn er gehouden met allemaal verschillende thema’s waarop tal van groepen elkaar ontmoetten en met elkaar discussieerden.

Gedurende de tien jaar dat Brazilië een gematigd linkse regering had onder leiding van Lula en zijn PT-opvolger Dilma Rousseff kende het land een stroom aan succesvolle sociale hervormingsprogramma’s. De regering concentreerde zich hierbij op de plattelandsarmen, vrouwen, jongeren, en de inheemse en zwarte delen van de bevolking. De woningnood zakte met 53 procent en het aantal studenten verdubbelde. Het inkomen van de armsten steeg met 84 procent en de armoede daalde met 73 procent. Honger werd praktisch uitgebannen.

Bolivia

Begin 2006 werd Evo Morales van de linkse Movimiento Al Socialismo (MAS, Beweging naar het Socialisme) de eerste inheemse president van Bolivia. Hij nationaliseerde gas-, olie-, elektriciteits- en mijnbouwbedrijven. In 2009 kreeg het land een nieuwe grondwet waarmee Bolivia een “plurinationale staat” werd met zelfbestuur voor de Indiaanse bevolking en met veel aandacht voor “buen vivir” (goed leven), wat in de woorden van Morales betekent: “Niet alleen denken in termen van inkomen per hoofd van de bevolking, maar ook in termen van culturele identiteit, gemeenschap en leven in onderlinge harmonie en met Pachamama, Moeder Aarde”. Tijdens de nieuwe regering nam de armoede sterk af: van 60 tot 35 procent van de bevolking en de extreme armoede van 38 tot 15 procent. Het onderwijs en de gezondheidszorg voor de armen verbeterde flink.

In de eerste twaalf jaar van de nieuwe eeuw waren er niet alleen linkse regeringen in Venezuela, Brazilië en Bolivia, maar ook in Argentinië, Chili, Uruguay en Ecuador, zodat veel meer dan de helft van Zuid-Amerika nu links was.

Einde van de rode golf

Maar toen dook de achtbaantrein naar beneden. De “gouden periode” eindigde met de dood van de Venezolaanse president Chávez in 2013 en door een ineenstorting van de olieprijs in 2014. Van meer dan 100 dollar per vat daalde deze tot onder de 25 dollar. De economie brokkelde af en armoede en ondervoeding namen toe. President Maduro, die Chávez opvolgde, ontpopte zich al snel tot een autoritaire, anti-democratische leider, die een nog heftiger extractivisme doorzette, dat verwoestend uitwerkte voor de Indiaanse bevolking. Polarisering laaide op en een burgeroorlog kwam nabij. De Amerikaanse president Trump begon een financiële blokkade en dreigde met militaire interventie.

Het werd duidelijk dat de onmiskenbare verbeteringen voor de armen alleen mogelijk waren geweest door de verkoop van veel olie tegen een hoge prijs. Extractivisme, een economie gebaseerd op de export van ruwe grondstoffen en basis-landbouwproducten, was geen nieuwe ontwikkeling in Zuid-Amerika. Dat gebeurde al tientallen jaren. Maar nu had die aanpak een socialistisch jasje en legitimering gekregen.

Brazilië

In juni 2013 braken, helemaal onverwacht, grote demonstraties uit in tal van steden in Brazilië. De aanleiding vormde een prijsverhoging van de buskaartjes met twintig cent. Maar wat tienduizenden, vooral jongeren, de straat op bracht, was het keiharde politiegeweld tegen betogers en journalisten. Politiegeweld was in Brazilië nog steeds een dagelijkse realiteit. Sociale ongelijkheid mocht dan sterk verminderd zijn onder de linkse regering, maar het moorden door de politie bleef doorgaan. Waarbij zoals gewoonlijk vooral de zwarte en de arme mensen het doelwit waren. De leus “het gaat niet om die twintig cent” dook op. Veel Brazilianen ervoeren het onophoudelijke politiegeweld als concrete onderdrukking door de, nu linkse, overheid.

Socioloog Diego Azzi, verbonden aan de Universiteit van São Paulo, trok het wat breder: “De bevolking vraagt om meer dan wat tot nu toe is bereikt. Zij wil dat de staat en de openbare instellingen duidelijker aanwezig zijn en een betere dienstverlening geven. De mensen willen dat hun grondwettelijke rechten in het dagelijks leven gerespecteerd worden. De demonstraties hebben aangetoond dat er nog veel historische structurele problemen onopgelost zijn. De grenzen van het ‘sociale pact’ van 2002 zijn nu voor iedereen zichtbaar.”

Een ander groot probleem dat de linkse regering veel kwaad gedaan heeft, was een serie corruptieschandalen, waardoor jongeren waren gaan denken: “Ze zijn allemaal hetzelfde, die politici.”

In 2016 heeft het Braziliaanse parlement de linkse president Dilma om onduidelijke redenen afgezet en is voormalig president Lula om even onduidelijke redenen gevangen gezet. Daardoor kon hij niet meedoen aan de presidentsverkiezingen van 2018 die de extreem-rechtse president Bolsonaro aan de macht brachten.

Bolivia

In 2011, vijf jaar na de start van de linkse regering in Bolivia, waren er grote conflicten met de inheemse bevolking, die de vervuiling door mijnbouw niet langer accepteerde. Ze eisten ingrijpen door de overheid. Morales had immers bij zijn inhuldiging als president beloofd te zullen luisteren naar sociale bewegingen en de inheemse bevolking. Maar daar kwam in de praktijk niet zo heel veel van terecht. De regering had export van grondstoffen juist nodig voor haar sociale programma’s.

Zonder de grondwettelijk verplichte consultatie van de inheemse bevolking besloot de regering een snelweg aan te leggen dwars door het regenwoud, omdat oliemaatschappijen en grote boeren daar behoefte aan hadden. De getroffen Indianen organiseerden hierop een lange mars naar de hoofdstad, waarbij de politie hardhandig ingreep.

In 2019 wilde Morales opnieuw meedoen aan de presidentsverkiezingen. Dat was in strijd met de grondwet die maximaal twee termijnen toestond. Een referendum over deze kwestie verloor Morales, maar toch zette hij door. Het leger dwong hem toen tot aftreden en bracht een rechtse interim-regering aan de macht. Morales vertrok naar Mexico en later naar Argentinië.

Ook andere Zuid-Amerikaanse landen kregen een rechtse regering: Argentinië (2015), Ecuador (2017), Chili (2018) en Uruguay (2020).

Een linkse opleving

Maar dan ratelt de achtbaantrein langzaam maar zeker weer naar boven. In 2019 kwam in Argentinië weer een linkse regering aan de macht. En in 2020 in Bolivia ook. Een dag na de inauguratie van de nieuwe president keerde voormalig president Morales weer terug. In juli 2021 was een meerderheid van de Brazilianen van mening dat de extreem-rechtse president Bolsonaro afgezet moest worden. Voormalig president Lula heeft ondertussen van het hooggerechtshof zijn politieke rechten teruggekregen, zodat hij mee kan doen aan de presidentsverkiezingen van 2022. Op dit moment heeft hij een grote voorsprong op Bolsonaro.

Het blijft gissen wat de oorzaak is van de opleving van links in Zuid-Amerika. Het is simpelweg nog te vroeg voor een duidelijke verklaring. Zal deze tendens doorzetten? Is dit misschien het begin van een tweede rode golf? Hopelijk trekken de nieuwe rode regeringen goede conclusies uit de fouten van de vorige “gouden periode”.

Jan Paul Smit