Aantekeningen voor een kritiek op het maoïsme (deel 1)

De afgelopen jaren duiken in de actiebeweging met enige regelmaat clubjes en individuen op die zich verwant zeggen te voelen met het maoïsme. Sommigen hebben mogelijk geen weet van de misdadige geschiedenis van die stalinistische stroming, anderen menen die geschiedenis misschien recht te kunnen praten. Voor die eerste groep hebben we het artikel “Notes Towards a Critique of Maoism” (2012) van Loren Goldner vertaald, in twee delen. Die andere groep houden we verre van ons. Lezing van Goldners stuk zal duidelijk maken waarom we als radicaal-linkse van-onderop organisatie niets met maoïsme of maoïsten te maken willen hebben.

De Amerikaanse Goldner begint zijn artikel met deze noot voor de lezer: “Het volgende werd geschreven op verzoek van een kameraad van de westkust nadat hij in augustus 2012 de conferentie ‘Alles voor iedereen’ in Seattle had bijgewoond, waar veel leden van de ‘zachte maoïstische’ stroming Kasama aanwezig waren. Het is een kale geschiedenis van het maoïsme die niet het volledige ‘links-communistische’ standpunt weergeeft, en bijvoorbeeld de scherpe debatten over mogelijke allianties met de ‘nationalistische bourgeoisie’ in de koloniale en semi-koloniale wereld op de eerste drie congressen van de Communistische Internationale weglaat. Het is in de eerste plaats geschreven om een kritisch-historische achtergrond van het maoïsme te geven aan een jonge generatie militanten die het misschien net ontdekt hebben.”

Deel 1

Het maoïsme maakte deel uit van een bredere beweging in de twintigste eeuw van wat “burgerlijke revoluties met rode vlaggen” zouden kunnen worden genoemd, zoals in Vietnam of Noord-Korea.

Om dit te begrijpen is het belangrijk in te zien dat het maoïsme een belangrijk resultaat was van de NEDERLAAG van de revolutionaire wereldgolf in dertig landen (waaronder China zelf) die plaatsvond in de jaren na de Eerste Wereldoorlog. De grootste nederlaag was in Duitsland (1918-1921), gevolgd door de nederlaag van de Russische Revolutie (1921 en daarna), culminerend in het stalinisme.

Het maoïsme is een variant van het stalinisme.(1)

De eerste fase van deze nederlaag, wat Mao en China betreft, vond plaats in de jaren 1925-1927, waarin de kleine, maar zeer strategisch geplaatste Chinese arbeidersklasse steeds meer radicaliseerde in een golf van stakingen. Deze nederlaag sloot de cyclus 1917-1927 van de arbeidersstrijd na de Eerste Wereldoorlog af, die (naast Duitsland en Rusland) massale stakingen in Groot-Brittannië, arbeidersraden in Noord-Italië, grote opstanden en stakingen in Spanje, de “rijstrellen” in Japan, een algemene staking in Seattle, en vele andere confrontaties omvatte.

In 1925-1927 beheerste Stalin de Communistische Derde Internationale (Komintern). Vanaf het begin van de jaren 1920 werkten Russische adviseurs al nauw samen met de nationalistische Kuomintang (KMT) van de burgerlijke revolutionair Sun Yat-sen, (leider van de omverwerping van de Mantsjoe-dynastie in 1911) en met de kleine maar belangrijke Chinese Communistische Partij (CCP), opgericht in 1921.

De Derde Internationale verleende politieke en militaire steun aan de KMT, die werd overgenomen door Chiang Kai-shek (de latere dictator van Taiwan, na 1949); de Komintern beschouwde de KMT in het begin en het midden van de jaren twintig als een “progressieve anti-imperialistische” kracht. Veel Chinese communisten sloten zich in deze jaren aan bij de KMT, sommige in het geheim, andere openlijk.

Het buitenlands beleid van de Sovjet-Unie in het midden van de jaren twintig was het resultaat van een interne stromingenstrijd tussen Stalin en Trotski. Trotski’s beleid (wat de tekortkomingen ook waren, en dat waren er heel wat, waaronder het weinig aandacht schenken aan de Chinese crisis tot het te laat was) was gericht op de wereldrevolutie als de enige oplossing voor het isolement van de Sovjet-Unie. Stalin antwoordde met de slogan “Socialisme in één land”, een aberratie die tot dan toe ongehoord was in de internationalistische marxistische traditie. Stalin was in deze periode geallieerd met de rechtse oppositieleider Nikolai Boekharin tegen Trotski; het beleid van de Sovjet-Unie en de Derde Internationale weerspiegelde deze alliantie in een “rechtse wending” richting sterke steun voor het burgerlijk nationalisme in het buitenland. Chiang Kai-shek was zelf erelid van het dagelijks bestuur van de Derde Internationale in deze periode. De Derde Internationale bepleitte sterke steun voor Chiang’s KMT in haar campagne tegen de “krijgsheren” die nauw verbonden waren met de grootgrondbezittende adel.

Het is belangrijk om te begrijpen dat in deze zelfde jaren Mao Zedong (die toen nog niet de centrale leider van de partij was) dit beleid VANAF DE RECHTERVLEUGEL bekritiseerde en pleitte voor een nog nauwere alliantie tussen de CCP en de KMT.(2)

In het voorjaar van 1927 keerde Chiang Kai-shek zich tegen de CCP en de geradicaliseerde arbeidersklasse en richtte een bloedbad aan onder duizenden arbeiders en militanten van de CCP in Shanghai en Kanton (nu in het westen bekend onder de eigenlijke Chinese naam Guangzhou), die volledig ontwapend waren geraakt door de steun van de Komintern aan de KMT.(3) Dit bloedbad maakte een einde aan de relatie van de CCP met de Chinese arbeidersklasse en opende voor Mao de weg om begin jaren dertig het leiderschap op zich te nemen.

Derde Periode

De volgende fase van de CCP was de zogenaamde “Derde Periode” van de Komintern, die gedeeltelijk als reactie op het debacle in China werd gelanceerd. In de Sovjet-Unie keerde Stalin zich tegen boecharinistisch “rechts” (in werkelijkheid was niemand reactionairder dan Stalin), nadat hij korte metten had gemaakt met trotskistisch links.(4) De Derde Periode, die duurde van 1928 tot 1934, was een periode van “ultra-links” avonturisme over de hele wereld. In China en in een aantal andere koloniale en semi-koloniale landen werd tijdens de Derde Periode de slogan van “sovjets overal” gehanteerd. Op zich geen slechte slogan, maar de praktische, voluntaristische uitvoering ervan was een reeks rampzalige, geïsoleerde opstanden in China en Vietnam in 1930, die totaal niet waren afgestemd op de plaatselijke omstandigheden, en die overal tot bloedige nederlagen leidden.

Het was tijdens het herstel van deze nederlagen dat Mao de hoogste leider van de CCP werd, en de “Lange Mars” naar Yan’an (in het afgelegen noordwesten van China) begon, die een centrale maoïstische mythe werd, en de CCP heroriënteerde op de Chinese boerenstand, een veel talrijkere sociale klasse maar, in marxistische termen, geen revolutionaire klasse (5) (hoewel zij een bondgenoot van de revolutie van de arbeidersklasse zou kunnen zijn, zoals in Rusland tijdens de burgeroorlog van 1917-1921).

Japan was Mantsjoerije (noordoost China) binnengevallen in 1931 en de CCP was vanaf dat moment tot de Japanse nederlaag aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verwikkeld in een driehoeksstrijd met de KMT en de Japanners.

Nadat de politiek van de “Derde Periode” had geleid tot de triomf van Hitler in Duitsland (waar de Communistische Partij de “sociaal fascistische” sociaal-democraten, en niet de nazi’s, had aangevallen als de “voornaamste vijand”, en zelfs met de nazi’s had samengewerkt tegen de sociaal-democraten bij stakingen), verlegde de Komintern in 1935 haar koers weer naar het “Volksfront”, hetgeen allianties betekende met “burgerlijk-democratische” krachten tegen het fascisme. Overal in de koloniale en semi-koloniale wereld lieten de communistische partijen hun eerdere anti-koloniale strijd volledig varen en stortten zij zich op steun aan de westerse burgerlijke democratieën. In Vietnam en Algerije, bijvoorbeeld, steunden zij de “democratische” Franse koloniale macht. In Spanje steunden zij kritiekloos de Republiek in de Spaanse Revolutie en Burgeroorlog, waarin zij de Republiek hielpen bij het verpletteren van de anarchisten (die twee miljoen leden hadden), de onafhankelijk linkse POUM (Partido Obrero de Unificacion Marxista, “centristische” partij die destijds als “trotskistisch” werd bestempeld) en de trotskisten zelf. Deze laatste krachten hadden de fabrieken in het noordoosten van Spanje overgenomen en agrarische communes opgericht op het platteland. De Republiek en de communisten verpletterden hen allen, en verloren vervolgens de burgeroorlog van Franco. Het belangrijkste doel van de Sovjet-Unie in Spanje was het bewijzen van haar nieuwe respectabiliteit na het vormen van een anti-Hitler alliantie met Frankrijk in 1935.

In China betekende het Volksfront voor de CCP de steun aan Chiang Kai-shek (die, zoals bekend, acht jaar eerder duizenden arbeiders had afgeslacht) tegen Japan.

In het Yan’an toevluchtsoord van de CCP in deze jaren en gedurende de Tweede Wereldoorlog consolideerde Mao zijn controle over de partij. Zijn beruchte beul Kang Sheng hielp hem alle oppositie of potentiële rivalen uit te roeien met lasterlijke geruchten, schijnprocessen en executies. Een gedenkwaardig geval was dat van Wang Shiwei. Hij was een overtuigd communist en had delen van Marx’ “Kapitaal” in het Chinees vertaald. Mao en Kang luisden hem erin en onderwierpen hem aan een reeks showprocessen, waarna hij gebroken uit de partij verdreven werd. (Hij werd uiteindelijk geëxecuteerd toen de CCP Yan’an verliet in 1947, in de laatste fase van de burgeroorlog tegen Chiang Kai-shek).

Mao’s boerenleger veroverde heel China in 1949. De Chinese arbeidersklasse, die tot 1927 de basis van de partij was geweest, speelde geen enkele rol in deze vermeende “socialistische revolutie”. De eens “progressief-nationalistische” Kuomintang kwam volledig in diskrediet toen zij de partij werd van de landadel, vol corruptie, verantwoordelijk voor de op hol geslagen inflatie, en geleid door officieren die meer geïnteresseerd waren in zelfverrijking dan in het bestrijden van de Japanners (vóór 1945) of de CCP.

Aan de macht

De eerste fase van Mao’s bewind liep van 1949 tot 1957. Hij maakte er geen geheim van dat het nieuwe regime gebaseerd was op het “blok van vier klassen” en een bourgeois nationalistische revolutie uitvoerde. Het was in wezen het programma van de burgerlijke nationalist Sun Yat-Sen van 25 jaar eerder. De corrupte landeigenaren werden onteigend en geëlimineerd.

Maar men mag niet vergeten dat “land aan de boeren” en de onteigening van de pre-kapitalistische grondbezitters (6) de BURGERLIJKE revolutie zijn, zoals dat het geval is geweest sinds de Franse Revolutie van 1789. Het regime was daarom echt populair en veel overzeese Chinezen die geen communisten waren, keerden terug om te helpen het land weer op te bouwen. Sommige “progressieve kapitalisten” werden behouden om hun fabrieken te blijven runnen. Na de chaos van de voorgaande dertig jaar was deze stabilisatie een verademing. Het Volksbevrijdingsleger kwam ook tussenbeide in de Koreaanse Oorlog om Kim Il-sung te helpen in de strijd tegen de Verenigde Staten en de strijdkrachten van de Verenigde Naties. Maar het is ook belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat de Koreaanse Oorlog deel uitmaakte van een oorlog tussen de twee blokken van de Koude Oorlog, en dat wat Kim na 1953 in Noord-Korea ten uitvoer bracht een andere stalinistische “burgerlijke revolutie met rode vlaggen” was, gebaseerd op land voor de boeren. (Noord-Korea werd later de eerste proletarische erfelijke monarchie, nu in haar derde incarnatie).

We moeten de Chinese Revolutie ook in een internationale context zien. Het stalinisme (en het maoïsme is, zoals eerder gezegd, een variant van het stalinisme) kwam sterker dan ooit uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn, nadat het zich heel Oost-Europa had toegeëigend, in China had gewonnen, op weg was naar de macht in (Noord-)Korea en Vietnam, en een enorm prestige had in de strijd in de koloniale en semi-koloniale wereld (die werd omgedoopt tot de Derde Wereld toen de Koude Oorlog de wereld verdeelde in twee antagonistische blokken met als middelpunt de VS en de Sovjet-Unie).

Het lijdt geen twijfel dat Mao en de CCP enigszins onafhankelijk waren van Stalin en de Sovjet-Unie. Zij waren hun eigen soort stalinisten. Zij stonden ook mijlenver af van de macht van de sovjets en arbeidersraden die aanvankelijk kenmerkend waren geweest voor de Russische en Duitse Revoluties, op welke basis de Komintern oorspronkelijk in 1919 was opgericht. Dat is een netelige kwestie die te ingewikkeld is om hier te worden ontrafeld. Maar van 1949 tot de splitsing van China en de Sovjet-Unie in 1960 zond de Sovjet-Unie duizenden technici en adviseurs naar China, en leidde zij nog eens duizenden Chinese kaderleden op aan sovjet-universiteiten en -instituten, zoals al het geval was sinds de jaren twintig. Het “model” dat in de jaren vijftig aan de macht kwam, was in wezen het sovjet-model, aangepast aan een land met een nog overweldigender boerenmeerderheid dan in Rusland het geval was.

De toespraak van Chroesjtsjov

In 1956 werd het wereldstalinisme opgeschrikt door een reeks gebeurtenissen: de Hongaarse Revolutie, waarbij de arbeidersklasse opnieuw arbeidersraden oprichtte voordat die door de Russische interventie werd verpletterd; de Poolse “Oktober”, waarbij een arbeidersopstand een “hervormd” stalinistisch leiderschap aan de macht bracht. Deze opstanden werden voorafgegaan door de toespraak van Chroesjtsjov voor het Twintigste Congres van Communistische Partijen in de wereld, waarin hij veel van Stalins misdaden onthulde, waaronder de massamoord op vijf tot tien miljoen boeren tijdens de collectiviseringen in het begin van de jaren dertig. Er waren veel misdaden die hij niet noemde, omdat hij er te veel bij betrokken was, en het doel van zijn toespraak was de stalinistische bureaucratie te redden terwijl hij Stalin zelf afserveerde. Dit was het begin van een “vreedzame coëxistentie” tussen het sovjet-blok en het westen, maar de onthullingen van Stalins misdaden en de arbeidersopstanden in Oost-Europa (na de arbeidersopstand van 1953 in Oost-Duitsland) waren het begin van het einde van de stalinistische mythe. Bitter gedesillusioneerde militanten over de hele wereld verlieten de communistische partijen, nadat ze hadden ontdekt dat ze tientallen jaren van hun leven hadden gewijd aan een leugen.

De toespraak van Chroesjtsjov in 1956 wordt door latere maoïsten vaak aangeduid als de triomf van het “revisionisme” in de Sovjet-Unie. Het woord “revisionisme” is zelf een ideologie die op hol slaat, omdat het belangrijkste dat “herzien” werd de stalinistische terreur was, die de maoïsten en marxistisch-leninisten impliciet beschouwen als de “dictatuur van het proletariaat”. In 1956 bevonden zich tussen de tien en twintig miljoen mensen in dwangarbeiderskampen in de Sovjet-Unie, en vermoedelijk maakte hun vrijlating (voor degenen die jaren van slavenarbeid overleefden, vaak op de poolcirkel) deel uit van het “revisionisme”. Voor de maoïsten wordt de toespraak van Chroesjtsjov ook vaak vereenzelvigd met het “herstel van het kapitalisme”, waaruit blijkt hoe oppervlakkig hun “marxisme” is, waarbij het bestaan van het kapitalisme niet gebaseerd is op een analyse van de werkelijke maatschappelijke verhoudingen, maar op de ideologie van deze of gene leider.

De toespraak van Chroesjtsjov werd niet goed ontvangen door Mao en de leiders van de CCP, wier eigen strenge heerschappij over China steeds impopulairder werd.(7) Het regime lanceerde een nieuwe fase, de zogenaamde “Honderd Bloemen”-campagne, waarin de “burgerlijke intellectuelen” die zich achter het regime hadden geschaard, terugschrokken voor de wreedheid van de KMT, werden uitgenodigd om “honderd bloemen te laten bloeien” en openlijk hun kritiek te uiten.

De uitbarsting van kritiek was van zo’n onverwachte omvang dat die snel het zwijgen werd opgelegd door Mao en de CCP, die de “Honderd Bloemen”-campagne begonnen te karakteriseren als “de slangen uit hun holen laten” om ze voor eens en voor altijd te “verpletteren”. Veel critici werden gearresteerd en naar dwangarbeiderskampen gestuurd.

Het maoïsme begon echter een internationale tendens te worden en werd aantrekkelijk voor sommige mensen die de pro-Sovjet communistische partijen hadden verlaten na de toespraak van Chroesjtsjov. Dit was een hard-core ultra-stalinistische minderheid (die bijvoorbeeld vond dat de communistische partij van hun eigen land de Sovjet-invasie niet krachtig genoeg had gesteund om de Hongaarse Revolutie te verpletteren). Tegen het begin van de zestiger jaren zouden deze stromingen in de Verenigde Staten, Europa en in de Derde Wereld de “marxistisch-leninistische” partijen worden die zich aan de zijde van China schaarden tegen zowel de Verenigde Staten als het “sociaal imperialisme” van de Sovjet-Unie.

Culturele Revolutie

In China zelf moest het regime zijn bakens verzetten na de ramp van de “Honderd Bloemen”-periode. Er ontstond een groeiende spanning in de top van de CCP tussen Mao en de meer door de Sovjet-Unie beïnvloede technocratische bureaucraten, die zich concentreerden op de opbouw van de zware industrie. Dit was de factiesituatie die leidde tot de “Culturele Revolutie” die in 1965 uitbrak.

Daartoe lanceerde Mao in 1958 de zogenaamde “Grote Sprong Voorwaarts”, waarbij de zware industrie in Sovjet-stijl zou worden vervangen door overal boeren in te schakelen bij kleine industriële “achtertuin”-productie. De boeren werden gedwongen in de “volkscommunes” te gaan werken om in tien tot vijftien jaar het economische niveau van het kapitalistische westen in te halen. Overal werden potten, pannen en gebruiksvoorwerpen en familiestukken omgesmolten voor kleine ovens in de achtertuin om staal te produceren, met moordende werktempo’s. Het resultaat was een enorme onttrekking van boerenarbeid aan het verbouwen van gewassen, wat leidde tot hongersnood in 1960-1961, waarbij naar schatting tien tot twintig miljoen mensen de hongerdood stierven.(8)

Het debacle van de “Grote Sprong Voorwaarts” was ook een vreselijke klap voor Mao’s aanzien binnen de CCP. Het vertegenwoordigde een extreme vorm van het soort voluntarisme, ten koste van de werkelijke materiële omstandigheden, dat altijd Mao’s denken had gekenmerkt, zoals samengevat in zijn beroemde zin over “portretten schilderen op het onbeschreven blad van het volk” (wat marxistisch!).(9) De door de Sovjet-Unie beïnvloede technocraten rond Liu Shaoqi en Deng Xiaoping schopten Mao omhoog, verhieven hem in feite tot een symbolisch boegbeeld, te belangrijk om ronduit te zuiveren, maar ontdaan van alle werkelijke macht. Zo werden de gevechtslinies getrokken voor wat een paar jaar later de “Culturele Revolutie” zou worden.

De “Culturele Revolutie” was Mao’s poging tot een comeback.(10) Het was een factiestrijd op het hoogste niveau van de CCP, waarbij miljoenen studenten van universiteiten en middelbare scholen overal werden gemobiliseerd om het “revisionisme” aan te vallen en Mao de echte macht terug te geven. Maar deze strijd tussen de facties, en de marginalisatie van Mao die daaraan ten grondslag lag, werd niet echt aangeprezen als de werkelijke reden voor dit proces waarin tienduizenden mensen werden gedood en miljoenen levens werden verwoest.(11) China werd in een ideologie gegooid die amok maakte op een schaal die aantoonbaar nog groter was dan onder Stalin op het hoogtepunt van zijn macht. Miljoenen geschoolde mensen die verdacht werden van “revisionisme” (of slechts het slachtoffer waren van een of andere persoonlijke vete), waaronder technici en wetenschappers, werden naar het platteland gestuurd (“verbannen”) om “van de boeren te leren”, wat in werkelijkheid inhield dat zij verpletterende dwangarbeid moesten verrichten, waarbij velen gedwongen werden zich letterlijk dood te werken. De “politiek had de leiding” met partij-ideologen, en niet chirurgen, die de leiding hadden over medische operaties in Chinese ziekenhuizen, met voorspelbare gevolgen. Scholen werden drie jaar lang gesloten in de steden – maar niet op het platteland (1966-1969) – terwijl jongeren van universiteiten en middelbare scholen door het land trokken om mensen te vernederen en soms te vermoorden die door de maoïstische factie waren bestempeld als “revisionist” en “kapitalistische wegbereider van Liu Shaoqi” (Liu Shaoqi stierf zelf door ziekte in de gevangenis). De economie werd geruïneerd. In 1978, toen Deng Xiaoping (die in deze jaren ook zware arbeid op het platteland verrichtte) weer aan de macht kwam, was de Chinese landbouwproductie per hoofd van de bevolking niet hoger dan zij in 1949 was geweest.

Loren Goldner

Deel 2 lees je hier. (Tussenkopjes zijn door de vertaler toegevoegd.)

Noten

1. De term “stalinisme” wordt hier gebruikt om een nieuwe vorm van klassenheerschappij door een bureaucratische elite aan te duiden die, in verschillende tijden en verschillende situaties, streed tegen pre-kapitalistische sociale formaties (zoals in China) of tegen westers kapitalisme. Sommigen, waaronder ikzelf, zien het stalinisme als “staatskapitalisme”; een kleiner aantal, beïnvloed door de theorie van Max Schactman, ziet het als “bureaucratisch collectivisme”. Orthodoxe trotskisten noemen stalinistische regimes “misvormde arbeidersstaten”; de bordigisten noemen het eenvoudig “kapitalisme”. Marxistisch-leninisten zien zulke regimes als… socialisme. Dit is een enorm debat dat al sinds de jaren 1920 wordt gevoerd, maar men kan beter Walter Daum’s “The Life and Death of Stalinism” lezen, waarin een variant van de trotskistische visie wordt verdedigd, maar ook wordt betoogd dat de Sovjet-Unie en al haar “nakomelingen” staatskapitalistisch waren. Buiten de landen waar een stalinistisch regime de staatsmacht heeft, gebruik ik de term “stalinistisch” om de krachten aan te duiden die strijden om er een te vestigen, of de verdedigers van een of andere versie van het “reëel bestaande socialisme”.

2. Vgl. Stuart Schram, “Mao tse-tung” (1966). Op p. 78 beschrijft Schram Mao’s situatie in 1925: “Mao combineerde een hoge functie in de Chinese Communistische Partij met het lidmaatschap van het Shanghai Bureau van de Kuomintang (…) zijn collega’s waren Wang Ching-wei en Hu Han-min, die zich spoedig zouden ontpoppen als leiders van respectievelijk de de linker- en rechtervleugel (…) (hij moest terug naar Hunan om uit te rusten) (…) maar er bestaat weinig twijfel over dat zijn ziekte op zijn minst gedeeltelijk diplomatiek was. Hij lag zwaar onder vuur van diegenen in de Communistische Partij die gekant waren tegen een te grote nadruk op samenwerking met de Kuomintang (…) Li li-san bespotte hem als ‘Hu Han-min’s secretaris'”. Meer materiaal staat op blz. 83-84.

3. Dit alles wordt in detail beschreven in Harold Isaac’s boek “The Tragedy of the Chinese Revolution”, voor het eerst gepubliceerd in 1934 en sindsdien vele malen heruitgegeven. Lezers moeten erop bedacht zijn dat Isaacs, een trotskist toen hij het boek schreef, later een “State Department socialist” werd en het boek bij elke herdruk afzwakte, maar latere edities vertellen nog steeds het essentiële verhaal.

4. Deze drie facties ontstonden na Lenin’s dood in 1924: de trotskistische linkerzijde pleitte voor export van de revolutie en een intensief industrialisatiebeleid gebaseerd op een sterke onttrekking van een overschot aan de boerenbevolking; Boecharin pleitte voor “socialisme in een slakkengang” met een veel laksere houding ten opzichte van klein producentenkapitalisme door de boeren, en Stalin “weifelde” daar tussenin. Zie hierover de bespreking van het boek van John Marot in het huidige nummer van IN.

5. Om het in een notendop te zeggen: het historische traject van de boeren onder pre-kapitalistische omstandigheden heeft zich in de meeste gevallen getoond in de richting van kleine particuliere bedrijfjes. In dergelijke omstandigheden, zoals in Rusland, kunnen zij de bondgenoten zijn van een proletarische revolutie, waarin de “democratische taken” van de socialistische revolutie door de arbeiders gecombineerd worden met die van de burgerlijke revolutie (land aan de boeren). Er is een burgerlijke produktiewijze (kapitalisme), er is een overgang naar de communistische produktiewijze waarin de arbeidersklasse de heersende klasse is (socialisme); er is geen “boerenproductiewijze”, die de historische rol van de boeren beperkt tot het zijn van bondgenoten van de ene of de andere heersende klasse.

6. –

7. Zie bijvoorbeeld Ygael Gluckstein’s vroege boek “Mao’s China” (1955), met name het hoofdstuk getiteld “The Regimentation of the Working Class”. Gluckstein (die later beter bekend werd onder zijn pseudoniem Tony Cliff, leider van de Britse Internationale Socialisten en daarna omgedoopt tot de Socialistische Arbeiderspartij) was de eerste persoon die China systematisch analyseerde als een vorm van staatskapitalisme.

8. Sommige schattingen zijn veel hoger. Onderzoekers zijn het niet eens over de ernst van de hongersnood. Een invloedrijk cijfer is afkomstig van Judith Banister, die schat dat er in de periode 1958-1961 dertig miljoen extra doden zijn gevallen. Judith Banister, “China’s Changing Population” (Stanford: Stanford University Press, 1987). Een veel hogere schatting (50-60 miljoen) werd onlangs gemaakt door Frank Dikotter, in zijn controversiële “Mao’s Great Famine”. Voorbij een bepaald punt zijn de exacte cijfers niet zo belangrijk als de regelrechte ramp die door het beleid werd veroorzaakt.

9. Blijkbaar had Mao noch enig ander lid van de CCP Marx gelezen ten tijde van de oprichting in 1921. Zij kwamen voort uit de vele ideologische invloeden die vóór de Eerste Wereldoorlog in Oost-Azië gangbaar waren: socialisme (vaag begrepen), anarchisme, Tolstojaans pacifisme, en Henry Georgisme, onder anderen. Het “voluntarisme” ,zoals de term hier wordt gebruikt verwijst naar perioden als de Grote Sprong Voorwaarts, of de (bovengenoemde) karakterisering van het Sovjetblok als “kapitalistisch” op basis van de toespraak van Chroesjtsjov, of de (meer idealistische) definitie van klasse in de Culturele Revolutie, niet op basis van de relatie van een individu tot de productiemiddelen maar op basis van zijn familie-achtergrond of “revisionistische” ideeën. Voor achtergrondinformatie over de voluntaristische ideologieën die gangbaar waren ten tijde van de oprichting van de CCP, zie Maurice Meisner, “Li ta-chao and the Origins of Chinese Marxism”; over Mao’s voluntarisme dat hij erfde uit zijn vroege lezing van Kant, zie Frederic Wakeman, “History and will; philosophical perspectives of Mao Tse-tung’s thought”.

10. De belangrijkste analyse van de Culturele Revolutie in deze termen is Simon Leys’ “Chairman Mao’s New Clothes”, gepubliceerd in het Frans in 1969 en enkele jaren later vertaald in het Engels. Leys schreef ook briljante boeken over de culturele woestijn die door het aan de macht zijnde maoïsme werd gecreëerd, zowel voor als na de Culturele Revolutie: “Chinese Shadows, The Burning Forest, and Broken Images”. Zijn werk is verplichte lectuur voor iedereen die vandaag nostalgisch is naar de “Culturele Revolutie”.

11. Enige smaak van deze gebeurtenissen wordt beschreven door de liberale academicus Song Yongyi. Zijn boek over de massamoorden van de Culturele Revolutie is helaas alleen in het Frans en in het Chinees verkrijgbaar. Hij heeft ook een Encyclopedie van de Culturele Revolutie uitgegeven, die droog en academisch is.