Het woord “activist” is een frame

(Foto: Markus Spiske via Pexels)

“Je hebt protesterende boeren, protesterende leraren, en je hebt activisten. Maar wij zijn ook gewoon vaders en moeders die hun kinderen willen beschermen tegen de racistische karikatuur Zwarte Piet. Het woord ‘activist’ is een frame.” Dit was een treffende reactie van Elvin Rigters van Kick Out Zwarte Piet op een debatavond in Pakhuis de Zwijger.

Er is inderdaad iets vreemds met het woord activist. Het heeft in de taal een heel andere lading gekregen: het beschrijft niet meer wat je doet, maar is een identiteit die je opgeplakt krijgt. En daarmee wordt het een term die steeds minder bruikbaar is voor mensen die om welke reden dan ook actievoeren om de wereld te veranderen en onrecht ongedaan te maken.

Activisten. Als ik de kranten mag geloven, zijn dat radicaal-linkse relschoppers, mensen die heel hard roeptoeteren maar nooit hun zin krijgen. Het zijn een bepaald soort bijzondere mensen, ze maken deel uit van een subcultuur en zijn outsiders.

Ook het woord activistisch heeft een negatieve bijklank. Activistisch is iets dat te ver gaat, iets dat overdreven is, wat je niet wilt zijn, omdat mensen er negatief op zullen reageren.

Je wilt geen activistische journalist, bestuurder of wetenschapper zijn die duidelijk voor een ideaal opkomt. Je wilt iemand zijn die ‘neutraal’ blijft: iemand die de status quo als normaal beschouwt, en zich in zekere zin bij onrecht neerlegt.

Ik ben geen activist

Dit frame werkt zo sterk dat heel veel mensen die in actie komen, zich niet als activist willen identificeren.

De antropologen Rash en Kuhnberg dompelden zich onder in het verzet tegen schaliegas in de Noordoostpolder, en kwamen er achter dat de mensen die het boren naar schaliegas daar tegenhielden, zich niet als activist wilden bestempelen. Want activisten komen uit de Randstad, niet van het platteland.

Ik heb zelf iemand die meedeed aan een blokkade van een NAM-installatie in Groningen, en net een van onze actietrainingen had gevolgd, horen zeggen: ‘‘Ik ben geen activist.’’

Deels zorgt dat negatieve frame rond activisme er ook voor dat mensen afzien van deelname aan protestacties, zélfs als die hun eigen belangen dienen.

Story of self

Je story of self is een belangrijk hulpmiddel als activist. Wie jij bent, en welke identiteit je uitstraalt, bepalen in hoge mate met wie je relaties kan opbouwen en kan betrekken bij je campagne. In die zin is het een beperking jezelf neer te zetten als activist.

Je zet jezelf neer als een outsider, en je geeft jezelf in zekere zin de status van de persoon die het probleem komt fixen. Daarmee zeg je dat je anders bent dan de mensen met wie je werkt, en dat ze een ondergeschikte rol spelen in je campagne. Niet echt een effectieve manier om mensen te betrekken en ‘‘activist’’ te maken…

Willen we een sterke progressieve beweging bouwen, dan moeten we van dat negatieve frame af. Er zijn twee fundamenteel verschillende manieren waarop we dat kunnen doen. Óf we proberen het frame activist te heroveren, en het woord weer een positieve lading te geven. Óf we beschouwen het als een verloren zaak, en werken er omheen.

Ikzelf beschouw het woord activist als een verloren zaak. Ik heb belangrijkere strijd te voeren. En dus kies ik ervoor mezelf niet als activist te beschrijven, maar als “iemand die verzet organiseert en verandering mogelijk maakt”. In het verlengde daarvan beschrijf ik, op sociale media, in persberichten en in persoonlijke gesprekken, de mensen met wie ik werk niet als activist of activistisch.

Door de mens achter de activist te laten zien, termen als “beschermer” of “veranderaar” te gebruiken, of op andere manieren het frame “activist” te vermijden, ga ik niet mee in dit negatieve frame.

Ik ben benieuwd naar jouw gevoelens bij het woord activist. Reageer door een mailtje te sturen naar info (at) stroomversnellers.org

Peter Polder

(Dit artikel verscheen eerder op de website van Stroomversnellers.)