Ongebreidelde, ongecontroleerde bedrijfsmacht (Big Tech-serie, deel 1)

Illustratie door Zoran Svilar (CC BY-NC-ND 3.0, niets veranderd).

Wie heeft de digitale macht in handen tegenwoordig? Een klein aantal extreem machtige bedrijven, Google, Amazon, Facebook, Apple en Microsoft, hebben het recht om te bepalen wie mag spreken, wie elkaar mag bereiken, hoe het internet werkt. Dat verschilt hemelsbreed van het oorspronkelijke idee, dat het internet een nieuw soort netwerk was waar iedereen die met iemand wilde spreken dat kon doen zonder tussenkomst van een derde partij. Maar nu kan een van dat kleine aantal mega-bedrijven spraak, tekst, video’s of bijvoorbeeld fondsenwerving door laten of niet.

Aan het woord is Cory Doctorow, een Brits/Canadees/Amerikaanse science fiction-schrijver, journalist en digitale technologie activist.

De reden waarom deze bedrijven zo groot mochten worden, de reden waarom de toezichthouders van de staten een oogje dichtknepen, is dat staten deze bedrijven zien als plaatsvervangers van hun eigen inlichtingendiensten, die nuttig zijn voor hun eigen machtspositie. Het is bijvoorbeeld hoogst onwaarschijnlijk dat de National Security Agency (NSA, de federale veiligheidsdienst van de VS) de bevoegdheid had kunnen krijgen om ons allemaal radiobakens (onze mobiele telefoons) te laten dragen, die over de hele wereld onze locatie laten zien. Door bedrijven toe te staan dit te doen, door niet in te grijpen en geen regels te stellen, heeft de Amerikaanse overheid een toekomst geschapen waarin de NSA ons niet allemaal hoeft af te luisteren. Ze kan gewoon Facebook of Google of Apple om informatie vragen waar ze anders nooit aan had kunnen komen. Dit moeten we dus zien als een publiek-private samenwerking, een vorm van samenwerking van overheid en bedrijfsleven.

Big Tech-serie
– 1. Ongebreidelde, ongecontroleerde bedrijfsmacht
– 2. Digitaal kapitalisme is mijnbouw, geen luchtige, bijna onzichtbare “cloud”
– 3. Datamonopolie-kapitalisme
– 4. Digitaal geweld tegen vluchtelingen en migranten

Daar komt bij dat Google je locatiegegevens verzamelt op een manier die duidelijk misleidend is. Als je het bijhouden van je locatie uitschakelt op je mobiele telefoon, stopt die niet met het bijhouden van je locatie. Er zijn minstens twaalf verschillende plaatsen waar je iets moet uitschakelen, om het volgen van je locatie te stoppen. En zelfs dan is het niet duidelijk of het echt gebeurt. Zelfs Google-medewerkers klagen er over dat ze er niet achter kunnen komen hoe ze locatiebepaling kunnen uitschakelen.

In elke gezonde samenleving zou het systematisch bepalen van ieders locatie een verboden activiteit zijn. Sectie vijf van de Federal Trade Commission Act (Wet op het federale handelsagentschap van de VS) geeft dit agentschap ruime bevoegdheden om in te grijpen tegen “oneerlijke en misleidende” praktijken. Het is moeilijk vol te houden dat het niet oneerlijk of misleidend zou zijn dat wanneer je op de knop “Volg mij niet” klikt, je nog steeds wordt gevolgd. Dit is duidelijk wat de wet verbiedt. En toch hebben overheden geen actie ondernomen. We hebben geen wet- of regelgeving gezien om dit te verhinderen.

Ook zien we dat de staat steeds meer gebruik maakt van locatiegegevens van Google met behulp van “geofence warrants” (locatie bevelen) of “reverse warrants” (terug in de tijd bevelen). Dan gaat een instantie zonder of met een bevelschrift naar Google, geeft een locatie op – deze straat of dit blok – en een tijd – bijvoorbeeld gisteren van dertien tot zestien uur – en eist een lijst op van iedereen die in die periode in dat bepaalde gebied was. Dit heeft de staat uitgebreid gebruikt tegen Black Lives Matter-demonstranten en daarna tegen de bestormers van het Capitool. Je ziet dus hoe de staat een kwaadaardige reden heeft om dit bedrieglijke, oneerlijke gedrag van Google door de vingers te zien.

Maar het is zeer gevaarlijk gedrag, want bij een zo groot bedrijf als Google heb je altijd bedreigingen van binnenuit, zoals werknemers die steekpenningen aannemen. Zo bleken Saoedische agenten Twitter geïnfiltreerd te hebben, die vervolgens gegevens van Saoedische activisten stalen en die aan Saoedische inlichtingendiensten verstrekten zodat deze hen beter in de gaten konden houden en vervolgens op de meest gewelddadige en gruwelijke manier wraak op hen konden nemen die je je maar voor kunt stellen.

Er bestaat ook het risico dat alle verzamelde gegevens op een keer uitlekken en dat criminelen daar dan gebruik van maken. Goede regelgeving zou dit soort dingen kunnen stoppen. De enige reden die je zou kunnen bedenken waarom dit soort praktijken gewoon doorgaan is dat er te veel medewerkers binnen de overheid afhankelijk zijn van deze zeer gevaarlijke en misleidende databases omdat die hun werk makkelijker maken. Ze steunen dus pogingen om Google en andere bedrijven in toom te houden niet. Ze geven zelfs zowel in het openbaar als achter de schermen opdracht om dat niet te doen. Zoals Upton Sinclair ooit opmerkte, is het erg moeilijk om iemand iets te laten begrijpen als zijn salaris afhangt van het feit dat hij dat niet begrijpt.

Samenwerking met autoritaire regimes

In het midden van de jaren 2000 tot het begin van de jaren 2010 zagen we techbedrijven lokale kantoren openen in landen waar de rechtsstaat erg zwak is. Het begon allemaal met Google die een vestiging in China opende (en die al vrij snel weer sloot). Daarna begonnen veel bedrijven een filiaal in Rusland toen het lid werd van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). En Twitter opende een kantoor in Turkije. Dit is belangrijk om te weten omdat het mensen in gevaar bracht. Het gaf de nationale regeringen van deze landen de macht om letterlijk de hand te kunnen leggen op belangrijke mensen binnen die techbedrijven en zo hun medewerking af te dwingen. Wapengekletter van laten we zeggen Erdoğan was nu veel effectiever geworden dan toen alle Google functionarissen nog in Californië zaten. Als het dichtstbijzijnde directielid van Google een oceaan verderop zou zitten, zou Google een heel andere afweging maken over zijn deelname aan een Turks surveillance systeem dan wanneer hun mensen opgepakt en in de gevangenis gegooid konden worden.

Ik kan je een vergelijkbaar verhaal vertellen over het beschikbaar stellen van belangrijke firewall systemen, eerst aan China en daarna als kant-en-klaar product aan andere landen, omdat Chinese (en ook westerse) bedrijven hun gebruiksklare oplossingen verkochten aan overheden met zeer weinig ervaren computerdeskundigen. Dit heeft ertoe geleid dat overheden bedrijven bedreigden hen te zullen blokkeren aan hun grens, tenzij ze een filiaal zouden openen in hun land en hun gegevens in hun land zouden opslaan. Daarbij beriepen deze landen zich op de regels van de Europese Unie die bepalen dat Amerikaanse bedrijven die in de EU opereren gegevens van Europeanen niet naar de VS mogen verplaatsen waar de NSA erbij kan.

Dit is een volstrekt redelijke bepaling van de EU. Maar je hebt ook regeringen die nog minder respect hebben voor privacy dan de NSA, of nog meer geneigd zijn om de gegevens van hun eigen burgers tegen hen te gebruiken dan de VS. Ik denk bijvoorbeeld aan Ethiopië, hoe het kant-en-klare massasurveillance middelen van westerse bedrijven heeft gebruikt om democratische oppositieleden op te pakken, te arresteren, te martelen en te vermoorden. Wil je snappen hoe de Ethiopische autoriteiten aan hun gegevens kwamen, dan moet je het samenspel zien van lokaal op laten slaan van gegevens, nationale firewall-technologie en de verplichting om kantoren op te zetten in hun eigen land. Techbedrijven voldoen aan deze eisen van autoritaire regeringen omdat zij zoveel mogelijk winst willen maken.

Machinaal leren

Ik hou niet van de term “kunstmatige intelligentie”. Het is niet kunstmatig en ook niet intelligent. Ik hou ook niet echt van de uitdrukking “machinaal leren”. Maar om het nou “statistische inferentie” te noemen staat ook zo raar. Laten we het dan toch maar “machinaal leren” noemen, dat je het beste kan zien als geautomatiseerde beoordeling op een schaal die mensen niet kunnen bereiken. Dus als je elk gezicht in een menigte wil identificeren door te kijken in een database van alle gezichten die bij een staat bekend zijn, dan kan een staat dat tegenwoordig doen. In het voormalige Oost-Duitsland werkte één op de zestig mensen op de een of andere manier voor de inlichtingendiensten, maar het land kwam nog niet in de buurt van de huidige schaal van surveillance.

Dat roept twee interessante vragen op. Ten eerste: wat als digitale surveillance werkt? En ten tweede: wat als het niet werkt? Als het werkt, maakt dat een superinlichtingendienst mogelijk die de dromen van elke dictator in de geschiedenis overtreft. Maar hoe makkelijker het is voor een regering om oppositie te voorkomen, hoe minder aandacht ze hoeft te besteden aan goed bestuur om mogelijke oppositie tijdig de pas af te snijden. Hoe meer ze zal regeren in het belang van de machtigen. Dus als het werkt, is het slecht.

Als digitale surveillance echter niet goed werkt, is het ook slecht omdat zij per definitie werkt op een schaal die te groot, te snel is voor menselijke controle. Als een computer elke seconde miljoenen beslissingen neemt, kan geen mens die ooit overzien. Als er maar een kleine foutmarge is van, laten we zeggen, één procent, dan is dat meteen rampzalig. Want één procent van een miljoen betekent wel tienduizend fouten, per seconde.

De onthullingen van Snowden

Ik denk dat we aan de onthullingen van Ed Snowden te danken hebben dat we steeds meer beseffen dat er op grote schaal digitale surveillance plaatsvindt. Het is tegenwoordig niet meer controversieel om te zeggen dat we onder massasurveillance staan en dat onze computers en allerlei andere digitale apparaten worden misbruikt door de staat. Dat heeft de ruimte geschapen voor bedrijven en non-profits om technologieën te ontwerpen die surveillance tegengaan. Zoals bijvoorbeeld het gebruik van versleutelingstechnieken van Signal en de integratie van anti-surveillance technologie in WhatsApp door een groot bedrijf als Facebook.

Binnen de tech-industrie groeit het besef dat deze massasurveillance slecht is voor de industrie zelf omdat overheidsdiensten die zich met die surveillance bezighouden voornamelijk in de weer zijn fouten in computerprogramma’s op te sporen en deze te benutten om tegenstanders van de overheid aan te vallen in plaats van de gebreken te melden aan de fabrikanten. Bijvoorbeeld, de NSA ontdekt een bug in Windows en in plaats van dit aan Microsoft door te geven gebruikt het die om mensen te hacken van wie ze denken dat ze terroristen of spionnen zijn of op een andere manier de nationale belangen van de VS schaden.

Het probleem daarbij is dat er ongeveer een kans van één op vijf is dat criminelen of vijandige overheden een bepaalde fout onafhankelijk herontdekken en gaan gebruiken. Dat betekent dat de Amerikaanse overheid bedrijven en mensen blootstelt aan een gigantisch risico door deze fouten te ontdekken en vervolgens niet snel te handelen om deze gevaarlijke digitale achterdeurtjes te sluiten. Dat risico zie je het beste in de huidige epidemie van ransomware (gijzelsoftware om losgeld te eisen) waarbij kleine criminelen grote bedragen los weten te krijgen van pijpleidingbedrijven, ziekenhuizen, overheidsinstellingen en hele steden.

Dit soort gevaren heeft een anti-surveillance beweging in het leven geroepen die aan kracht wint. Ook al is zij nog niet zo sterk geworden als we hadden gehoopt, gezien de offers die mensen als Snowden hebben gebracht. Maar alles wat niet eeuwig door kan gaan, zal uiteindelijk stoppen. En massasurveillance is zo giftig voor onze gedachtewisseling, zo gevaarlijk en roekeloos, dat het niet eeuwig kan doorgaan. De vraag is dus niet óf het zal stoppen, maar hoeveel slachtoffers het gemaakt zal hebben voordat we het stoppen. De onthullingen van Snowden hebben dit moment dichterbij gebracht.

Big Tech is níet goed in digitale vernieuwing

Het eerste dat we moeten zien te begrijpen van Big Tech is dat deze bedrijven niet erg goed zijn in innovatie. Neem Google. Zij heeft in totaal drie succesvolle producten op de markt gebracht. Dertig jaar geleden maakte zij een heel goede zoekmachine, een vrij goede Hotmail-kloon en een onbenullige browser. De rest van wat het zelf heeft gemaakt, is mislukt. Elk ander succes heeft ze behaald door een ander bedrijf op te kopen. Toen bijvoorbeeld Google Video mislukte, kocht ze YouTube. Met uitzondering van een paar zaken is alles wat Google verkoopt, gekocht van iemand anders. Eigenlijk had de overheid deze concurrentiebeperkende fusies en overnames moeten voorkomen en deze grote bedrijven moeten dwingen òf om uit te zoeken hoe ze zelf konden innoveren òf om uit de weg te gaan voor mensen met betere ideeën, die hen voorbij raceten.

Google is overigens niet het enige bedrijf dat zelf weinig nieuws uitvindt. Ook Apple, Facebook en Microsoft zijn stuk voor stuk bedrijven die andere firma’s opkopen, en dan net doen alsof ze zelf nieuwe ideeën ontwikkelen. We hebben digitale technologie als het ware bevroren door bedrijven die toegang hebben tot de kapitaalmarkten te laten beslissen hoe de toekomst van die technologie eruit gaat zien. Het is een planeconomie, maar niet een die door wetgevers of democratisch gekozen regeringen wordt bepaald, maar door een paar zeer machtige financiers en directeurs van een paar grote bedrijven. Een planeconomie van een stel autocraten in een kantoor. Als je eenmaal snapt dat de speciale kracht van deze bedrijven is dat ze toegang tot de kapitaalmarkten hebben, zodat ze potentiële rivalen op kunnen kopen en op die manier uit kunnen schakelen voordat ze belangrijk worden, dan begin je te begrijpen waar hun macht ligt.

Je moet vooral die opgeklopte verhalen van Google en Facebook tegen potentiële adverteerders niet geloven, dat ze een brein-controle-straal hebben gebouwd waarmee ze alles aan iedereen kunnen verkopen als je hun maar een vergoeding betaalt. Al sinds Raspoetin of misschien nog wel eerder beweren mensen dat ze een brein-controle-straal hebben gebouwd en ze logen allemaal. Hun buitengewone beweringen vereisen buitengewoon bewijs. Maar het bewijs is erg mager. Nu hebben we dan te maken met monopoliebedrijven. Facebook kan zich richten op drie miljard mensen omdat het hen de hele tijd bespioneert en omdat het in feite onmogelijk is om het internet te gebruiken zonder Facebook te gebruiken. Zelfs als je geen Facebook-gebruiker bent, is bijna elke app die je gebruikt gebouwd met Facebook’s programma’s zodat dit bedrijf altijd gegevens over je verzamelt. Hetzelfde geldt voor Google. Het is niet zo dat het surveillance bedrijfsmodel deze firma’s zo veel macht heeft gegeven. Het is omgekeerd: hun macht stelt hen in staat om een surveillance bedrijfsmodel te gebruiken dat onder elk gezond regeringssysteem verboden zou zijn, of ondermijnd zou zijn door concurrenten.

Om een voorbeeld te geven: veel mensen vinden het prettig dat er een goede zoekmachine bestaat. Maar slechts weinigen beseffen hoe Google ons bespioneert. Historisch gezien, als je een bedrijf hebt waarvan de digitale producten drie dingen doen die de klanten leuk vinden en één ding waar ze hekel aan hebben, dan zal iemand een speciale aanpassing maken die je alle dingen geeft die je graag wil en geen van de dingen die je niet wil. Maar telkens als een bedrijf zoiets probeert te maken, koopt Google, Facebook of Apple of een van die andere grote bedrijven het op, of boort het juridisch de grond in omdat ze zich schuldig zouden maken aan gedrag dat erg lijkt op wat deze grote bedrijven zelf deden toen ze nog klein waren. Toen zij het deden, was het legitiem. Als wij het nu net zo doen, is het diefstal.

Apple als alternatief?

Apple heeft echt een geweldige anti-surveillance technologie ontwikkeld die voorkomt dat Facebook je bespioneert. Maar het blijkt dat zelfs als je “Don’t Spy” in je iPhone of je iPad inschakelt, Apple je wel bespioneert. Het bedrijf bedriegt je gewoon, want het verzamelt een bijna identieke hoeveelheid informatie als Facebook zou hebben verzameld en gebruikt die om advertenties op jou te richten. Daarnaast sluit Apple ieder jaar een overeenkomst met Google over het gebruik van Google op Apple apparaten. Het komt erop neer dat Google de standaard zoekmachine is en dat elke keer dat je je iPhone gebruikt, Google je bespioneert.

Dus het idee dat er een goed en een slecht bedrijf is, is gewoon niet houdbaar. Het uitgangspunt voor Big Tech is: als jij niet voor het product betaalt, ben jij zelf het product. Deze bedrijven zullen je zo blijven behandelen, zolang ze ermee weg kunnen komen. Als ze geld aan je kunnen verdienen door jou als product te behandelen, dan zullen ze dat doen. En als je denkt dat je door extra geld te betalen voor een iPhone, Apple je niet zal bespioneren, dan ben je een sukkel.

Supertechnologie?

Om nog even terug te komen op de theorie van de brein-controle-straal: het probleem met deze theorie, zoals bijvoorbeeld Shoshana Zuboff die beschrijft in haar boek “Age of Surveillance Capitalism” is dat er wanhoop in door klinkt. Maar wanhoop is een slechte raadgever. Zo vraagt ze zich ergens in haar boek af: “Hoe zit het met de mededingingswetgeving? Wat als we deze Big Tech-bedrijven gewoon opsplitsen en ze minder machtig maken?” Ze concludeert vervolgens dat opsplitsing de techbedrijven niet minder machtig zal maken. Want nu ze de brein-controle-straal hebben, zullen ze die na de splitsing nog steeds hebben. In plaats van één brein-controle-straal in de handen van één kwaadaardige superschurk, krijg je dan honderden kwaadaardige schurken.

Dat zou waar zijn als Big Tech-bedrijven daadwerkelijk over supertechnologie zouden beschikken. Maar dat doen ze niet. Ze zijn niet eens goed in hun werk. Ze maken steeds slechtere producten en ze begaan veel vreselijke stommiteiten. En net zoals machtige mensen kunnen ze gewoon falen omdat ze een groot stootkussen hebben: marktmacht, kapitaalreserves, toegang tot de kapitaalmarkten, machtige bondgenoten en overheidsinstanties en andere bedrijven die afhankelijk zijn van hun infrastructuur en ondersteuning. Daarom kunnen ze allerlei blunders maken en toch maar doorgaan. Zo is Elon Musk bijvoorbeeld het schoolvoorbeeld van een mislukking. Een man die zo geïsoleerd is door zijn rijkdom, zijn geluk en zijn privileges dat het niet uitmaakt hoe vaak hij van alles verknalt. Hij komt, net als een kat, altijd op zijn pootjes terecht.

Waar ging links de mist in?

Hoe heeft het zover kunnen komen dat Big Tech zoveel macht heeft weten te verwerven en ons zo intensief kan bespioneren? En dat extreem-rechts zo succesvol is op internet? Waar is links de fout ingegaan? Ik denk dat links best wel ingezien heeft hoe internet-technologie ons meer vrijheid zou kunnen brengen, meer macht voor de gewone mensen. Maar dat links niet begrepen heeft wat er met het mededingingsrecht gebeurd is.

Het is begonnen met het presidentschap van Ronald Reagan (1981-1989) en versneld door de ontwikkeling van de computertechnologie. Vergeet niet dat Reagan werd gekozen in het jaar dat de computer Apple II Plus op de markt kwam. De neo-liberale economie en de technologiesector kunnen niet los van elkaar worden gezien. Ze zijn hecht met elkaar verbonden. We begrepen niet dat er iets fundamenteels veranderde in de manier waarop bedrijven zaken mochten doen, door hen toe te staan elke concurrent op te kopen die hen in de weg stond en door de kapitaalmarkten toestemming te geven die overnames te financieren en zo de monopolies te creëren die het economisch krachtenveld zouden veranderen.

In 1979 kreeg ik zelf een Apple II Plus, waar ik verliefd op werd, een door computertechnologie geobsedeerd kind. In die tijd stortten bedrijven die de ene dag gigantisch waren de volgende dag in en werden opgevolgd door een nieuw bedrijf dat nog spannender was. Dat leek het karakter van de nieuwe technologie te zijn. Achteraf gezien waren het de laatste dagen van een concurrerende markt voor technologie. De Apple II Plus en de pc’s (personal computers) waren mogelijk dankzij anti-kartel ingrepen in de halfgeleiderindustrie in de jaren zeventig. De modem werd mogelijk door het uiteenvallen van AT&T (grote telefoonmaatschappij in de VS) in 1982.

Als gevolg daarvan hebben we nu een wereld waarin een einde is gekomen aan de dynamiek van concurrerende bedrijven. We leven nu in een verstarde tijd. Een tijd waarin digitale technologie, entertainment en andere sectoren niet alleen zijn gefuseerd met elkaar, maar ook met het leger en de staat. Zodat we nu een steeds groter wordende kluwen van bedrijfsmacht plus staatsmacht hebben, die heel moeilijk af te wikkelen is.

Een beweging tegen concentratie van bedrijfsmacht

Toch is er hoop. We leven nu in een buitengewoon interessante tijd, een moment van regulering van Big Tech, zoals bijvoorbeeld de GDPR (General Data Protection Regulation – Algemene Verordening Gegevensbescherming) en de DMA (Digital Markets Act – Wet Digitale Markten), beide van de EU. Dat soort wetten had er al lang moeten zijn en ze zaten er ook al heel lang aan te komen. Maar ik denk dat we deze wetten te danken hebben aan een groeiend besef dat Big Tech geen geïsoleerd geval is, maar dat we concentratie van bedrijfsmacht in allerlei sectoren zien. Dus als we zeggen dat we Big Tech getemd willen zien, horen we bij een beweging die ook Big Agriculture getemd wil zien en Big Oil en Big Finance en Big Logistics en al die andere grote bedrijven die steeds slechtere diensten leveren, steeds grotere winsten maken, steeds meer schade toebrengen en steeds meer doen waar ze zelf zin in hebben.

We kunnen ook hoop putten uit de manier waarop digitale technologie diepgaand verschilt van alle andere soorten technologie, namelijk dat digitale technologie universeel is. Er is eigenlijk maar één soort computer die we weten te bouwen. Dat is de Von Neumann-machine van Turing, een computer die in principe elk programma kan uitvoeren. Dat betekent dat een computer die ontworpen is om jou in de gaten te houden, ook een programma kan draaien dat die surveillance laat mislukken. Bovendien kan je deze programma’s met een paar simpele muisklikken oneindig vaak vermenigvuldigen en over de hele wereld verspreiden. Ook daarin verschilt digitale technologie van alle andere. Aan de ene kant betekent dit dat criminelen digitale technologie op allerlei vreselijke manieren kunnen misbruiken. Een ziekenhuiscomputer die wel röntgenfoto’s kan verwerken, maar geen ransomware kan draaien, bestaat eenvoudigweg niet. Maar het betekent aan de andere kant ook dat we digitale technologie kunnen benutten voor activisme. Terwijl de kosten om uit te zoeken wie er bij een protest aanwezig waren nog nooit zo laag zijn geweest voor de politie, zijn de kosten om een protest te organiseren óók nog nooit zo laag geweest.

Ons project moet er dus niet in bestaan om de digitale technologie uit ons leven te verbannen, maar om te ontdekken hoe we het beste computertechniek in kunnen zetten voor de veranderingen die wij voorstaan. Ik denk dat het onze taak als activist is om mensen hun kritiek op de juiste plek te laten richten. Om hen te laten begrijpen dat het gaat om ongebreidelde, ongecontroleerde bedrijfsmacht en om de overheid die dat mogelijk maakt – en niet om een kwaadaardige technologie.

Nick Buxton en Shaun Matsheza

Dit artikel is een verkorte versie van “Seizing the means of computation – how popular movements can topple Big Tech monopolies Interview with Cory Doctorow”. Samenstelling, vertaling en bewerking: Jan Paul Smit

Opmerking van de redactie. We plaatsen dit artikel omdat het een scherp beeld geeft van de verwevenheid van staten en grote tech-bedrijven op het terrein van de massasurveillance. Het opsplitsen van de bedrijven en het openen van een vrije markt, zoals Doctorow voorstelt, kan mogelijk enkele positieve gevolgen hebben maar een fundamentele oplossing kan dat niet bieden. Het idee dat de strijd moet gaan om het vervangen van monopoliekapitalisme door een echt vrije markt-kapitalisme is een in essentie libertarisch idee, dat wil zeggen gebaseerd op een puur individualistisch mensbeeld en pro-kapitalistische insteek, en is zeker niet links te noemen. Doorbraak is anti-kapitalistisch en vindt dat alle bedrijven en productie democratisch beheerd moeten worden door de samenleving, door ons allen als werkers en gebruikers. Anders blijven kapitalisten ons uitbuiten en onderdrukken, en blijven ze onderhevig aan de onderlinge concurrentie om daarin steeds verder te gaan, en om ook de grenzen op te zoeken van wat wettelijk mag als het gaat om surveillance en dergelijke.