“Over het kolonialisme”: klassieke tekst van Négritude-grondlegger Aimé Césaire

Eindelijk is er een Nederlandse vertaling beschikbaar van “Discours sur le colonialisme”, de inmiddels klassieke anti-koloniale tekst van de Frans-Martinikaanse dichter, toneelschrijver, essayist en politicus Aimé Césaire. Zijn vurige en baanbrekende vertoog, dat in 1955 werd gepubliceerd, is nog steeds brandend actueel. Nu de tekst voor het Nederlandse taalgebied toegankelijk is gemaakt, onder de titel “Over het kolonialisme”, kan het gedachtegoed van Césaire gemakkelijker zijn weg vinden naar een breder publiek dan de toch al zo groeiende dekoloniale beweging in de roofstaat aan de Noordzee.

Césaire werd in 1913 geboren in Martinique, toen nog een Franse kolonie. Vanaf 1946 ging het gelden als een Frans overzees gebied, een status die het nu nog heeft. In de jaren dertig vertrok hij naar Parijs, waar hij ging studeren. In die tijd gingen veel studenten uit de koloniën studeren in het land waardoor ze waren gekoloniseerd, zoals Mohammed Hatta (in Nederland) en Mahatma Gandhi (In Engeland). Samen met Léopold Senghor en Léon Damas, twee andere zwarte studenten die hij in Frankrijk ontmoette, werd Césaire de grondlegger van de Négritude, een Franstalige literaire en ideologische beweging die werd geïnspireerd door de opbloei van zwarte cultuur in Haïti en door de Afro-Amerikaanse Harlem Renaissance in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. Een belangrijk standpunt van de Négritude-beweging was dat degenen die deze stroming aanhingen, zichzelf dienden te definiëren in termen van hun culturele, raciale en historische banden met het Afrikaanse continent. En ze moesten de Franse koloniale hegemonie in al zijn facetten verwerpen.

Goedpraters

De voornaamste vraag die Césaire in “Over het kolonialisme” wil beantwoorden, is: “Wat is het kolonialisme in principe?”. Dat antwoord is een klap in het gezicht van alle verheerlijkers en goedpraters van kolonialisme door de eeuwen heen. Volgens Césaire was en is hun belangrijkste leugen dat kolonisatie iets te maken zou hebben met beschaving. Hij stelt daar tegenover dat kolonisatie juist alles van doen heeft met barbaarsheid. “Om het eens te worden over wat het niet is: het is geen evangelisatie, het is geen filantropische onderneming, het is niet de wil om de grenzen van onwetendheid, ziekte of tirannie terug te dringen, het gaat niet om een uitbreiding van God of het Recht. Het betekent dat we voor eens en altijd, zonder te mopperen over de gevolgen, beamen dat het hierbij gaat om de beslissende optredens van de avonturier en de piraat, van de groothandel in levensmiddelen en reder, van de goudgraver en handelaar, van de eetlust en kracht met – daarachter – de onheilbrengende slagschaduw van een beschavingsvorm die zich op enig moment in zijn geschiedenis verplicht voelt om – vanwege interne redenen – op mondiale schaal de concurrentie van zijn antagonistische economieën uit te breiden.”

Hij vervolgt met: “Ik stel dat zij die doden, zij die plunderen, zij die in het bezit zijn van helmen, lansen en hebzucht, dat de goedpraters later zijn gekomen. Dat de christelijke waanwijsheid de grote verantwoordelijke is op dit gebied, doordat die oneerlijke vergelijkingen heeft opgesteld: christendom = beschaving, heidendom = wilde staat. Daaruit konden slechts afschuwelijke gevolgen voortvloeien, waarvan de indianen, de ‘gele’ volkeren, en de nègres het slachtoffer zouden worden.”

N-woord

Het is opvallend dat Césaire in zijn werk een term hanteert die vandaag de dag meer en meer wordt vervangen door te spreken over het “n-woord”. In deze vertaling is ervoor gekozen om “nègres” onvertaald te laten. De vertaler van “Over het kolonialisme”, Grâce Ndjako, schrijft in een voorwoord bij de tekst van Césaire over het gebruik van het n-woord: “In die tijd was nègres een koloniale term, waar veel zwarten uit Martinique zich voor schaamden. Césaire kiest er bewust voor zich de term toe te eigenen.” Hij vond dat er niets mis was met het n-woord, zolang het maar niet werd gebruikt om te discrimineren. In een noot bij de tekst wordt daarover opgemerkt: “Césaires gebruik van het woord nègre verschilt daarmee van de manier waarop Frantz Fanon de term hanteert in ‘Peau noire, masques blancs’. Waar Fanon de term nègre gebruikt om te verwijzen naar een zwart persoon als gekoloniseerde – de nègre is nègre in de ogen van wit, in de ogen van de kolonist – eigent Césaire zich de term nègre toe in een poging de schaamte te trotseren. Men kan het een beetje vergelijken met de manier waarop sommige Afro-Amerikanen zich de term nigga toeëigenen. Césaire wilde het tijdschrift l’Étudiant noir, dat hij mede had opgericht, in eerste instantie l’Étudiant nègre noemen, maar dit stuitte op veel verzet bij andere zwarte mensen. Zoals ook de toeëigening van het woord nigga niet door alle Afro-Amerikanen wordt geaccepteerd.”

Césaire wijst erop dat kolonisatie niet alleen een enorm brute en mensonwaardige impact heeft op gekoloniseerden, maar ook diep ingrijpende gevolgen inhoudt voor de kolonisatoren. Kolonisatie “werkt aan het deciviliseren van de kolonisator, aan het afstompen van hem in de ware zin van het woord, aan het verlagen, het wakker maken van verborgen instincten, aan hebzucht, geweld, raciale haat, moreel relativisme.” Kolonisatie is als “een koudvuur dat intreedt, een besmettingshaard die zich uitbreidt. En aan het eind van al die geschonden verdragen, al die gepropageerde leugens, al deze getolereerde strafexpedities, al deze gevangenen die zijn vastgebonden en ‘ondervraagd’, al deze gemartelde patriotten – aan het eind van al deze aangemoedigde raciale hoogmoed, al deze vertoonde verwaandheid – is er het gif dat in de aderen van Europa is gedruppeld, en de langzame maar zekere voortgang van verwildering van het continent.” Het is verleidelijk om nog veel meer uit de tekst te citeren, maar wie de anti-koloniale mokerslagen volledig tot zich wil nemen, die moet vooral zelf “Over het kolonialisme” gaan lezen.

Black Lives Matter

“Over het kolonialisme” is een must-read voor iedereen die wil begrijpen en doorgronden hoe dringend en noodzakelijk het is om vandaag de dag te strijden voor de ontmanteling van koloniaal handelen en denken en voor de opbouw van een dekoloniale beweging. Die beweging heeft in Nederland steeds meer kracht gekregen, wat niet alleen te zien is bij de aftakeling van racistische karikaturen als Zwarte Piet, maar ook waar te nemen valt bij de toenemende dekolonisering van musea, bij de vele acties tegen standbeelden, monumenten en straatnamen vol koloniale verheerlijking, bij de voortgaande gevechten tegen institutioneel racisme, bij uitgeverijen en boekhandels die mede onder invloed van de Black Lives Matter-protesten flink wat aandacht besteden aan anti-racistische en anti-koloniale geschriften van toen en nu, en bij universiteiten waar studenten en docenten bezig zijn om koloniale en racistische invloeden binnen onderwijs- en onderzoeksprogramma’s af te breken. Ja, de weg is nog lang en hobbelig, maar de dekolonisering is op vele fronten voorgoed in gang gezet. Daar dragen teksten als “Over het kolonialisme” volop aan bij. Tot slot, het is belangrijk om in te zien dat de materiële koloniale en racistische productieverhoudingen niet tot de verleden tijd behoren, maar wereldwijd vandaag de dag helaas nog steeds springlevend zijn. Materiële dekolonisering dient dus tot de kern van de strijd tegen kolonialisme en racisme te behoren, bijvoorbeeld in de vorm van de ondersteuning van miljoenen en miljoenen arbeiders en anderen in de drie continenten Zuid-Amerika, Afrika en Azië.

Over het kolonialisme”, Aimé Césaire, vertaald door: Grâce Ndjako. Uitgeverij: De Geus, €11,99. ISBN: 9789044546477.

Harry Westerink