Wat een uitglijder van de NOS blootlegt

“De joodse schrijver Leon de Winter” is een normale Nederlandse zin. “De jood Leon de Winter” is archaïsche NSB-taal, die we in 1945 ten grave hebben gedragen. Wie dat soort taal weer uit de plomp trekt heeft daar een bedoeling mee, is een zak, of achterlijk en/of meerdere voornoemde mogelijkheden. Wil je als geen van drieën gezien worden, gebruik dan de formulering niet. Als je dit nog niet wist, werkelijk welwillende lezer, dan zeg ik je dit om je te helpen. Bijvoorbeeld om ergens anders carrière te maken dan bij de NOS. Ook bij iemand die zichzelf nadrukkelijk duidt als joods is “de jood Leon de Winter” gewoon not done. Er is niets zeurderigs of elitairs aan die ongeschreven wet vast te willen houden. Omdat in zinnen die beginnen met “de jood zus en zo” verder nooit in de geschiedenis (en die is lang) iets wetenswaardigs is gevolgd. Behalve misschien in de literatuur. “De joodse schrijver Leon de Winter” in een artikel zetten kan waarschijnlijk relevant zijn, omdat Leon de Winter zichzelf nadrukkelijk als joods presenteert. “De jood George Soros” schrijven is dus hoe dan ook onacceptabel, en waar je het in druk of online equivalent tegenkomt kun je dat beschouwen als een waarschuwingsbel voor kwalijk gedachtegoed. Het interessante aan George Soros nu is dat óók schrijven “de joodse zakenman George Soros” nooit relevant kán zijn. Want George Soros hangt de joodse religie niet aan, en is daar ook nauwelijks mee opgevoed, noch met andere aspecten van de joodse cultuur. Wat dat betreft is het – Arno Kantelberg! – onvergelijkbaar met als hij aangeduid zou worden als katholiek, hindoe of Devine Light Missionary, want dat gebeurt alleen als mensen zichzelf als zodanig aanmerken. George Soros hééft dus geen “joodse inborst”, tenzij je daar zijn fenomenale zakentalent of bemoeizucht mee bedoelt, maar dan ben je, ben ik bang, heus weer antisemitisch bezig. Hè, die antisemitismekaart ook altijd (…) Overlevenden, dat zijn mensen met een nummer op hun arm, en de meesten zijn nu dood, maar die wel nog bestaan horen braaf te existeren in hun zieligheidsniche van levenslange angst voor bonzen op de deur en anders niets. En als hun verhaal anders is, en helemaal als ze erna stinkend rijk en oppermachtig worden, en zeggen ze zich nooit slachtoffer hebben gevoeld, dan zijn ze prompt verdacht. Dan zijn het zelfs geen overlevers meer. Dan zijn allerlei antisemitische cliché’s op ze van toepassing en mag er lustig met tentakels, marionettenkruisen en diervergelijkingen gestrooid worden. Als ze zich niet schamen om op zo’n makkelijke – geïnsinueerd of openlijk uitgesproken – parasitaire manier overleefd te hebben, dan hebben ze – een van de hardnekkigste antisemitische dooddoeners in Nederland – niet genoeg van de holocaust geleerd, want de holocaust blijft hier een lesje voor joden.

Natasha Gerson in Wat een uitglijder van de NOS blootlegt (Medium)