Bezoek aan een deprimerend oord, de Koloniën van Weldadigheid

Op 29 augustus ben ik naar het Gevangenismuseum in Veenhuizen geweest. We komen aan in Veenhuizen nadat we de boerenhoeve Nieuw Weper zijn gepasseerd. Veenhuizen ligt in een bosrijke omgeving en het gevangenismuseum bevindt zich op een afgelegen terrein waar je alleen met de auto of de fiets kunt komen.

Bij de ingang van het museum merken we dat we niet de enige bezoekers zijn. Hordes toeristen willen het museum en zijn attracties bezoeken. We gaan naar binnen en betalen. We boeken ook een tocht met de boevenbus over het terrein van de Maatschappij van Weldadigheid dat 3.200 hectare groot is. En we boeken een wandeling naar gevangenis De Rode Pannen, die tot 2008 als zodanig in gebruik was. We zijn in de voormalige Koloniën van Weldadigheid die in de eerste helft van de negentiende eeuw zijn opgericht om in Nederland armoede te bestrijden. De belangrijkste oprichter was Johannes van den Bosch, een vreselijke man.

Gestichten

De Koloniën van Weldadigheid zijn sinds 2021 Unesco Werelderfgoed. Het experiment van die “koloniën” was gericht op het omvormen van armen tot productieve burgers, en woeste grond tot productief landbouwgebied. De armen moesten een goede moraal (de hypocriete moraal van de gegoede burgerij) worden bijgebracht en ze moesten door hen hard te laten werken verheven worden tot oppassende burgers. De Maatschappij van Weldadigheid zette in Veenhuizen drie grote gebouwen neer. Die waren bedoeld voor de opvang van kinderen uit de grote steden die geen ouders meer hadden: weeskinderen.

De gebouwen werden “gestichten” genoemd: het Eerste, Tweede en Derde Gesticht. In ieder gesticht was plaats voor ongeveer duizend mensen. Er werden niet genoeg weeskinderen naar Veenhuizen gestuurd om alle drie de gestichten vol te krijgen. In twee van de drie gestichten woonden wezen, in het derde gesticht woonden bedelaars en landlopers. De Maatschappij van Weldadigheid kon het echter financieel niet bolwerken. De regering nam in 1859 de gestichten in Veenhuizen over. Alleen het Tweede Gesticht staat nu nog overeind. Daarin is nu het Gevangenismuseum gevestigd. Nog steeds staan er gevangenissen van de staat op het terrein. De meest zware, onhandelbare delinquenten werden in gevangenis de Rode Pannen ondergebracht. Die gevangenis, met zijn ijzeren hekken met prikkeldraad eromheen en de cellencomplexen, is nog geheel intact.

We lopen wat rond in de boekwinkel bij de balie en ontdekken dat er heel veel boeken over de onvrije kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid zijn geschreven. We krijgen de indruk dat armoede en ellende big business is en dat veel mensen daar geld aan verdienen. Hordes toeristen vergapen zich aan de vroegere en nog in gebruik zijnde gevangenissen en werkinrichtingen op het terrein. Zoals reeds opgemerkt, werden in de negentiende en ook nog in de twintigste eeuw mensen in de onvrije kolonie ondergebracht die “heropgevoed” moesten worden. Zoals mensen die zich misdroegen in de zogenaamd vrije koloniën in het zuidelijker gelegen Frederiksoord en Wilhelminaoord. Veel arbeiders probeerden die vrije koloniën te ontvluchten en vestigden zich in plaggenhutten in de buurt van Noordwolde, net over de grens tussen Drenthe en Friesland. Alles beter dan het regime van de Koloniën. Ook “paupers”, zwervers en lieden die zich schuldig maakten aan openbare dronkenschap in de grote steden in het westen van het land werden er ondergebracht.

Werk en bid”

Om half één stappen we in de boevenbus. Dat blijkt een oude, nogal krakkemikkige bus te zijn waarmee eertijds gevangenen uit de nog steeds bestaande gevangenissen op het terrein werden vervoerd naar werkplaatsen elders op het terrein. Het is een bus met oncomfortabele stoelen. Er zijn tralies voor de ramen om de toeristen alvast een beetje de sfeer te laten proeven en je kunt dus geen foto’s maken. We rijden op hobbelige wegen hotsend en botsend over het terrein. Een gids vertelt over de verschillende gebouwen die op het terrein staan. En we komen langs twee nog in gebruik zijnde gevangenissen voor zware misdadigers: Noorderhaven en Bankenbosch. Verder meldt de gids terloops dat er ook nog een gevangenis staat als locatie voor zogenoemde asielzoekers, namelijk alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s). De onderdrukkingssystemen van de negentiende eeuw gaan naadloos over in dergelijke systemen nu. De gebouwen hebben stichtelijke opschriften, zoals “werk en bid”. Eigenlijk luidt de uitdrukking “bid en werk”, maar de beheerders van de onvrije kolonie hadden de twee woorden omgedraaid om te benadrukken dat werken het belangrijkste is.

Na de tocht met de boevenbus, waar we gebroken uit komen, maken we onder leiding van een gids een wandeling naar de bij het Tweede Gesticht gelegen gevangenis De Rode Pannen. Die gevangenis is tot 2008 in gebruik geweest en de situatie is er nu nog net zo als toen. We gaan door een groot ijzeren hek in de omheining met prikkeldraad de gevangenis in. De gids vertelt in geuren en kleuren de ins en outs van het leven in een gevangenis. Op een brede gang beneden en op een bovenverdieping zijn tamelijk kleine hokjes, de cellen van ik schat vier bij vijf meter waarin achter een zware deur de gevangenen verbleven. Onderling contact tussen de gevangenen was strikt verboden. Voorkomen werd dat de gevangenen zelfs maar oogcontact hadden. Gevangenen die amok maakten door dingen in de cel te vernielen en die opstandig werden, werden opgesloten in een soort crisiscel. Ik ben de precieze naam vergeten, maar die was zo ingericht dat je werkelijk niets kon vernielen. Er stond alleen een bed en een stalen wc.

Gevangenen die dan nog onhandelbaar bleken te zijn, werden vastgebonden op een soort bed in een tegenover gelegen kamer, met riemen en touwen zodat ze zich niet konden bewegen. Dit martelwerktuig, waar je maximaal 24 uur op mocht liggen, werd in de wandelgangen “de fiets” genoemd. Dit alles was dus tot 2008 in gebruik. De gids vertelt over een onhandelbare gevangene die onder meer op “de fiets” werd vastgebonden en die uiteindelijk werd uitgezet naar Marokko. Daar werd hij door de politie meegenomen naar een stille hoek van het vliegveld en doodgeschoten.

Na het bezoek aan deze gevangenis zijn we weer naar huis gegaan. Eén ding heb ik mij voorgenomen: ze krijgen me met geen stok meer naar dit vreselijk deprimerende oord.

Piet van der Lende

(Dit artikel verscheen eerder op de website van de Bijstandsbond.)