Overeenkomsten tussen Zwarte Piet en antisemitisme

Ik stond voor de Raad van State als moeder van twee (witte) kinderen. Als Jood leer ik mijn (joodse) kinderen de rijke geschiedenis van het jodendom, én het stigma die Joden droegen, ons verleden van uitbuiting en moord. Ik heb mijn kinderen geleerd dat in diezelfde 19de eeuw, toen Zwarte Piet geïntroduceerd werd aan de veel oudere Sinterklaas traditie, een andere raciale karikatuur, dat van de Jood, ook deel uitmaakte van de volkscultuur in het Westen. Men vond, toen, amusement in het naspelen van ‘de Jood’ als gierige persoon, met zijn grote neus, zijn bochel en zijn zak geld. Dat was, heb ik mijn kinderen geleerd, het pesten van een groep die op vele andere manieren als minderwaardige behandeld werd. We hebben dat terecht niet meer. Daarentegen, blijft de raciale karikatuur van zwarte mensen een centrale rol spelen in de Nederlandse volkscultuur, zowel binnen openbare instanties, zoals scholen, als buiten, rond het grootste nationale volksfeest, Sinterklaas. Mijn kinderen hebben instinctief begrepen wat ik ze uitlegde. Ze weten immers dat zwarte kinderen uitgescholden worden met Zwarte Piet, op het schoolplein en daarbuiten, terwijl ze horen, van juffen en meesters, van gezaghebbende volwassenen, dat ‘pesten niet mag’. Voor mijn kinderen is Zwarte Piet dus ook geen pret. In de dialoog die wij moeders al 3 jaar hebben met de school van onze kinderen, hebben we nooit gewillige oren gevonden om een ernstig probleem, racisme in het basisonderwijs, te confronteren. De school heeft altijd vastgehouden aan de traditie, de kwestie van racisme bleef onbespreekbaar. Op zo’n manier werd racisme juist gesanctioneerd en nog ernstiger, de school doet vol overtuiging aan blackfacing.

Patricia Schor in Overeenkomsten tussen Zwarte Piet en antisemitisme (Joop.nl)