Staatssecretaris Van der Burg wil “derdelanders” snel deporteren voordat ze voor hun rechten kunnen opkomen

Spandoek bij het protest op 7 maart.

Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Eric van der Burg zegt dat “derdelanders” uitgezet mogen worden. De Raad van State zegt dat ze mogen blijven. Wie heeft er gelijk? Het antwoord verraadt een fundamentele zwakte van de Nederlandse rechtsstaat: het helpt alleen wie zichzelf kan helpen. Een artikel over het gefaalde rechtszekerheidsprincipe.

Eerst wat achtergrond over “derdelanders”. Dat zijn (in deze context) mensen zonder Oekraïense of Nederlandse nationaliteit, maar van een land buiten de Europese Unie. Zij woonden in Oekraïne toen de oorlog uitbrak en zijn naar Nederland gevlucht, net als vele andere mensen.

Op basis van Europese regels (Richtlijn Tijdelijke Bescherming, 2001/55 EG en Uitvoeringsbesluit 2022/382) moest Nederland onderdak bieden aan mensen met Oekraïense nationaliteit, en mensen die geldig in Oekraïne verbleven en niet konden terugkeren naar hun land van herkomst.

Nederland mocht ook vrijwillig de opvang uitbreiden naar andere groepen, en deed dat dan ook voor de derdelanders; mensen zonder Oekraïense nationaliteit die in Oekraïne verbleven voor werk of studie, en die dus niet op de vlucht waren uit hun land van herkomst.

Op 18 juli 2022 besloot Van der Burg de opvang voor nieuwe derdelanders per 19 juli 2022 stop te zetten. Bovendien zouden alle derdelanders vanaf 4 maart 2023 hun verblijfsstatus verliezen, wat in feite zou betekenen dat ze werden uitgezet. Dit vanwege “misbruik”.

Dat misbruik wordt niet verder onderbouwd. Het zou erom gaan dat verschillende derdelanders juist naar Nederland zouden reizen om gebruik te maken van de opvang. Dat is geen misbruik, maar gebruik. Je mag als land blij zijn dat veel mensen gebruik maken van je gastvrijheid.

Op 10 februari 2023 verlengde Van der Burg de opvang met zes maanden, tot 4 september 2023. Reden hiervoor was de grote druk op het COA en de IND met de bestaande opvang van vluchtelingen, daar zouden mogelijk derdelanders aan worden toegevoegd als ze zouden worden uitgezet.

Het tekort aan capaciteit in de vluchtelingenopvang is natuurlijk niet uit de lucht komen vallen; jaren beleid van VVD, CDA, D66, CU, PvdA en PVV hebben het asielsysteem grootschalig uitgekleed.

Dat er wordt gekozen om deze mensen uit te zetten is getalsmatig onbegrijpelijk. Van 73.500 Oekraïense vluchtelingen zijn er 2.500 die op basis van dit besluit worden uitgezet, oftewel 3,4 procent van alle Oekraïense vluchtelingen. Een makkelijk op te vangen groep.

Dat juist de derdelanders worden aangepakt, is ook geen toeval. Het zijn veelal studenten uit Afrika, die vanwege hun uiterlijk doelwit zijn van racisme en niet worden gezien als “echte” Oekraïners of “echte vluchtelingen”.

Voor deze mensen is er heel weinig bescherming. Witte Oekraïners kunnen rekenen op bescherming van tal van organisaties, waardoor zij relatief goed worden opgevangen vergeleken met mensen uit bijvoorbeeld Syrië. Het zijn de meest machteloze groepen die het eerst worden aangepakt.

Een aantal mensen stapt naar de rechter om hun uitzetting te voorkomen. Op 17 augustus 2023 bepaalt de rechtbank Roermond dat de staatssecretaris niet bevoegd is om het verblijf in te trekken. Nu hij het heeft verleend, blijft het zo lang als nodig is.

De Raad van State komt tot een soortgelijke conclusie op 17 januari 2024. De Raad stelt echter dat het verblijf wél mag eindigen op 4 maart 2024, aangezien dat een “herbeoordelingsmoment” is. Dus: de Raad eindigt het verblijf op 4 maart 2024.

Op 29 maart 2024 doet de rechtbank Den Haag echter een nieuwe uitspraak, in een volgende zaak. De rechtbank stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg, omdat de zaak te onduidelijk is.

Het HvJEU beantwoordt vragen van nationale rechters als Europees recht (zoals het Uitvoeringsbesluit) niet duidelijk is. Tot het Hof antwoord heeft gegeven kan de rechtbank Den Haag geen uitspraak doen. Wat dan nu met de derdelanders?

Diezelfde dag doet ook de Raad van State uitspraak: die stelt nu dat, omdat er prejudiciële vragen zijn gesteld aan het HvJEU, het onduidelijk is wat nu het recht is. Totdat dat duidelijk is, mogen de derdelanders niet worden uitgezet.

Eenzelfde uitspraak herhaalt de Raad in een aantal andere zaken van derdelanders: tot de prejudiciële vragen zijn beantwoord, mogen de mensen blijven.

Maar Van der Burg stelt dat hij de mensen wél mag uitzetten, en gemeenten volgen hem daarin. Waarom handelt hij in strijd met de uitspraak van de Raad van State? Dat is het hem: formeel handelt hij niet in strijd met de uitspraak.

Dat heeft te maken met het procesrecht. Een rechter doet namelijk alleen maar uitspraak in de zaak die voorligt. In het geval van derdelanders zijn dat zaken tussen individuele derdelanders en de Staat der Nederlanden. De zaak is tussen hen.

Dus de Raad van State kan formeel alleen bepalen dat die specifieke mensen die een zaak hebben aangespannen, niet kunnen worden uitgezet. Ze doen immers geen algemene uitspraken die iedereen kan binden. “Wat heeft zo’n uitspraak dan voor zin?”

Normaal wordt daarin het rechtszekerheidsbeginsel gevolgd. De staat weet dat de Raad van State in andere kwesties dezelfde uitspraak gaat doen, vanwege de rechtszekerheid. De uitspraak voor één derdelander is dus op die manier van toepassing op de ander. Dat is jurisprudentie.

Alleen: dat rechtszekerheidsbeginsel is een “principe”. Formeel handelt Van der Burg niet in strijd met de uitspraak. Hij wordt hierin geholpen door het feit dat als derdelanders eenmaal zijn gedeporteerd, ze moeilijker de staat aan kunnen klagen.

Van der Burg hoopt dus dat hij al die derdelanders kan deporteren voordat ze hem aanklagen, en een schadevergoeding krijgen voor zijn onrechtmatig handelen. Hij is, met andere woorden, mensen aan het deporteren die zijn onrechtmatige handelen kunnen aanvechten.

In een goed functionerende democratie zou Van der Burg hiervoor een motie van wantrouwen krijgen, en mogelijk vervolgd worden. Maar sinds 6 december 2023, het aantreden van de nieuwe Tweede Kamer, controleert de Kamer niet meer op het handhaven van grondrechten voor vluchtelingen.

Ons hele rechtssysteem is gebouwd op het idee dat rechterlijke uitspraken in hun algemeenheid worden gevolgd, ook al zijn mensen daar strikt juridisch niet aan gebonden. Als deze logica wordt doorgezet, wat gaat gebeuren, dan is letterlijk niemand veilig.

Naarmate de overheid steeds meer faalt, worden er steeds meer zaken voorgelegd aan de rechter. Wat als de staat die allemaal zo nauw uitlegt? Wie kan de staat dan nog tot de orde roepen?

Het antwoord is eenvoudig: mensen met vertegenwoordiging in de Tweede Kamer kunnen dat nog. Bedrijven bij de VVD, boeren bij BBB, racisten bij PVV. Die worden nog beschermd door de wet, puur op basis van ophef. Vluchtelingen worden in het duister gelaten.

En de ‘linkse’ partijen zullen kiezen voor de weg van de minste weerstand, en dit niet aankaarten. Want ja, het levert geen punten op om de rechtsstaat te beschermen voor vluchtelingen. Zoals we eerder al zagen.

Dus doe mee aan de mailingactie! Mail je gemeente, de wethouder, de gemeenteraad, de partijen. Laat horen dat ze hier niet mee weg komen!

Burgemeesters zijn “blij” met de “helderheid’. Ze zijn gewoon blij dat de staat ze de macht geeft om illegaal te handelen, en dat ze op steun van Van der Burg kunnen rekenen als het gaat om de deportaties. Hier is niets helder aan.

Bo Salomons

(Dit artikel verscheen eerder als draadje op Twitter.)