13 september, Amsterdam: belangenbehartigers van Indonesische slachtoffers spreken tijdens bijeenkomst over onderzoek naar koloniale oorlog

Jeffry Pondaag
Jeffry Pondaag

In 2017 ging het onderzoek naar de koloniale oorlog tegen Indonesië van start met een bijeenkomst in Amsterdam. De onderzoeksopzet van de drie instituten KITLV, NIMH en NIOD kon bij aanvang meteen al rekenen op stevige kritiek, die werd verwoord in een open brief met meer dan honderd ondertekenaars. Een jaar later organiseren de instituten opnieuw een bijeenkomst. In tegenstelling tot de vorige keer krijgt Jeffry Pondaag, een van de initiatiefnemers van de open brief en de kartrekker die samen met Indonesische slachtoffers van de koloniale oorlog al meer dan tien jaar met succes rechtszaken voert tegen de Nederlandse staat, nu wel de gelegenheid om een praatje te houden. En advocaat Liesbeth Zegveld, die de slachtoffers juridisch bijstaat, gaat deelnemen aan een debat tijdens de bijeenkomst.

Bijeenkomst
Donderdag 13 september
Vanaf 19:30 uur
Pakhuis de Zwijger
Piet Heinkade 179
Amsterdam

De open brief-critici vinden dat de onderzoeksinstituten tot nu toe geen rekening hebben gehouden met hun forse kritiek op de onderzoeksopzet. “De slager keurt zijn eigen vlees”, zo omschreef Pondaag die kritiek eerder treffend. Na afloop van de bijeenkomst van vorig jaar deelden Doorbraak-activisten ter plekke een flyer uit met daarin een beknopte weergave van de kritiek. De voornamelijk witte wetenschappers hebben het anti-koloniale commentaar op de onderzoeksopzet afgeserveerd met frases als “wij zijn neutraal, wij bekijken alle perspectieven”, “wij nemen alles mee in ons onderzoek” en “maakt u zich maar geen zorgen”. Onderzoeksleider en KITLV-directeur Gert Oostindie maakt het nog bonter: hij noemt de kritiek van de open brief zelfs “te bizar voor woorden”. Zo zet hij de critici weg als rare mensen naar wie niet geluisterd hoeft te worden.

Zoethoudertje

Niemand kan en mag zich bij deze kwestie verschuilen achter een veronderstelde neutraliteit en objectiviteit. Alleen al omdat de onderzoeksopzet als twee druppels water lijkt op wat de regering van de onderzoekers verlangt. Mark Rutte en zijn vrienden willen niet alleen geld op tafel leggen, maar vooral ook een onderzoeksresultaat zien dat zo weinig mogelijk schade toebrengt aan de belangen van de voormalige kolonisator. Met andere woorden: niet alleen betalen, maar vooral ook bepalen. Bovendien maakt de overheid ter verdediging van de eigen positie bij de al jaren lopende rechtszaken van Indonesische slachtoffers graag gebruik van de diensten van een van de onderzoeksinstituten, namelijk het NIMH. Dat instituut maakt ook nog eens deel uit van het ministerie van Defensie. Pondaag en Zegveld komen dus spreken op een bijeenkomst die mede is georganiseerd door een overheidsinstituut dat hen tegenwerkt bij hun strijd voor erkenning van Indonesische slachtoffers.

Het is opvallend dat mensen als Pondaag en Zegveld geen inbreng hebben gehad in de totstandkoming van de onderzoeksopzet en de voortgang van het onderzoek zelf. Hun jarenlange juridische strijd tegen de oorlogsmisdaden van Nederlandse militairen in Indonesië leverde niet alleen een beperkt materieel resultaat op voor een aantal Indonesische slachtoffers, maar bracht ook het besef en de erkenning in een stroomversnelling over de verschrikkingen van het koloniale geweld in Indonesië. Niet alleen tussen 1945 en 1949, maar ook in de drie eeuwen daarvoor. Het is tekenend voor de verhoudingen dat de onderzoeksinstituten Pondaag en Zegveld desondanks in een zijlijnpositie plaatsten, tot verwondering en ergernis van flink wat mensen die de kick off-bijeenkomst in 2017 bijwoonden. Als een soort goedmakertje of zoethoudertje krijgen Pondaag en Zegveld tijdens de nieuwe bijeenkomst alsnog wat minuten spreektijd.

Wit eenheidsfront doorbreken

Vanzelfsprekend heeft een paar minuten spreektijd tijdens een bijeenkomst geen inhoudelijke invloed op de bestaande onderzoeksopzet van de instituten. Die invloed gaat er pas echt komen, als de onderzoeksinstituten bereid zijn om het karakter van het onderzoek fundamenteel te veranderen. Maar dat lijkt een gepasseerd station te zijn. Gezien de positie van de instituten, de strekking van de onderzoeksopzet en de manier waarop de overheid het onderzoek heeft aangestuurd, valt ook niet te verwachten dat de instituten ooit een onderzoek tot stand gaan brengen vanuit een principieel anti-koloniaal perspectief. Niettemin is het van groot belang dat Pondaag en Zegveld hun stem laten horen tijdens de nieuwe bijeenkomst. Zoals wel vaker, zullen ook in dit geval anti-koloniale activisten zich zoveel mogelijk moeten blijven invechten om het witte eenheidsfront van de voormalige kolonisator te doorbreken en op te komen voor de belangen van de slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme en hun nazaten.

Harry Westerink