“Aan de slag”-campagne wil mensen zonder papieren laten “participeren” (maar eist geen verblijfsrecht)

Het kabinet van ondertekenaar Ruud Lubbers legde de basis voor de administratieve apartheid.
Het kabinet van ondertekenaar Ruud Lubbers legde de basis voor de administratieve apartheid.

Onder het motto “Aan de slag!” hebben diverse organisaties onlangs een campagne gelanceerd om werk en studie ook toegankelijk te maken voor mensen zonder verblijfsrecht. Door de heersende apartheidspolitiek zijn illegaal gemaakte migranten en vluchtelingen daarvan steeds uitgesloten geweest. Een kritische analyse van de argumentatie, de doelstelling en de strategie van de campagne.

Aangestuurd door PvdA-bewindslieden werd in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw de apartheidspolitiek bedacht en ingevoerd die mensen zonder verblijfsrecht uitsluit van onderdak, inkomen, werk en studie. In de loop der jaren raakte dat systeem van uithongering en verpaupering steeds meer genormaliseerd en geïnstitutionaliseerd. Maar tegelijk bleven migranten en vluchtelingen hun strijd voortzetten om hier te zijn en hier te blijven. Met tentenkampen, kraakacties en demonstraties klaagden ze de apartheidspolitiek voortdurend aan. Vooral de strijd van de vluchtelingenorganisatie Wij Zijn Hier kwam volop in het nieuws. Bovendien eisten sommige advocaten via juridische procedures dat de overheid zich zou houden aan haar zorgplicht ten opzichte van mensen zonder verblijfsrecht. Het niet nakomen daarvan levert een schending van de mensenrechten op. Dat leidde er uiteindelijk toe dat het Europees Comité voor Sociale Rechten de Nederlandse staat opdroeg om mensen zonder verblijfsrecht te voorzien van onderdak, eten en kleding. In een aantal gemeenten kwam vervolgens een vorm van bed, bad en brood-opvang tot stand.

Hotemetoten

Naast de noodzaak van basisvoorzieningen als onderdak, eten en kleding willen mensen zonder verblijfsrecht zich ook in de samenleving kunnen ontwikkelen en ontplooien. Net als iedereen willen ze zo volwaardig mogelijk deelnemen aan de maatschappij. Maar met de bestuurlijke en sociale uitsluiting probeert de overheid hen zoveel mogelijk te isoleren van de rest van de samenleving. Volgens de regels mogen mensen zonder verblijfsrecht geen arbeid verrichten, zelfs geen vrijwilligerswerk. Bazen die hen in dienst hebben, kunnen boetes opgelegd krijgen van achtduizend euro per persoon die “illegaal” aan het werk is. Hoe repressief dat uitpakt, bleek bijvoorbeeld in 2007, toen de vreemdelingenpolitie en de Arbeidsinspectie het Utrechtse café Averechts binnenvielen. Ze voerden drie koks af, mensen zonder verblijfsrecht die als vrijwilligers meewerkten aan restaurant Grenzeloos, een ideëel kookproject van de Utrechtse steungroep STIL dat al jarenlang draaide zonder winstoogmerk en dat werd gedoogd door flink wat politici en ambtenaren. De Arbeidsinspectie legde Averechts en STIL beiden een boete op van 24 duizend euro, achtduizend per kok. In hoger beroep handhaafde de Raad van State deze belachelijke straf. Gelukkig stelde de gemeente Utrecht zich indertijd garant voor het betalen van de boetes.

Onlangs lanceerde een initiatiefgroep een campagne voor het wettelijk toestaan dat mensen zonder verblijfsrecht arbeid verrichten. Naast de Wij Zijn Hier-vluchtelingengroep nemen ook de steungroepen Vluchteling Onder Dak, ASKV, Villa Vrede, OKIA en stichting LOS deel aan het samenwerkingsverband. Men heeft een manifest opgesteld dat inmiddels is ondertekend door flink wat organisaties en personen, onder wie ook hotemetoten als oud-premier Ruud Lubbers en oud-minister Jan Pronk. Beiden waren indertijd medeverantwoordelijk voor de invoering van de apartheidspolitiek waardoor mensen zonder verblijfsrecht nu zijn uitgesloten van onderdak, inkomen, werk en studie. Ruim twintig jaar later ondersteunen ze doodleuk een manifest dat die uitsluiting op een deelterrein wil tegengaan.

“Participatie”-mode

“Verruim de mogelijkheden voor ongedocumenteerde vluchtelingen en migranten om zich te ontwikkelen en te participeren in de samenleving”, aldus de oproep die boven het manifest staat. “Een leven in afhankelijkheid, zonder grip op de eigen toekomst, zonder van betekenis te kunnen zijn voor anderen, is ziekmakend”, zo begint de tekst van het manifest. “In Nederland is er een maatschappelijke werkelijkheid van mensen zonder (verblijfs-)status wiens leven vast komt te zitten. Zij kunnen niet terug, maar mogen ook niet deelnemen aan de samenleving waarin zij zich bevinden. Van deze vaak jonge initiatiefrijke mensen staat de ontwikkeling stil, omdat het hen verboden wordt om te studeren en te werken. Zelfs vrijwilligerswerk is niet toegestaan. Ondergetekenden bepleiten om de werk- en studiemogelijkheden voor mensen zonder (verblijfs-)status te verruimen. Dat is in lijn met universele mensenrechten, zet mensen weer in hun kracht en versterkt de samenleving.”

Uit deze inleiding wordt meteen al duidelijk waar het aan ontbreekt in het manifest. Er wordt in de tekst geen melding gemaakt van het bestaan van een systeem van illegalisering van migranten en vluchtelingen. Door dat systeem niet nadrukkelijk te benoemen, wordt de indruk gewekt dat het fundament van de apartheidspolitiek een onwrikbaar gegeven of een soort natuurtoestand is, en dat het hooguit kan gaan om het plakken van wat pleisters op een wond. Na de inleiding volgt de argumentatie op grond waarvan het aan mensen zonder verblijfsrecht zou moeten worden toegestaan om te werken. Zoals wel vaker bij campagnes waarbij men zich mede richt op doelgroepen van weldoeners, middenklassers en hotemetoten, heeft men in het bijzonder argumenten ingezet waarmee die doelgroepen over de streep getrokken zouden kunnen worden. Zo maakt de initiatiefgroep opvallend veel gebruik van termen en analyses die zijn ontleend aan de heersende “participatie”-mode, die vooral in de reïntegratie-industrie rondspookt en baanlozen daar voortdurend aan het opjagen is. “Participatie”, aldus manifest, “helpt mensen vooruit”, “houdt mensen gezond”, “laat mensen een positieve bijdrage leveren”, “is goed voor publieke gezondheid en openbare orde” en “investeert in de toekomst”. Het is uiteraard een waarheid als een koe dat deelname aan de samenleving van levensbelang is voor iedereen, ook voor mensen zonder verblijfsrecht, die zelfs proberen om maatschappelijk te “participeren” (lees: te overleven) als hen dat door de overheid wordt verboden.

Onderbuikgevoelens

Waar de tekst van het manifest echter niet op wijst, is dat het de vele voorstanders van het uitsluitingsbeleid tegen mensen zonder verblijfsrecht helemaal niet te doen is om hen vooruit te helpen of gezond te houden. Dat breed ondersteunde beleid is namelijk bedoeld als “ontmoediging”, als “afschrikking”, als een manier om mensen kapot te maken en zo het land uit te werken. Die vele voorstanders, waaronder alle politieke partijen in de Tweede Kamer, hebben helemaal niet het belang van de mensen zonder verblijfsrecht voor ogen, maar juist het belang van de BV Nederland om “ongewenste” migranten en vluchtelingen te weren en alleen “gewenste” migranten en vluchtelingen binnen te laten, dat wil zeggen: alleen degenen die voor de bazen en de kapitaalbezitters “nuttig” en “rendabel” genoeg zouden kunnen zijn. Dat vormt de essentie van de politiek van migratiebeheersing. In feite hebben veel mensen zonder verblijfsrecht door de jaren heen toch arbeid verricht, tot groot genoegen van de bazen die zo volop hebben kunnen profiteren van hun rechteloze positie. De apartheidspolitiek is mede bedoeld om een dergelijk aanbod van spotgoedkope flexarbeiders te creëren en in stand te houden.

Terwijl de “participatie”-mantra in het manifest al de nodige vraagtekens oproept, glijdt de verklaring nog verder weg door nadrukkelijk in te spelen op de heersende racistische gevoelens over “criminele illegalen”. “Marginalisatie en ledigheid brengen een groter risico op rondzwerven, middelengebruik en daarmee samenhangende criminaliteit. Dit versterkt gevoelens van onveiligheid in de stad. Participatie gaat dat tegen.” In de tekst is daarentegen geen woord te vinden over de onveiligheid die mensen zonder verblijfsrecht zelf dag in dag uit moeten ervaren door het uitsluitingsbeleid. Wie zo rekening houdt met rechts-populistische onderbuikgevoelens en op basis daarvan het uitsluitingsbeleid in positieve zin wil proberen aan te passen, die begeeft zich op een gevaarlijk hellend vlak. Dezelfde soort argumentatie wordt namelijk al met groot succes ingezet bij pleidooien om mensen zonder verblijfsrecht “effectiever” en “efficiënter” te deporteren. En meer in het algemeen versterken de op die manier opgeroepen spookbeelden over “criminele illegalen” nog eens extra de toch al zo dominante negatieve stereotypering en stigmatisering van mensen zonder verblijfsrecht.

Aan de ene kant willen de initiatiefnemers van de campagne dat mensen zonder verblijfsrecht “hun capaciteiten” gaan “inzetten voor de maatschappij. Het is een gemiste kans om de talenten en mogelijkheden die voor onze samenleving waardevol kunnen zijn niet te benutten.” Aan de andere kant willen ze dat mensen zonder verblijfsrecht “zichzelf beter” gaan “redden” en “minder beroep” gaan “doen op bijstand van anderen”. Dus wel de lusten voor de samenleving, maar niet de lasten, is de gedachte die blijft hangen na lezing van alweer een argument dat de rechtse beleidsmakers ertoe zou moeten overhalen om mensen zonder verblijfsrecht een beetje minder hard aan te pakken. Volgens het manifest vergroten studie en werk de “veerkracht” van mensen zonder verblijfsrecht “en de mogelijkheden om hun leven weer op de rails te krijgen, in Nederland of elders in de wereld”. Hoe mooi dat ook klinkt, toch zal uiteindelijk alleen legalisering ertoe kunnen leiden dat deze mensen eenzelfde soort bestaan kunnen gaan leiden als alle anderen. Zonder verblijfsrecht blijven ze immers veroordeeld tot een gemarginaliseerd leven aan de uiterste onderkant van de samenleving. Wie het manifest tot zich laat doordringen, moet wel tot het besef komen dat het aanschurkt tegen de principes van de heersende neo-liberale vechtmaatschappij, waarin het credo van “de eigen verantwoordelijkheid”, de dwang tot “participatie” en het voortwoekerende arbeidsethos als wapens tegen de armen en kwetsbaren worden ingezet.

Gedoogstatus

Het is opvallend dat in het manifest achterwege blijft dat door de jarenlange strijd van mensen zonder verblijfsrecht om hier te zijn en hier te blijven inmiddels flink wat gaten in het uitsluitingsbeleid zijn geschoten. Zo bestaan er in diverse steden nu vormen van bed, bad en brood-opvang. Hun strijd van onderop, die beschouwd kan worden als een streven naar emancipatie en autonomie, zit de apartheidspolitiek van de beleidsmakers danig dwars. In het manifest keren die zelfbewuste en via strijd “participerende” subjecten echter niet terug, maar worden de mensen zonder verblijfsrecht eerder neergezet als passieve en willoze objecten die tot nu toe “in ledigheid” zouden wachten totdat iemand hen gaat helpen. Maar wie mensen zonder verblijfsrecht meemaakt, die moet inzien dat ze met vallen en opstaan en met alle pijn en moeite proberen te overleven in de jungle van de uitsluiting. Hun leven in de illegaliteit vereist juist dat ze volop actief moeten zijn om te voorkomen dat ze verhongeren en op straat moeten zwerven.

De “Aan de slag!”-campagne is mede geïnspireerd door de situatie in Duitsland, zo blijkt uit het verhaal van “worldconnector” Kayin Venner. “In Duitsland erkent de overheid dat sommige ongedocumenteerden niet uitgezet kunnen worden, en dat het in deze gevallen onmenselijk is om hen uit te sluiten van participatie. In de vorm van ‘Duldung’, een formele gedoogstatus, mag iedereen studeren. Naarmate deze gedoogstatus langer duurt, krijgen mensen steeds meer toegang tot de arbeidsmarkt. Dit is een van de vele manieren waarop het beleid in Nederland ten aanzien van ongedocumenteerden aangepast zou kunnen worden”, aldus Venner, een van de initiatiefnemers van de campagne. Ook uit de tekst van het manifest blijkt dat de campagne zich nadrukkelijk richt op mensen zonder verblijfsrecht die “technisch onuitzetbaar” zijn. Dat betekent dat de grote groep mensen zonder verblijfsrecht die niet willen terugkeren naar hun land van herkomst maar dat wel kunnen, voor de initiatiefnemers van de campagne buiten de boot valt.

Tweederangs burgerschap

Voor degenen die niet kunnen terugkeren, lijken de initiatiefnemers een soort Duldung-achtige status in gedachten te hebben, een vorm van tweederangs burgerschap. Dat doet denken aan de ideeën over “getrapt burgerschap” die in de loop der tijd door diverse politici en wetenschappers, zoals Leo Lucassen, zijn geopperd en ontwikkeld. Daarbij geldt dat migranten en vluchtelingen niet meteen aanspraak zouden moeten kunnen maken op het volledige pakket van rechten en voorzieningen waar mensen met de Nederlandse nationaliteit wel een beroep op kunnen doen. Migranten en vluchtelingen zouden die rechten en voorzieningen trapsgewijs moeten “verdienen”, op basis van verblijfsduur, werk of andere criteria.

Dit soort voorstellen creëert en vergroot de ruimte voor wettelijke vormen van tweederangs en derderangs burgerschap en breekt principieel met het uitgangspunt dat iedereen die in Nederland wordt toegelaten, dezelfde rechten en voorzieningen moet krijgen. In plaats van ertoe bij te dragen dat dit idee van tweederangs burgerschap nog meer wordt genormaliseerd en gestimuleerd, zouden steungroepen beter kunnen pleiten voor verblijfsrecht met het volledige pakket van rechten en voorzieningen. Wie zich beperkt tot de groep van “technisch onuitzetbaren”, zoals de “Aan de slag!”-initiatiefnemers doen, die kan zeker voldoende argumentatie inzetten om niet alleen te pleiten voor de mogelijkheid van werk en studie, maar meteen ook voor verblijfsrecht. De enige manier waarop “technisch onuitzetbaren” kunnen proberen om verblijfsrecht te krijgen, is de “buiten schuld”-procedure. De overheid heeft die verblijfsaanvraag zo moeilijk gemaakt dat het overgrote deel van de aanvragers wordt afgewezen. Dat biedt volop de mogelijkheid en de noodzaak voor steungroepen en hun achterban om op te komen voor fikse verruiming en verbetering van die procedure. Overigens laat de strijd van onderop die migranten en vluchtelingen door de jaren heen hebben gevoerd, zien dat het van groot belang is om de eisen en verlangens in die strijd niet meteen al om pragmatische en opportunistische redenen te veel te gaan beperken. Wie bijvoorbeeld een campagne begint voor een betrekkelijk kleine doelgroep en daar mogelijk succes mee zou kunnen boeken, moet er ernstig rekening mee houden dat de beleidsmakers de omvang van die groep alleen nog maar meer zullen willen beperken, als ze zich al iets zouden willen aantrekken van de problemen waar de groep mee wordt geconfronteerd.

Activeringsprogramma’s

Een andere inspiratiebron lijken de initiatiefnemers gevonden te hebben in het proefproject van de rijksoverheid voor afgewezen vluchtelinggezinnen die in gezinslocaties verblijven en die de overheid wil uitzetten. Dat project bestaat uit activeringsprogramma’s die erop zijn gericht om vluchtelingen ertoe te bewegen om “vrijwillig” terug te keren. Die programma’s maken deel uit van een heel scala aan projecten van de overheid, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en particuliere organisaties die mensen zonder verblijfsrecht onder druk zetten om zichzelf “vrijwillig” te laten uitzetten. Ook het manifest houdt nadrukkelijk de mogelijkheid open dat de “participatie” voor mensen zonder verblijfsrecht nuttig kan zijn om hun leven “elders in de wereld” weer “op de rails te krijgen”. De activeringsprogramma’s gaan vaak gepaard met de insteek dat de mensen zonder verblijfsrecht zouden moeten gaan werken aan “een realistisch toekomstperspectief”. En het zijn de hulpverleners en overheidsdienaren die daarbij de macht hebben om te bepalen welk perspectief voor de betrokken persoon “realistisch” genoemd zou mogen worden. De keuzevrijheid voor de mensen zonder verblijfsrecht is daarbij vaak uitermate karig.

Het is volkomen vanzelfsprekend dat mensen zonder verblijfsrecht net als anderen willen kunnen deelnemen aan de samenleving. Zij ondervinden dag in dag uit aan den lijve wat het betekent om te worden uitgesloten van basisvoorzieningen en van mogelijkheden om zich te ontwikkelen en te ontplooien. De vluchtelingen van Wij Zijn Hier strijden al jarenlang voor onderdak, verblijfsrecht en een menswaardig bestaan. Ook Doorbraak komt op voor de mogelijkheid voor migranten en vluchtelingen om zo volwaardig mogelijk te kunnen samenleven met de mensen om hen heen. Maar voor ons moet dat pleidooi wel altijd samengaan met de eis van verblijfsrecht. Zonder verblijfsrecht is een volwaardige deelname aan de samenleving immers niet denkbaar. De eisen van verblijfsrecht en een menswaardig bestaan zouden dan ook het expliciete uitgangspunt moeten vormen bij steuncampagnes die zich richten op bepaalde deelaspecten van het leven in de illegaliteit. Dat is bij de “Aan de slag!”-campagne helaas niet het geval. In het manifest wordt het idee van “participatie” breed uitgedragen, terwijl de doelgroep daar door het ontbreken van verblijfsrecht veel te weinig de mogelijkheden voor heeft. Door de eis van verblijfsrecht niet te stellen, zal de uiterst kwetsbare positie van de betrokken mensen zonder papieren blijven bestaan en zullen de mogelijkheden tot “participatie” beperkt blijven, zelfs al zouden beleidsmakers eventueel tegemoet komen aan de wensen van de “Aan de slag!”-initiatiefnemers.

Harry Westerink