De intellectuele armoede van het racismedebat

Zo ook ’s lands opiniepagina’s, waar witte mensen deze week voor de verandering weer eens de ruimte kregen om anti-racisten te karakteriseren. Ze reageerden op de naamsverandering van museum Witte de With, afgedwongen door activisten, en zwetsten over “gekwetst zijn”, of “uitgummen van het eigen verleden”. Die opiniestukjes hingen aan elkaar van de stropoppen: ga maar eens na hoe vaak zij hun doelwitten echt citeren. Dat soort amateurisme vereist dan weer reacties die de basisargumenten opnieuw uitleggen, waarna die steevast genegeerd worden ten faveure van de eerder genoemde stropoppen. Toegegeven, het is best nuttig om die basisargumenten af en toe uit te leggen, maar bij anti-racisme, feminisme en andere emancipatiekwesties is de basis het enige dat ruimte lijkt te krijgen. Zo wordt het niveau van het maatschappelijke gesprek kunstmatig laag gehouden, en krijg je een oneindige herhaling van zetten. Toni Morrison noemde dit een effect van racisme: afleiding die mensen van kleur dwingt zichzelf constant te rechtvaardigen. Het getuigt daarnaast van een diep gebrek aan respect voor wetenschappers en de onderwerpen zelf. Niemand haalt het in zijn hoofd om Robbert Dijkgraaf zijn natuurkundige theorieën te laten verdedigen tegenover een leek die zijn vakgebied wantrouwt, maar bij Gloria Wekker is dat de normaalste zaak van de wereld.

Sander Philipse in De intellectuele armoede van het racismedebat (Oneworld)