Pathologiseer niet dat mensen de overheid wantrouwen

Demonstratie van slachtoffers van het toeslagenschandaal Rotterdam. (11 november 2021) Moeten deze mensen de overheid vertrouwen?

Jeugd wantrouwt overheid steeds meer, gevoel na corona toch niet afgenomen”, kopt Nu.nl. Waar ik me zorgen om maak, is niet zozeer het wantrouwen, maar het pathologiseren van dat wantrouwen. Alsof het een aandoening is waar je mensen vanaf moet helpen. De schuld zou liggen bij de wantrouwende in plaats van bij de overheid. Zo wordt de overheid een inherente betrouwbaarheid toegedicht.

De oplossing waar politicologen en bestuurders naar wijzen is het beter onderwijzen van burgers. Want als de burger ‘het’ beter snapt, dan zal de burger ook minder wantrouwen. Of: wie niet vertrouwt, snapt het niet. Wantrouwen zou een waanbeeld zijn.

“Hoe wantrouwen de democratie ondermijnt (en wat we daaraan kunnen doen)”, luidde de titel van een artikel van de Correspondent vorig jaar september. Dat is voor hen een logische reactie: de overheid vertrouwt zichzelf, en journalisten en politicologen komen uit een bevolkingsgroep (de “middenklasse”) die wel vaak op de overheid kan rekenen. Dit mist het feit dat grote groepen mensen gerechtvaardigd zijn in hun wantrouwen.

Had de toeslagenouder in 2008 moeten vertrouwen dat de overheid haar zou helpen? Had de student van Marokkaanse afkomst in 2020 moeten vertrouwen dat DUO niet racistisch zou zijn? Hadden wij een week geleden mogen vertrouwen dat de overheid het openbaar vervoer goedkoop zou houden?

En wie heeft er vertrouwen in dat de overheid de grote problemen van vandaag gaat oplossen? Dat systemisch racisme binnen de Belastingdienst inderdaad verleden tijd is? Wie denkt dat we in 2030 (over 7 jaar) klimaatneutraal zijn? Of is De Volkskrant ook “pathologisch wantrouwend”?

Het grote risico van de pathologiserende kijk naar wantrouwen is dat de politiek er verkeerd mee omgaat. In 2022 stemde de Tweede Kamer in met de motie-Segers om “extremisme, radicalisering en polarisatie” te onderzoeken. In dezelfde adem waarin “afname van vertrouwen” wordt genoemd.

De Adviescommissie VWDR, die hiermee aan de slag gaat, stelt daarentegen terecht dat een onderzoek naar polarisering ook de rol van de overheid moet meenemen: welke fouten zijn gemaakt om het wantrouwen te doen toenemen?

Natuurlijk is niet elke vorm van wantrouwen gerechtvaardigd. Wie de overheid wantrouwt vanwege een zogenaamde Joodse samenzwering om witte mensen uit te roeien, heeft simpelweg ongelijk. Maar voor samenzweringsdenkers is overheidsfalen een vruchtbare voedingsbodem.

Door al het wantrouwen gelijk te trekken met “extremisme en polarisatie” gaat de overheid zich alleen maar meer isoleren van kritiek. Wie heeft de term “klimaatwappie” nog niet gehoord?

We moeten niet kijken hoe we mensen gaan “onderwijzen” om ze te laten begrijpen dat ze de overheid moeten vertrouwen. De meeste mensen hebben daar geen reden toe, en het verzwakt de democratie alleen maar. Laten we kijken wat de overheid doet om dat vertrouwen te verliezen.

Voetnoot: als er iets is dat ik nog wil opmerken, dan is dat dat dit probleem zich niet alleen beperkt tot wantrouwen richting de overheid. De meeste “beperkingen” zijn extern, niet intern. Mensen in een rolstoel zijn beperkt door de trap, niet door hun rolstoel.

Als we zeggen “jij kan niet met het systeem omgaan, want je bent wantrouwend/autist/ADHD-er”, dan komt dat omdat het systeem beperkend is. Maar maatschappij en politiek zullen de oplossing zoeken bij “genezing” van de persoon, in plaats van bij het oplossen van systemische beperkingen.

Dus mijn punt is gericht tegen alle vormen van pathologiseren van mensen, niet alleen tegen pathologiseren van wantrouwen.

Bo Salomons

(Dit stukje verscheen eerder als draadje op Twitter.)