“Roofstaat”: het smerige koloniale verleden van Nederland

Cover van het boek.
Cover van het boek.

Nederland is een roofstaat, dat is de strekking van het in maart gepresenteerde boek van Ewald Vanvugt, een herziene versie van het in 2002 verschenen “Nieuw zwartboek van Nederland overzee”. De woorden van Multatuli – “ja, ’t dorp was veroverd door de Nederlandse soldaten, en stond dus in brand” – worden door Vanvugt meerdere keren aangehaald en geven goed weer hoe de Nederlandse kolonisatoren te werk gingen. In het boek beschrijft hij uitgebreid de gewelddadige en smerige koloniale geschiedenis van Nederland, die werd gekenmerkt door een zucht naar macht en rijkdom.

Het eerste hoofdstuk van het boek gaat over de bloederige kruistochten, waar ook flink wat inwoners van de lage landen aan deelnamen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er best even moest inkomen: Vanvugt vertelt in rap tempo over deze gebeurtenissen, en zeker als je niet zo bekend bent met deze geschiedenis (zoals ik), vergt het wel wat concentratie. Maar als je eenmaal gewend bent aan deze schrijfstijl, dan wordt het boek steeds meer een pageturner: je wilt zo snel mogelijk verder lezen en steeds meer te weten komen over de roofstaat Nederland.

Schurk

Gedurende de kruistochten van 1096 tot 1271 hebben christenen veel moslims en joden afgeslacht, om zo de invloedssfeer van het christendom met geweld uit te breiden. Het afdwingen van het christelijke geloof was niet de enige motivatie voor Nederlanders en andere Europeanen. Ze werden namelijk vooral gedreven door een zucht naar macht en rijkdom. Ook in de eeuwen daarna was dat een belangrijke drijfveer voor de gruweldaden van Nederlanders. “Vanaf de dertiende eeuw tot vrij kortgeleden zijn Nederlanders overzee gegaan met de uitgesproken bedoeling om winsten te halen en hun geloof in een vredelievende beschaving desnoods met geweld te verspreiden. En terwijl velen daarginds dorpen platbrandden en ‘hun pekelvlees bereidden boven het in vlammen opgaand’ inheems cultuurgoed, hebben anderen uit de vernielingen kunstwerken gered en mee naar huis gebracht.”

Ook Adrianus van Utrecht (1459 – 1523) komt in het boek aan bod. Ik herinner me vaag dat die persoon tijdens een van mijn geschiedenislessen op de middelbare school is besproken. Hoewel ik niet precies meer weet wat de docent toen over hem vertelde, vermoed ik dat Adrianus toen niet als de massamoordenaar werd afgeschilderd die hij in werkelijkheid was. Volgens de katholieke geschiedenisboeken was “zijn optreden niet alleen vrij van fanatisme en wreedheid, maar ook ingegeven door een voor die tijd breeddenkende gematigdheid”. Klinkklare onzin. Vanvugt schrijft over hem: “Op het lijstje met de grootste Nederlandse schurken aller tijden staat Adrianus wat mij betreft bovenaan.”

Vanaf 1517 was Adrianus grootinquisiteur van heel Spanje. “De Spaanse inquisitie was in de veertig jaar sinds de oprichting nog niet uitgegroeid tot de gesmeerde vernietigingsmachine, maar zeker in gebieden met veel nieuwkatholieken – gedoopte joden en moslims – waren de schaduwen van de zwarte pijen al net zo’n schrik voor de bevolking als in de twintigste eeuw die van de laarzen en leren jassen in Duitsland en Rusland. De grootinquisiteur was de man aan de top van de organisatie die de levens van massa’s mensen ontwrichtte en vernietigde.” In 1522 werd hij benoemd tot paus Adrianus VI, de enige Nederlandse paus ooit. Ruim vijf jaar stond hij aan het hoofd van de inquisitie. “Deze wijdvertakte organisatie van katholieke ketter- en heksenjagers, met zwervende bedelmonnikken als de beste spionnen onder het volk, was een uiterst akelige vorm van geheime politie en justitie, een ministerie van angst, een staatsapparaat gericht op gewetensdrang. De geloofsijver van de godsdienstpolitie werd versterkt doordat een derde deel van de in beslag genomen goederen van ketters was bestemd voor de hertog of een andere hoge edelman in wiens gebied de ketter woonde. De Inquisitie ontwrichtte en verziekte het bestaan van ongetelde massa’s mensen – vooral nieuwbekeerden – en bracht een vroegtijdig en ellendig einde aan de levens van vele anderen.”

Zeerovers

Na het hoofdstuk over de kruistochten vertelt Vanvugt over de ‘ontdekking’ van nieuwe werelddelen en over de door Willem van Oranje legaal gemaakte zeerovers. Tijdens de Opstand tegen Spanje gedurende de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) speelde Willem van Oranje een belangrijke rol. Hij ondertekende zogenoemde kapersbrieven waarmee hij watergeuzen het recht gaf om de schepen van Spanje aan te vallen en de buit te roven. Niet alleen deze zeerovers werden daar rijk van: “Kapers behoorden tot de vooraanstaande personen in het land. Ruychaver, de eerste legale Nederlandse zeerover, moest met de kaapvaart in zijn eigen onderhoud voorzien en de natie voordeel brengen. De regering bood hem bescherming in de thuishavens, mits hij uitsluitend schepen van de vijand aanviel en een flink deel van de winst aan de overheid afstond. Waar de koninklijke hoven in Portugal en Spanje gewoonlijk een vijfde deel opeisten, verlangde en kreeg Willem van Oranje niet minder dan een derde deel van de buit.”

Bijna halverwege de Tachtigjarige oorlog werd in 1602 de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. “De nieuwe compagnie kreeg van de Staten-Generaal zoveel lucratieve voorrechten dat beleggers algemeen meteen vertrouwen hadden. Volgens het uitvoerige privilegie kreeg de VOC het alleenrecht van de vaart en de handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop tot aan de Straat van Magalhaes. In de hele Indische Oceaan en Stille Zuidzee – meer dan tweederde deel van de wereld – mochten geen andere Nederlanders handeldrijven of zich zelfs maar bevinden. De regering gaf de VOC duidelijk machtiging en de opdracht de oorlog met Spanje en Portugal tot in Azië uit te breiden. Oorlog en ‘handel’ raakten nauw verknoopt.”

De VOC dwong monopolieverdragen af met de inheemse bevolking van de landen waar ze producten vandaan haalden. In die verdragen werd vastgelegd dat de Nederlandse kolonisatoren het alleenrecht hadden op de inkoop van muskaatnoten en foelie. De bevolking van de Banda-eilanden, een deel van de Molukken, moest zich aan die wurgcontracten houden. Het werd hen verboden om de producten te verkopen aan de Europese koloniale concurrenten van Nederland. In 1609 wees admiraal Verhoeff de Bandanezen erop dat ze het wurgcontract hadden overtreden door producten aan de Engelsen te leveren. De Nederlanders eisten daarom dat ze een militaire vesting mochten bouwen op een van de eilanden, maar daar gingen de Bandanezen uiteraard niet mee akkoord. Daarop vertrok Verhoeff met zevenhonderd man naar de eilanden. De bevolking was naar de bergen gevlucht en het VOC-personeel begon, tegen de zin van de Bandanezen in, met de bouw van een versterking. Twee weken later zouden de Bandanezen en de Nederlanders weer onderhandelen, maar dat bleek een hinderlaag te zijn: de Bandanezen vermoordden Verhoeff en 42 bemanningsleden. Vanvugt schrijft over het motief van de Bandanezen: “De moord op Verhoeff en de anderen was voor de Bandanezen een wanhoopsdaad geweest: hoe konden zij de bouw van het VOC-fort verhinderen?”.

Genocide

Vice-admiraal Hoen nam het opperbevel over. Onder Hoens bemanningsleden behoorden ook Coen en Hein, die tien jaar later tot leidende figuren in de West en de Oost zouden behoren. Er volgde een “strafexpeditie” naar Banda, waar de Nederlanders in een massale slachtpartij veel Bandanezen ombrachten. “Rond de plaats van het geplande fort was alles over een afstand van een uur lopen omvergehaald of stond in brand, en langs de kust waren alle inheemse vaartuigen kapotgeslagen.” Hoen zorgde ervoor dat het fort alsnog werd gebouwd, en in juni van dat jaar konden tweehonderd man Fort Nassau betrekken. In juli vond er nog een moordpartij plaats, toen VOC-ers de noordwestkant van Banda verkenden. “Volgens ooggetuige Verken zetten ze het ‘op een groot wurgen, waarbij men geen mens ontzag, maar allen met vrouw en kind, jong en oud tegelijk heeft neergeschoten en neergestoken’. Allen op het strand maakten zij af. Ze doorzochten de huizen, namen alle potten en pannen mee en staken tot slot de nederzetting in brand.”

Coen werd in 1619 benoemd tot algemeen bevelhebber. Zijn droom: een omvangrijk handelsrijk in Azië. Om dat te bereiken regeerde hij met harde hand. In 1621 was hij verantwoordelijk voor genocide op de Banda-eilanden. Ondanks de “strafexpeditie” van Hoen bleven sommige inheemse boeren bij Engelse handelaren muskaatnoten ruilen voor kruit en kanonnen. Evenals Verhoeff in 1609, wees Coen de Bandanezen op contractbreuk en eiste hij de bouw van forten op de eilanden. De Bandanezen weigerden dat opnieuw, wat leidde tot een massamoord en slavenhandel: “De VOC-bedienden omsingelden het dorp, zetten het in brand en namen de vluchtende mensen gevangen. Op precies deze simpele gewelddaden zou de Nederlandse macht in Indonesië meer dan 330 jaar steunen. Vanaf Banda verscheepte hij na de overwinning achthonderd gevangenen als verse arbeidskrachten naar Batavia.”

Voor de VOC was het gebruik van tot slaaf gemaakten heel normaal. “De VOC draaide in Azië voor een cruciaal deel op tijdelijke dwangarbeiders en permanente slaven. Coen werkte steeds aan het versterken en stabiliseren van de VOC-posten met personeel dat niet kon weglopen, omdat het eigendom van de Compagnie was.” Dat slavernij voor de VOC zo’n cruciale functie had, is nauwelijks bekend. Steeds heeft men zoveel mogelijk binnenskamers proberen te houden dat de torenhoge winsten niet mogelijk waren zonder de arbeid van tot slaaf gemaakten.

Vrolijk liedje

In 1621 werd de West Indische Compagnie (WIC) opgericht. “Evenals bij de VOC berustte de macht van de WIC op een monopolie: de compagnie verwierf van de Staten-Generaal in ruil voor een aandeel in de winst het recht van alleenvaart op de westkust van Afrika, uitgezonderd Kaap de Goede Hoop (al vroeg een bunkerplaats voor VOC-schepen), plus heel Amerika.” De WIC-kapiteins waren evenals de VOC-kapiteins zeerovers. Een van hen was Piet Hein, die in 1628 de Spaanse zilvervloot jatte.

Vaak staat Vanvugt stil bij de manier waarop de zeerovers van toen vandaag de dag worden vereerd met bijvoorbeeld standbeelden. Hij schreef daar eerder al een boek over. “Een volle week duurde het inventariseren en overladen van de buit, die zo rijk was dat sommige schoolkinderen er vandaag nog een vrolijk liedje over zingen”, zo verwoordt hij de roof van de zilvervloot. Ik behoorde ook tot deze schoolkinderen. Zo was ik verplicht om samen met alle kinderen uit groep zeven en acht van de Leidse basisscholen bij het standbeeld van de vroegere Leidse burgemeester Van der Werf liedjes te zingen over de “zeeheld” Piet Hein. Het idee dat ik als schoolmeisje samen met mijn klasgenootjes vrolijk de daden van deze zeerover bezong… vreselijk! Maar het geeft goed weer dat in het onderwijs de vreselijkste dingen onbenoemd blijven, om zo de heldenstatus van deze figuren in stand te houden.

Slavenhandel

Zoals gezegd, was slavenhandel zowel voor de VOC als voor de WIC van groot belang. De Nederlandse kolonisatoren schrokken nergens voor terug wanneer ze hoge winsten in het vooruitzicht hadden. “Voorstanders van de handel in gevangen Afrikanen zeiden vaak dat deze mensen in een oorlog krijgsgevangen waren gemaakt, en zouden zijn gedood als ze niet waren opgekocht. Zo gezien waren slavenhandelaren filantropen. Maar dat verhaal was gelogen. Het merendeel van de verhandelde slaven was eenvoudig opgepakt. De personen die marktwaarde hadden, werden met een gevorkte stok om hun nek in paren aan elkaar gebonden. Veel opstandige en jammerende mensen werd de schedel ingeslagen terwijl hun dorp in brand stond.”

Vanvugt schrijft uitgebreid over deze handel. Een van de bronnen die hij daarvoor aanhaalt, is Willem Bosman, die zelf een mensenhandelaar was in Afrika en Amerika. Bosman beschrijft in zijn boek uit 1704 hoe de gevangen mannen en vrouwen uit de gevangenis werden gehaald en naakt werden uitgestald op een plein. Vervolgens vond er een vleeskeuring plaats waarbij ze overal werden betast. De goedgekeurde mensen werden denigrerend “pieces de India” genoemd. “Inmiddels was het brandijzer met het wapen van de edele WIC in het vuur gelegd. Elke goedgekeurde slaaf kreeg, net als de kisten en tonnen van de Compagnie, het logo van de onderneming ingeschroeid, meestal op de borst.” Ook het verschepen van deze mensen ging er gruwelijk en mensonterend aan toe: “Sommige smokkelschepen vervoerden wel driehonderdvijftig slaven. Om zoveel mensen op een klein schip te vervoeren, stapelden de zeelieden hen in het ruim en op het dek letterlijk in planken kooien op elkaar. Om de mensen in de nauwe kooien in toom te houden was een ruime voorraad kettingen en boeien aan boord.”

Terreur

In de jaren 1945-1949 vond de laatste grote koloniale oorlog plaats, waarna Indonesië eindelijk onafhankelijk werd. “De zondebok voor de smerigste kant van de laatste koloniale oorlog werd al snel gevonden in de persoon van kapitein Raymond Westerling (1919-1987). Deze beroepsmilitair werd het levende symbool van de laatste golf Nederlandse terreur in Azië. De zuiveringsacties hadden een simpel, wreed patroon. Ze werden de methode-Westerling genoemd omdat hij ermee was begonnen. De troep overviel bijna dagelijks een of meer kampongs, waarna zij de bevolking bijeen dreven en willekeurig tientallen mensen doodschoten.” In 1947 vond een koloniale massamoord plaats in Rawagede, waarbij 431 mannen door Nederlandse militairen werden omgebracht. Hoewel deze “politionele acties”, zoals de massamoorden in de nog steeds dominante Nederlandse geschiedschrijving worden genoemd, vaak worden beschouwd als “de zwarte bladzijden van de Nederlandse geschiedenis”, blijken dergelijke misdaden meer de regel dan de uitzondering te zijn. Eeuwenlang wist Nederland de macht in Indonesië te verkrijgen en te behouden door middel van smerige en gruwelijke zuiveringsacties, martelingen en plunderingen.

Naast slavenhandel, moordpartijen en berovingen gaat VanVugt ook in op opstanden door tot slaaf gemaakten, bijvoorbeeld in Curaçao, op seksuele relaties tussen Nederlandse mannen en inheemse vrouwen in de koloniën, op de christelijke verontwaardiging daarover en op de door de Nederlandse staat gereguleerde handel in opium. Hij maakt vooral duidelijk hoe het gezag van de Nederlandse kolonisatoren was gebaseerd op geweld. Dat doet hij aan de hand van talloze gebeurtenissen, waarvan hij er veel vrij detaillistisch beschrijft. In het boek komen dan ook zoveel namen, jaartallen en feiten voor dat het soms te langdradig wordt. Zo heb ik alle details over het M-95 pistool maar overgeslagen, omdat de precieze werking van een pistool mij niet interesseert. Maar hoewel het boek echt teveel informatie bevat om allemaal te kunnen onthouden, laat het wel heel veel indruk achter. Ik zal nooit meer iets kunnen lezen over de Gouden Eeuw of kunnen kijken naar films over de zogenaamde helden uit het koloniale verleden, zonder terug te denken aan dit boek.

Shirley de Vet

“Roofstaat”, Ewald Vanvugt. Uitgeverij: Nijgh & Van Ditmar. ISBN: 9789038801278. Prijs: € 39,95.