Deze Turks-Nederlandse vrouwen legden eind jaren 70 een kippenfabriek plat

Het is 1978 als Turkse vrouwen die werken in een kippenfabriek in Almelo besluiten actie te ondernemen tegen hun belabberde arbeidsomstandigheden. Hun zestigurige werkweek bestaat uit het uitvoeren van activiteiten die lichamelijk ondragelijk blijken. Zo moeten de vrouwen kokend heet kippenvlees, bestemd voor soep, met hun blote handen van de botjes halen. Ze maken lange dagen, hebben weinig vakantie en verlofdagen en worden structureel onderbetaald. Staken is in die tijd voor deze groep vrouwen geen vanzelfsprekendheid. Op dat moment kon er namelijk een flinke consequentie volgen op “stakingen van buitenlanders” in ons land: het moeten verlaten van Nederland. Opkomen voor haar rechten zou voor die vrouw op de foto dus zomaar een heel grote prijs kunnen hebben. Dat deze vrouwen ondanks dat risico toch besloten om hun werk neer te leggen, is te begrijpen als je kijkt naar hoe het beleid rondom hun arbeidsparticipatie eruit zag. De vrouwen worstelden niet alleen met een enorm lange werkweek en slechte arbeidsomstandigheden. In het document “Taal noch Teken – Werkgroep Buitenlandse Arbeiders” (1979) las ik dat het hen praktisch onmogelijk gemaakt werd om de Nederlandse taal te leren. Dat zit zo: de vrouwen konden wel taallessen volgen, maar die werden alleen door de werkgever betaald als ze fulltime in loondienst werkten. Dat het praktisch onmogelijk is voor vrouwen – velen van hen moeders – om naast een werkweek van zestig uur in de avonduren ook nog eens taallessen te volgen, daar werd niet bij stilgestaan. Het gevolg was dat ze er op economisch en sociaal vlak nauwelijks op vooruit gingen, en dat kwam de emancipatie niet ten goede.

Süheyla Yalçin in Deze Turks-Nederlandse vrouwen legden eind jaren 70 een kippenfabriek plat (Vice)