“Wij zijn hier”: hoe solidariteit en koppigheid de Armeense kwestie naar voren brengen in Turkije

Sayat Tekir in 2015 (foto: Nanore Barsoumian).

Dit voorjaar organiseerde Doorbraak de bijeenkomst “Is de Armeense Genocide geschiedenis?”. Dat deden we in nauwe samenwerking met onze vrienden van Nor Zartonk. Die Armeense organisatie is 15 jaar geleden in Turkije opgericht. De naam betekent Opnieuw Ontwaken. Om de strijd van Nor Zartonk wat meer bekend te maken, vertaalden we twee interviews uit 2015 met de Armeense activist Sayat Tekir. Dit is het tweede interview, het eerste vind je hier.

Sayat Tekir zegt wat hij wil. Hij is een nederige maar koppige man, net zoals de strijd die hij vertegenwoordigt. Zijn gestalte verraadt de krachtige boodschap die hij overbracht de afgelopen week tijdens een kort maar krachtig bezoek aan de Verenigde Staten, waarbij hij diverse Armeense gemeenschappen en organisaties bezocht. Toen ik hoorde dat ik de kans zou krijgen om Sayat te interviewen, wist ik dat het een bijzonder interview zou worden. Wat ik niet wist, was dat ik diep geraakt zou worden door het gesprek.

Tekir is de woordvoerder van Nor Zartonk. Als je nog niet eerder hebt gehoord van Nor Zartonk, ga ze dan volgen op Facebook. Ga naar hun website en lees waar ze voor staan. Nor Zartonk loopt voorop in de strijd om erkenning van de Armeense Genocide door de Turkse staat en samenleving. Als de erkenning plaatsvindt, dan zal dat niet zijn vanwege onze inspanningen in de diaspora, hoe belangrijk die ook mogen zijn, maar vanwege Nor Zartonks strijd voor een vrijer, gelijkwaardiger en democratischer Turkije.

Met haar radicaal andere benadering van de Armeense kwestie onderscheidt Nor Zartonk zich met haar boodschap en wereldbeeld van de traditionele partijen en organisaties van de diaspora. Het is misschien wel de meest vooruitstrevende Armeense politieke beweging in de wereld – niet slechts een “jongerenbeweging”, zoals deze krant hen eerder noemde, maar in de woorden van Sayat: een beweging van de bevolking. Maar het belangrijkste aan Nor Zartonk is dat ze niet alleen een beweging voor Armeniërs of voor Armeense belangen is. Het is een beweging die streeft naar de bevrijding van alle mensen die onderdrukt worden door de wrede krachten van de Turkse staat – en eigenlijk naar een wereldwijde bevrijding.

Gedreven door het “spook van de Armeniërs” dat vandaag de dag door Turkije waart en door decennialange onderdrukking van minderheden, trekt Nor Zartonk de gordijnen naar beneden die gedurende het grootste deel van de vorige eeuw Turkije uit het zicht hebben gehouden van de diaspora. En de beweging tornt aan de fundamenten waarop het mainstream discours over de Armeense Genocide en over andere kwesties van identiteit, cultuur en geschiedenis is gebouwd.

Met Nor Zartonk zien we de verbindingen materialiseren tussen de strijd om Armeens te zijn in Turkije en tegen het witwassen van de geschiedenis, met de strijd van zoveel anderen wier bestaansrecht wordt bestreden. Voor hen is solidariteit alles. Het is “het heiligste woord” en in een sociaal-politiek landschap dat zo divers en veranderlijk is als dat van Turkije, is solidariteit de enige munt die telt. Nor Zartonk zou als beweging zonder solidariteit en koppigheid niet kunnen bestaan.

Nor Zartonk is daadwerkelijk wat de naam betekent: een nieuw ontwaken van Armeniërs in Turkije. En nu, vanwege het bezoek van Tekir aan de VS en de hulp van de Armeense Jeugdfederatie, worden steeds meer mensen zich bewust van de boodschap van Nor Zartonk.

Veel mensen in de diaspora zijn bekend met Nor Zartonk en het werk dat jullie doen, maar ik weet zeker dat er nog vele anderen zijn die niet over jullie hebben gehoord. Kun je ons vertellen hoe Nor Zartonk is ontstaan? Waar is het allemaal begonnen en waarom?

Nor Zartonk is in 2004 opgericht als een e-maillijst waarop jongeren met elkaar in discussie konden gaan over verschillende onderwerpen, van intellectuele vragen tot vragen met betrekking tot de community. Eigenlijk gebruiken we het woord community niet graag. We gebruiken het woord “volk”, wanneer we als Armeniërs praten over kwesties die te maken hebben met het Armeense volk. Er vonden toen geweldige gesprekken plaats op die lijst. En tegelijkertijd waren de jongeren die Nor Zartonk waren begonnen, ook betrokken bij de linkse bewegingen in Turkije: jeugdbewegingen, de bewegingen aan de universiteiten. In 2005, op de negentigste jaardag van de Armeense Genocide, organiseerden we samen met Turkse universiteitsstudenten een lezing met Hrant Dink en de historicus Doğan Çetinkaya. Toen we dat deden, zeiden onze voorgangers, de oudere generatie: “Jullie zijn gek, wat doe je?” Maar zo is het echt begonnen.

In 2006 organiseerden we weer een lezing en we zeiden tegen Dink: “We zijn een groep. Laten we bijeenkomen en met u spreken. Laten we iets beginnen.” Er kwamen vijf van ons. Dat was teleurstellend. We waren met zo weinigen. Inmiddels snap ik dat we helemaal niet met weinigen waren. Het aantal Armeniërs in Turkije is gewoon klein. Maar blijkbaar kunnen we veel bereiken met slechts vijf mensen. Maar toen werd Hrant Dink vermoord. Nor Zartonk kwam tot leven op de dag dat hij werd vermoord. We kwamen samen, eerst als groep jonge mensen en uiteindelijk mensen van alle leeftijden, mannen en vrouwen. Na de moord op Hrant Dink was de sfeer natuurlijk slecht. Minderheden werden vermoord en ook andere verschrikkelijke dingen gebeurden toen. De sfeer was niet erg goed, maar we kwamen samen en Nor Zartonk werd desalniettemin opgericht. Het eerste dat we deden, was een onderzoek, een enquête. Dat was het eerste dat we deden. Waarom? We wilden weten: “Wie zijn wij? Wie zijn de Armeniërs? Wat zijn wij?”

Jullie hadden antwoorden nodig op die vragen; als beweging, als Armeniërs in Turkije.

Ja, precies.

Welke andere vragen of problemen onderzochten jullie?

Alles. Iedere problematiek. Van gemengde huwelijken, tot verkiezingen en stemmen, en van politiek tot sociaal leven, alles! Er waren meer dan vijftig vragen. Voor mij was de belangrijkste vraag: “Wilt u Turkije verlaten?” en 95 procent van de ondervraagden antwoordde: “Ja”. Dat is een enorm aantal. Als 95 procent van de Armeniërs hier weggaat, dan is het voorbij. Dat aantal maakte ons bang. Dus zijn we doorgegaan met het organiseren van gesprekken en lezingen over Armeense onderwerpen, maar ook over andere thema’s. Zo hebben we langzaam maar zeker intellectuele en existentiële discussies op gang gebracht. Maar uiteindelijk werden we een groep die deelnam aan protesten. We hebben ons aangesloten bij de protesten rond het proces van de moordenaar van Hrant Dink en bij de protesten tijdens het proces van de moordenaar van Sevag Balıkçı.

Hoe was de publieke mening in Turkije rond minderhedenkwesties voordat jullie begonnen deel te nemen aan de diverse andere bewegingen en protesten?

In Turkije verandert de situatie snel. De dingen kunnen in één dag, of zelfs in een halve dag, veranderen en dus organiseerden we ons zo goed mogelijk, ondanks de moeilijkheden. We nodigden volksvertegenwoordigers uit, hielden persconferenties en vergaderingen, en daardoor begonnen ons werk en deze kwesties meer in het nieuws te komen. Rechtszaken rond vermoorde Koerden of alevieten, vergelijkbaar met de zaak Sevag Balıkçı, eindigden meestal na ongeveer twintig minuten. Maar de rechtszaken rond de moord op Balıkçı duurde uren, omdat de rechtbank onze druk voelde. Ze zeiden tegen zichzelf: laten we ons werk serieus doen, want de Armeniërs kijken mee. Ze maken lawaai.

Dus het rechtssysteem in Turkije liet jullie in de steek? Er werden misdaden gepleegd tegen minderheden zonder dat ze bestraft werden?

Ja. Er waren veel schandalige zaken. We gaan naar die processen en we gebruiken ze om de samenleving te laten zien dat er in Turkije haat bestaat tegen Armeniërs en dat de overheid daar middenin zit.

Onze boodschap aan de mensen is: “Je bent niet alleen.” Wij zeggen tegen Armeniërs dat ze niet alleen zijn omdat ze zich alleen voelen. En tegen de gehele Turkse samenleving zeggen we dat er geen bevrijding voor een community bestaat. Ofwel we zijn allen bevrijd, ofwel niemand van ons is bevrijd. En zo gaan we tot op de dag van vandaag door. We hebben in 2009 Nor Radyo opgericht. We zenden uit in vijftien talen, en ook in uiteenlopende dialecten: het Oost-Armeens, West-Armeens en Hamshenis Armeens, en ook in het Koerdisch, of Lazisch, of Circassisch. Je kan de radio online beluisteren. We doen steeds twee segmenten: een voor deze verschillende talen, en het tweede segment bevat programma’s over sociale vraagstukken: arbeidsrechten, vrouwenrechten, lhbt-rechten, de rechten van dieren, milieu… En de mensen achter de programma’s zijn natuurlijk vrijwilligers.

Er bestaat ook een Armeense Cultuur- en Solidariteitsbond die betrokken is bij cultureel werk. Zij bieden Armeense taallessen aan omdat het West-Armeens bijna uitgestorven is. Het wordt al genoemd in de UNESCO-rapporten. De bond bestaat al vijf jaar, en tot op heden hebben we meer dan zestig afgestudeerden die Armeens spreken, van wie de meerderheid geen christelijke Armeniër is. Het zijn ofwel ‘verborgen’ Armeniërs – geïslamiseerde Armeniërs – ofwel onderzoekers, mensen die met een Armeniër zijn getrouwd of die Armeniërs in hun familie hebben. Voor ons zijn ze allemaal belangrijk omdat mensen die in 1915 hun identiteit hebben verloren – Armeniërs die moslim zijn geworden en hun identiteit hebben verloren – onze bond vinden. Helaas is de Armeense community van Istanboel – in dit verband is community wel een goede omschrijving – voor hen gesloten.

Wat bedoel je precies met “gesloten”?

De community is voor hen gesloten, omdat ze niet welkom zijn als ze niet christelijk zijn. De mensen accepteren hen niet. Maar voor ons geldt dat niet. Ze zijn welkom. Onze deuren staan altijd open. Een mens is een mens. Of ze nu Armeens zijn of niet, dat maakt niet uit. Er komen altijd mensen naar onze bond. Koerden komen en zeggen: “Mijn grootmoeder is Armeens”. Of er is een bijeenkomst, en de mensen komen naar ons toe en zeggen dat ze Armeens zijn. Ze omhelzen ons en zeggen: “Mijn grootmoeder of grootvader was Armeens”. Vooral na de moord op Hrant zijn zulke dingen begonnen te gebeuren.

Dus we hebben deze drie organisaties, en we doen dit werk nu al elf jaar. Het is een nederige strijd. Als we kijken naar de omstandigheden in Turkije, dan is het een nederige strijd. Er zijn mensen die ons helden noemen, maar als je het mij vraagt zijn we geen helden. De helden zijn Sevag Balıkçı’s moeder en vader. Hun zoon is vermoord en nog steeds eisen ze samen met ons gerechtigheid. Ze behouden hun identiteit en eisen dat er afgerekend wordt voor hun zoon. Onze strijd is slechts een nederige strijd.

Wat denken de families van de activisten die betrokken zijn bij Nor Zartonk over het werk dat ze doen?

Onze families helaas… Ik wil die vraag liever niet beantwoorden. Ze respecteren ons natuurlijk heel erg, maar ze zeggen ook dat als we dit werk niet zouden doen, dat dat dan ook goed zou zijn. Daarom zijn er soms discussies. Volgens sommigen brengen we onze community in gevaar. Anderen steunen ons en staan achter ons. Zo is het. Wij eisen onze rechten op.

Er heerst een sfeer van angst.

Natuurlijk, voor de meerderheid van ons is die er. Er heerst helaas een sfeer van angst in Istanboel. Waarom zou het anders zijn? We hebben het over 1915, maar 1915 was niet de eerste keer. Er waren de massamoorden in 1909 en 1894-96, en 1915 was ook niet het einde ervan. Het was niet de eerste keer en het was niet de laatste keer. Er waren pogroms, bloedbaden, verbanningen, en dat niet alleen tegen Armeniërs. Er waren hoge belastingen, discriminatie… En ik moet zeggen dat de dingen die de Grieken en de joden overkomen ons ook raken. Dat is de psychologie als je deel uitmaakt van een minderheid. De minderheden van Turkije hebben een zeer diep en lang collectief geheugen. Als dit soort dingen gebeuren, komt 1915 bij ons boven. Toen Hrant werd vermoord, herinnerden we ons 1915, en andere gevallen van geweld en discriminatie.

We zijn in Turkije geboren in onrechtvaardigheid. Een genocide vond plaats tijdens de Ottomaanse tijd, en we zijn helaas geboren in het land waar die genocide plaatsvond. Wij zijn hier diegenen die nog over zijn van de mensen die het slachtoffer zijn geworden van genocide. Deze twee feiten alleen al illustreren volgens mij wat onze strijd en ons motiveert.

De pro-Koerdische partij HDP bracht nog niet zo lang geleden naar buiten dat ze, als ze in de regering komen, de genociden van de twintigste eeuw zullen erkennen – niet alleen de genocide op de Armeniërs, maar op alle minderheden. Nor Zartonk heeft zich gevoegd bij deze andere gemeenschappen, zoals de Koerden. Wat zijn hun opvattingen over jullie? Over Nor Zartonk en de Armeense kwestie?

Dat is moeilijk te zeggen. Zestig procent van het land is rechts. Het is moeilijk om binnen die zestig procent mensen te vinden die de genocide erkennen. Maar natuurlijk erkent ook niet iedereen van de overige veertig procent de genocide, zoals kemalisten. En laten we het hebben over de lhbt-community. Zelfs onder hen zijn er kemalisten, zeer harde nationalisten. Ze bestaan, ze zijn er. Maar ik moet zeggen dat vooral tijdens de strijd om Kamp Armen veel mensen zich bij ons hebben aangesloten. Je hebt zeker de zeven kleuren op Kamp Armen gezien?

Zeven kleuren?

De regenboogvlag van de Gay Pride.

Ja, inderdaad. Ik stel deze vraag omdat we in de Verenigde Staten onder Armeense Amerikanen – met name studenten – zien dat de strijd voor erkenning van de genocide en voor herstelbetalingen samen komt met andere strijden voor rechtvaardigheid. Maar in Turkije lijkt dat proces veel sneller te zijn gegaan.

Ja, we strijden wat dat betreft samen. Dat is het wereldbeeld van Nor Zartonk. We zijn samen met de Koerden, met de alevieten, de Grieken, de lhbt-community… We nemen deel aan de Gay Pride, aan Transgender Pride. We doen mee, want… hoe moet ik het zeggen? Je kunt me vragen: “Ben je homo? Waarom doe je hieraan mee?” Mijn antwoord zou zijn: “Ja, ik ben homo”. Ik neem deel aan alevitische rally’s omdat ik een aleviet ben. Ik neem deel aan Koerdische rally’s omdat ik een Koerd ben. Dat is de kwestie. Wij zijn hetzelfde in Turkije. De voet van de regering verplettert ons allemaal. En als wij ons niet bij hen aansluiten en zij zich niet bij ons aansluiten, kunnen wij niets bereiken. De regering heeft een systeem gecreëerd dat zo effectief is dat we zelfs tegen elkaar ingaan. De Armeniërs houden niet van de Koerden; de Koerden houden niet van de Armeniërs. De alevieten houden niet van de Koerden; de Koerden houden niet van de alevieten. Iedereen houdt niet van de lhbt-community. Begrijp je? De regering heeft het zo geregeld dat we ons niet kunnen verenigen.

De naam van onze bond is de Armeense Cultuur- en Solidariteitsbond. Voor ons is het woord “solidariteit” een heilig woord, een van de heiligste woorden. Want het is met solidariteit dat we dit alles zullen doorstaan; dat we het fascisme zullen breken. En daarom zijn we tegen discriminatie. In onze kantoren houden we lezingen en discussies over bijvoorbeeld de rechten van vrouwen. Elk jaar nemen we deel aan de Gay Pride en de Transgender Pride. We schrijven over deze onderwerpen. Maar het zijn natuurlijk niet de heteroseksuelen die over deze onderwerpen schrijven. De schrijver moet deel uitmaken van de lhbt-community. Ik kan dat onderwerp bijvoorbeeld niet schrijven. En als man kan ik niet over vrouwenkwesties schrijven. Het is niet mijn plaats om dat te doen.

Dat is geweldig. Eerlijk gezegd zijn alle dingen die je zegt geweldig. Dit soort discussies komen bijna nooit voor in de diaspora, voor zover ik weet als Armeense Amerikaan die in Los Angeles woont.

Toen ik in Libanon was, hoorde ik hetzelfde. De mensen zijn daar nog strenger. Maar je moet ze wakker schudden, je moet ze raken. Ik praat over deze kwesties. We moeten deuren openen. Of het nu wel of niet lukt, toch moeten we de boodschap overbrengen. Mensen vragen ons: “In Turkije hebben jullie het moeilijk. Maar waarom strijden jullie ook voor flikkers?” We doen het omdat we hetzelfde zijn. We zijn onderdrukte minderheden. We zijn allemaal hetzelfde. We gaan elk jaar naar de Gay Pride met onze eigen borden. In Turkije praten we over deze kwesties. We benaderen ze ook vanuit een theoretisch perspectief. We hebben het over queer-theorie. Maar natuurlijk gaan we niet… hoe moet ik dit zeggen? Er zijn mensen die proberen de Armeense kwestie meer voorop te stellen. Maar wij zeggen dan: “Wacht eens even”. Zo willen we niet zijn. Als de lhbt-community een boodschap heeft, dan gaan we niet hun boodschap blokkeren door de onze op de voorgrond te plaatsen. Natuurlijk presenteren we ook onze boodschap. Maar wat zij zeggen, dat zeggen wij ook.

Je luistert naar hun strijd, en je geeft hen de kans en ruimte om die strijd en die boodschappen te delen.

Ja, precies. Dat is de juiste aanpak voor ons. We zullen niet in de weg staan van wat ze zeggen. Hetzelfde geldt voor Koerdische onderwerpen, of alevitische onderwerpen: we zullen hen niet in de weg staan. Wat zij zeggen, dat zeggen wij ook. Natuurlijk is het niet altijd precies hetzelfde, maar we volgen ze en we steunen elkaar. Dat is belangrijk.

Zijn er betrekkingen tussen Nor Zartonk en de samenleving in Armenië?

We hebben leden in Armenië. Maar als organisatie hebben we er helaas niet veel contacten. Dit is de eerste keer dat ik in Amerika ben. Waarom? Omdat de diaspora en Armenië ons lange tijd niet hebben gezien – Armenië ziet ons nog steeds niet. Op dit moment beschermen we het weeshuis Kamp Armen, maar soms hebben we zelf het gevoel dat we wees zijn, omdat we niets uit Armeense hoek hebben ontvangen. Er was geen solidariteit. Die hebben we later gekregen, maar eigenlijk was het niets. Het gaat er niet om ons geld te geven. Apo Boghigian schrijft bijvoorbeeld artikelen over ons, en die moedigen ons aan. We hebben het gevoel dat ze ons steunen. Hun geest is bij ons. Dat is heel belangrijk. Ze vormen onze motivatie. Voor de strijd in Turkije is dat het belangrijkste. We hebben geen sponsors, we doen alles zelf.

Spandoek bij de ingang van Kamp Armen: “Kamp Armen is teruggegeven aan het Armeense volk.” (foto: Nor Zartonk).

In Armenië hebben we goede banden met het Yerevan Women’s Resource Center, omdat onze feministische wereldbeelden overeenkomen. We hebben banden met PINK Armenië. De banden bestaan, maar ze ontwikkelen zich traag, ze zijn nog recent. We kunnen meer doen, maar soms hebben we niet de capaciteit; toch proberen we het. We doen veel met de solidariteit van anderen. Het is moeilijk, maar we zijn ontoegeeflijk. We grijpen de Turkse samenleving bij haar lurven, kijken haar in het gezicht en zeggen: “We zijn hier. Wat jullie ook gaan doen, wij gaan hier staan. We zijn niet weg.” We zijn koppig. Het is een koppig verzet.

Wat zijn enkele van de doelen van dit eerste bezoek aan de VS? Welke boodschap breng je mee voor de Armeense Amerikanen?

We moeten banden opbouwen. De banden tussen de diaspora en Istanboel zijn niet zo goed. Dat weten we, het is geen geheim. Lange tijd zeiden mensen: “Waarom wonen ze in Turkije?”. En wij vielen buiten het zicht van de diaspora. We willen dus banden aanknopen. Er is hier in de VS natuurlijk ook een strijd gaande. Maar helaas zeggen de mensen, vooral in Armenië: “Een Turk is een Turk.” Dat is niet waar. Ze zijn niet allemaal hetzelfde. De Turken zijn na honderd jaar veranderd. Niet allemaal, maar velen wel. Wij staan er niet alleen voor, want er zijn Turken die ons steunen: alevieten, Koerden, lhbt-ers en andere minderheden. Wij staan niet alleen. We zijn in gevaar. Honderd procent zeker zijn we in gevaar. Dat is de strijd. We doen dit, al wetende dat het gevaarlijk is. Maar strijden zullen we. Sommige dingen veranderen in Turkije. Het accepteren van de genocide is belangrijk voor ons, maar Turkije tot een democratischer land maken is belangrijker omdat het van invloed is op Armenië, op de kwestie van de genocide, op alles. Dat heeft invloed op de Armeniërs in Turkije en op de Armeniërs in de diaspora. Natuurlijk zullen we erkenning van de genocide eisen, maar we eisen ook de democratisering van Turkije. Maar niet alleen van Turkije: we eisen ook de democratisering van Nicaragua, van elk land. We moeten banden scheppen met mensen die strijden voor een democratisch Turkije, waar ze zich ook bevinden. We beginnen deze mensen pas nu net te vinden. We begonnen in 2004, maar de diaspora zag ons pas in 2013 tijdens de protesten in het Gezi-park. Toen ze doorkregen dat er Armeniërs meededen aan die opstand.

Het gordijn dat geheel Turkije uit ons zicht hield, wordt eindelijk optrokken. Het opent zich nu voor ons in de diaspora.

Maar dat gebeurt met enige moeite. Honderd jaar lang hebben wij geleerd dat er een genocide heeft plaatsgevonden. De Turken hebben geleerd dat er géén genocide heeft plaatsgevonden. Dat zal niet in een paar minuten veranderen. Maar nogmaals: we moeten samenwerken, we moeten solidair zijn met elkaar in democratische kringen in Turkije. Een anti-Turkse houding helpt ons niet. Wij kunnen tegen de staat zijn – we zijn tegen de Turkse staat. Wij zijn tegen het huidige regime. Maar we zijn niet tegen de mensen. Wij zijn zelfs niet tegen de mensen die tegen ons zijn.

Marx schreef in het Communistisch Manifest dat het spook van het communisme door Europa waart. In Turkije waart er een spook van de Armeniërs. Het waart nu. De geest gaat naar de Koerden en hij treft hen. Hij gaat naar het westen van Turkije en heeft ook daar gevolgen. Er zijn oude Armeense straten en wijken in West-Turkije: in Izmir, in Istanboel, in Bursa. Het spook komt en beïnvloedt onze strijd. De dingen zijn aan het veranderen. We moeten niet zeggen: “De Turk is een Turk”. Dat is verkeerd. De staat is dezelfde. De staat verandert niet, dat moet ik toegeven. Er is natuurlijk een probleem met het onderwijs als het gaat om de genocide. Je hebt de turkificatie van het kapitaal, het kapitaal dat ooit multicultureel was. Om een natiestaat te creëren, moest al dat multiculturalisme uitgeroeid worden. Ofwel je neemt het hen uit handen via belastingen, zoals ze in de republikeinse periode hebben gedaan, of je vermoordt hen simpelweg en pikt het in, zoals ze tijdens de genocide deden. Turkije is gebouwd op basis van het economische kapitaal van de Armeniërs. Zeggen dat de Turken de Armeniërs hebben gedood, is niet helemaal volledig. Zo eenvoudig is het niet. Het is ook een probleem van het onderwijs. Dat moeten we begrijpen.

Het is duidelijk dat Nor Zartonks benadering van het onderwerp van de genocide, en de algemene boodschap van Nor Zartonk, heel anders zijn dan die van de diaspora in het algemeen.

Het is een kwestie van educatie. Vanuit een linkse invalshoek is dit de manier waarop we de kwestie benaderen. Er is ook het probleem van de identiteit, van de Turkse identiteit. Stel je eens voor dat je op een dag wakker wordt en dat plotseling alle nationale helden, die het land hebben gered, criminelen blijken te zijn. Dat ze allemaal het bloed van de Armeniërs aan hun handen hebben. Ze zijn allemaal gevallen. Hoe gaan we verder vanaf dat punt? Hoe beïnvloedt dat het nationalisme? Nationalisme is zinloos, dat is het altijd geweest. En als er in Turkije problemen zijn, bijvoorbeeld met de economie, dan wordt het nationalisme altijd naar boven gehaald om die problemen op te lossen. Ze roepen dan dat we in het land vijanden hebben, zoals de Armeniërs en de Koerden. Ook daarbuiten hebben we vijanden. Het gaat niet alleen om het accepteren van de genocide, en het is ook niet alleen een kwestie van herstelbetalingen. Het is een kwestie van Turkse identiteit.

In Turkije zijn wij de eersten die eisen stellen met betrekking tot de genocide. Ten eerste eisen we dat de genocide wordt erkend en dat de regering om vergeving vraagt. Ten tweede zijn er plekken in Turkije die genoemd zijn naar verantwoordelijken van de genocide, zoals Talaat Pasja en Enver: we willen dat die namen verwijderd of veranderd worden. We willen ook dat de verhalen van deze misdaden in schoolboeken worden opgenomen. Ten derde: Turkije lobbyt voor ontkenning van de genocide. Het geeft geld aan lobbygroepen zodat de VS de genocide niet erkent. Het land publiceert hier in de VS boeken die de genocide ontkennen, en men ondersteunt ook organisaties die de genocide ontkennen. We willen dat ze met die lobby stoppen en dat geld aan tegengestelde doelen geven. Ten vierde zijn de namen van steden veranderd. We willen dat die terug worden veranderd en we willen dat de grens tussen Turkije en Armenië wordt geopend.

In dit jaar, 2015, wilden we iets anders schrijven om de honderdste jaardag van de genocide te herdenken. We hebben altijd over de genocide geschreven, maar dit jaar wilden we dat niet. We wilden iets schrijven dat niet theoretisch of historisch van aard was, maar iets dat eerder emotioneel was. We spraken terwijl we direct in de ogen en harten van de Turken keken. De naam van onze publicatie was: “Ik ben jouw broeder”. We zeiden: “Kijk, je bent niet iemand die genocide heeft gepleegd. Je bent geen misdadiger. Maar als je je niet uitspreekt tegen dit onrecht, ben je ook verantwoordelijk. Wil je in zo’n soort land leven, een land van onrechtvaardigheid? De Armeniërs werden vermoord; er was geen verontwaardiging. Toen werden de Koerden vermoord, en daarna de alevieten, en anderen. Je gaat jouw kinderen zo’n land achterlaten. We weten dat jouw grootmoeders en grootvaders ons hebben gered, of niet wilden deelnemen aan deze misdaad. Maar stem niet op partijen die de genocide ontkennen. Jij bent ook verantwoordelijk.” Dat is wat we hebben geschreven en het heeft mensen getroffen. Het sprak tot het geweten van de mensen, tot hun hart.

Waarom ik dit zeg? “Turken zijn de vijand. Turken zijn criminelen. Turken zijn dit, Turken zijn dat.” Ook wij en de diaspora moeten onze taal veranderen. Al die anti-Turkse sentimenten zijn niet goed voor ons, en het is niet goed voor de samenleving die wij willen. Wij willen dat de genocide wordt geaccepteerd, maar met dit soort taal wordt niets geaccepteerd. We zullen niets bereiken.

En het is ook niet goed voor ons geweten. Het brengt ons geen vrede.

Ja, het creëert alleen maar haat. Die haat is niet goed voor onze geesten. Dus in plaats daarvan, om onze geesten op peil te houden, organiseren we elk jaar iets rond de moord op Hrant en op 24 april, de dag waarop de genocide begon, en dit jaar hielden we een mars.

Dat was de eerste mars in Turkije, of niet? Voor de honderdste verjaardag van de genocide?

Ja. Er zijn protesten geweest in het verleden, maar dit was onze eerste mars en het was niet zo gemakkelijk. Tijdens de mars probeerde de politie mij te arresteren, maar advocaten kwamen me redden! De politie greep me van de ene kant, en de advocaten van een mensenrechtenvereniging kwamen en grepen me van de andere kant. Ze zeiden “wat doe je?” tegen de politie. Die liet me daarop gaan. Het is een goede zaak dat ze kwamen. De agenten zeiden dat we niet door de straat mochten demonstreren. We negeerden hen en begonnen toch te lopen, en toen begonnen agenten hun gasmaskers op te zetten. Leden van andere politieke partijen kwamen erbij, de advocaten kwamen, en veel andere mensen kwamen ons te hulp. De politie zei dat we snel door moesten lopen en niet mochten schreeuwen. Ze zeiden dat we normaal moesten lopen, maar dat accepteerden we niet.

Wij zeiden: “We zijn hier!”. “We zijn hier!” is belangrijk. We zeggen niet meer: “Ze hebben ons gebroken. Ze hebben massamoord op ons gepleegd.” Nee. We zijn hier. Ze waren niet in staat om ons uit te moorden. Wij zijn de “restanten van het zwaard”. We zijn hier en we staan voor jullie. Ik heb eerder al gezegd dat er in Turkije een spookbeeld van de Armeniërs waart. “We zijn hier, en we kijken naar jullie in de ogen”, zeggen we tegen de regering. “Jullie zullen het accepteren. Uiteindelijk zullen jullie dat doen. Vandaag of morgen accepteren jullie het, en geven jullie ons onze rechten. Wij zijn hier. Hrant is ook hier. Zabel Yesayan is ook hier. Komitas is ook hier. Maritsa Küçük is ook hier. Sevag Balıkçı, ze zijn er allemaal. We zijn hier.” Dat was onze boodschap dit jaar. “Wij staan hier voor jullie. Kom met ons meedoen.”

Die woorden zijn heel krachtig: “Wij zijn hier”. Heb je een bijzondere boodschap voor jongeren hier in Amerika? Voor Armeense Amerikanen?

Mijn boodschap aan jongeren is… Welke organisaties zijn er hier? Het Armeens Nationaal Comité van Amerika (ANCA), de Armeense Jeugdfederatie (AYF)], de Asbarez, Horizon… De jongeren moeten al deze organisaties omverwerpen, en ze moeten hun eigen ANCA, hun eigen Asbarez, creëren met hun ideeën. Ze moeten ze opbouwen. Waarom zouden ze die moeten bouwen? Ze zouden ze moeten bouwen met nieuwe ideeën, met hun geesten en gedachten, en niet met ideeën van honderd jaar geleden. Als ze het creëren met hun eigen handen, dan zullen ze hun creatie nog meer beschermen. Zo hebben wij het gedaan. Wij schiepen onze bond zelf. Als ze niet geïnspireerd worden, zullen ze niet geïnteresseerd zijn. Als ze geïnspireerd worden, zullen ze meer geïnteresseerd raken. Ze zouden nieuwe organisaties moeten bouwen, maar met hun ideeën, niet met wat hun voorgangers hen hebben verteld. Kijk, als wij zouden doen wat onze voorgangers ons hebben gezegd, dan zou er vandaag geen Nor Zartonk zijn. De generatie voor ons zei dat je geen organisatie kunt oprichten die Armeense Cultuur- en Solidariteitsbond heet. Ze zeiden dat je geen bond kunt oprichten met het woord “Armeens” in de naam. We vroegen waarom. We hebben een aantal advocaten gebeld en ze zeiden dat je dat niet mag, de staat zou het niet toestaan. Er waren ooit zulke regels. We hebben gezegd dat we zullen strijden, dat we ons zullen verzetten. Als ze ons het woord “Armeens” niet toestaan, dan zullen we roepen: “In Turkije staat de regering de opening van een Armeense bond niet toe”. Wat daarna ook gebeurt, gebeurt. Laat de regering doen wat ze wil. Als ze ons dat niet toestaan, dan zullen we strijden. We zullen het politiseren. Snap je? Als ze ons Kamp Armen niet geven, dan zullen we het politiseren. We zullen schreeuwen, we zullen ons verzetten, we zullen bezetten. En weet je wat er is gebeurd? Normaal gesproken duurt het vanwege de bureaucratie 45 minuten om de documenten voor dit soort organisaties te krijgen. Voor ons werd het in 15 minuten geregeld. Waarom? Omdat we Armeens zijn. Ze wilden geen problemen met ons. Je moet je rechten opeisen. De jongeren moeten alles omverwerpen.

Kyle Khandikian

(Dit interview verscheen op 13 november 2015 onder de titel “‘We Are Here’: How Solidarity and Stubbornness Are Bringing the Armenian Question to the Forefront in Turkey” op de site van het Armeens-Amerikaanse dagblad Asbarez. Het is vertaald door Nickname. De redactie heeft nog een aantal extra noten toegevoegd.)