Amsterdamse Bijstandsbond: veertig jaar steun en strijd van en voor baanlozen

Logo van de Bijstandsbond.
Logo van de Bijstandsbond.

Dit jaar bestaat de Amsterdamse Bijstandsbond, een belangenorganisatie van en voor bijstandsgerechtigden en anderen met een minimuminkomen, veertig jaar. Dat vormde voor de medewerkers van de bond vorige week aanleiding om een aantal jubileumactiviteiten te organiseren, zoals een symposium, een expositie, een feestelijke bijeenkomst, en de presentatie van een jubileumboek. Een gesprek met Anke van der Vliet, een van de vier mensen die de Bijstandsbond veertig jaar geleden oprichtte en zich door de jaren heen is blijven inzetten voor de belangen van baanlozen.

“In 1976 kreeg de ombudsman van de VARA, Johan van Minnen, veel klachten binnen over problemen met sociale verzekeringen”, vertelt Van der Vliet. “Toen kwam hij met het idee om een landelijke bond op te zetten. Op de eerste bijeenkomst kwamen zo’n driehonderd tot vierhonderd mensen af. Al snel werden er ook allerlei lokale afdelingen van de bond opgezet. Ik ben in het bestuur van de landelijke Bijstandsbond gegaan, maar die heeft helaas maar drie jaar bestaan. De lokale afdelingen gingen wel verder. Bijna drie jaar na het oprichten van de Amsterdamse Bijstandsbond is het comité Vrouwen en de Bijstand opgestart. Die organisatie doet hetzelfde werk als de Bijstandsbond, maar richt zich specifiek op vrouwen en bestaat ook nog steeds.”

Overzicht van de expositie.
Overzicht van de expositie.

Dikkere huid

Meteen vanaf het begin ging de Amsterdamse Bijstandsbond een spreekuur houden voor en door mensen in de bijstand. Dat spreekuur is steeds draaiende gehouden door vrijwilligers die zelf ook baanloos waren. “We begonnen met vier mensen en nu zitten we op tien actieve leden. Dat schommelt wel een beetje door de jaren heen. In de jaren tachtig en negentig hadden we zo’n driehonderd leden. Veel baanlozen zijn lid geworden, maar er vallen ook mensen weg die vanwege geldgebrek de contributie niet kunnen betalen. Toen we met de bond begonnen, konden we twee kantoorruimten gebruiken in het Bolshuis aan de Rozengracht. We hadden toen nog geen juridische ondersteuning, maar we deelden het pand met de Rechtswinkel en met een sociaal raadsman, dat was wel handig. We kregen gemakkelijk advies en konden doorverwijzen naar een advocaat. Maar later kwam er een andere sociaal raadsman die geen bemoeienis meer van ons wilde. Na een paar jaar moesten we uit het Bolshuis-pand vertrekken vanwege bezuinigingen en plannen voor winkeluitbreiding. Toen zijn we verhuisd naar een studentenpand op de Leidsegracht en uiteindelijk zijn we terecht gekomen in de oude Tetterode-fabriek aan de Da Costakade. Sinds 2002 zitten we daar, en hopelijk kunnen we er nog lang blijven. Het is essentieel dat mensen in de bijstand ons weten te vinden. We hebben altijd al een eigen en onafhankelijke koers gevolgd. Dat zal wel blijven doorgaan. Tot 2006 kregen we gemeentelijke subsidie. Dat werd stopgezet vanwege bezuinigingen, met de smoes dat ons werk niet meer noodzakelijk zou zijn. Dat werd gesteld in een tijd van structurele massawerkloosheid en vlak voor de uitbarsting van de economische crisis in 2008, waardoor nog meer mensen hun baan verloren.”

Van der Vliet draait al veertig jaar mee met het Bijstandsbond-spreekuur. Dat heeft haar uiteraard een schat aan ervaringen opgeleverd. Ze heeft veel ellende en misstanden op het gebied van uitkeringen van dichtbij meegemaakt. “Soms komen er wel vijftien mensen op een dag naar ons spreekuur. In de begintijd ging ik veel verder met mijn steun en stelde ik minder mijn eigen grenzen dan nu. Na verloop van tijd heb ik een veel dikkere huid gekregen. Zo geef ik bijvoorbeeld bijna nooit meer mijn eigen telefoonnummer aan spreekuurbezoekers. Voldoende strijdlust blijven houden is noodzakelijk om door te kunnen gaan. Gelukkig kan ik me nog steeds flink boos maken om onrecht.”

Op de expositie.
Op de expositie.

Sluipweggetjes

Het valt Van der Vliet op dat veel klachten die mensen in de bijstand veertig jaar geleden al hadden, nog steeds actueel zijn. Zo hebben gemeenten nog steeds geen goed systeem voor het verwerken en verrekenen van bijverdiensten van mensen in de bijstand. Op de vraag hoeveel er in bijstandsland door de jaren heen is veranderd, weet Anke een flinke boom op te zetten. “Vroeger was het voor gemeenten nieuw als mensen in de bijstand hun eigen belangen gingen behartigen. De Sociale Dienst wist er geen raad mee. Het was daardoor een stuk gemakkelijker om actie te voeren, ook omdat er gewoonweg minder controle was. Destijds waren er een soort sluipweggetjes binnen het gebouw van de Sociale Dienst waardoor Bijstandsbond-medewerkers gemakkelijker konden meegaan met bijstandsgerechtigden, zonder dat ze werden tegengehouden door beveiligers. De ‘klantmanagers’ van nu werden vroeger ‘bijstandsmaatschappelijk werkers’ genoemd. Ze waren toen wat meer gericht op hulpverlening, terwijl het nu allemaal harder en zakelijker is geworden.” Het bijstandsbeleid is immers al jarenlang vooral gericht op afschrikking en ontmoediging, weet Van der Vliet. “We merken tijdens het spreekuur dat armoede vandaag de dag diepe wonden slaat in het bestaan van mensen in de bijstand. Er komen meer bezoekers die last hebben van depressies. En de overheidspropaganda heeft veel invloed op bijstandsgerechtigden. Velen hebben problemen met dwangarbeidtrajecten en met kortingen op hun uitkering. Er is altijd al bestaansonzekerheid geweest, maar nu worden bijstandsgerechtigden ook volop lastig gevallen met allerlei reïntegratiegedoe. Dat was vroeger anders. Al zes jaar draait advocaat Marc van Hoof mee met onze spreekuurdiensten. Van Hoof krijgt veel zaken over korting op de uitkering, die hij met procedures tegen de gemeente vaak ongedaan weet te krijgen. Maar ondertussen moeten mensen wel een hele tijd zien rond te komen met minder of helemaal geen inkomen. Vroeger konden we in dat soort gevallen een beroep doen op geldfondsen die konden bijspringen, maar dat is verleden tijd.”

Van der Vliet is zo’n acht jaar bezig geweest om alle gebeurtenissen en ervaringen rond de Bijstandsbond op papier te zetten. In verband met het veertigjarig jubileum heeft ze dat omgezet in een boek vol verhalen en foto’s over de geschiedenis van steun en strijd van en voor uitkeringsgerechtigden. Dat boek verscheen vorige week. Aan het voeren van actie heeft Van der Vliet ook wel eens een minder prettige nasmaak overgehouden. “In de jaren tachtig hielden we vanuit de Bijstandsbond een praatje bij een staking van politie en buschauffeurs tegen drie procent loonverlaging. Maar daar kreeg ik te horen dat alle ‘uitkeringstrekkers profiteurs’ waren. Toen heb ik me voorgenomen om nooit meer mee te doen met acties voor dit soort mensen.”

Staking

De expositie van de Bijstandsbond die vorige week in het Amsterdamse Nelson Mandela Centrum viel te bezichtigen, was een aanrader. Een wandeling langs de veertig expositiepanelen biedt een boeiende kijk op de steun en strijd door de jaren heen. Zo vallen er sprankelende uitspraken te lezen uit 1977: “Nooit mag de tijd terugkeren dat bezuinigingen plaatsvinden op kosten van de laagstbetaalden”, en: “Wij kunnen in deze tijd niet machteloos toezien, en om een vuist te kunnen maken moeten wij ons verenigen.” Als je alle acties langs de meetlat van de huidige tijd legt, dan valt al snel op dat het protest vroeger ook kwam vanuit het ambtenarenapparaat. Flink wat Sociale Dienst-medewerkers wensten geen deel uit te maken van een repressief systeem van kortingen en bezuinigingen. Zo demonstreerden ambtenaren in 1978 tegen verhoging van de werkdruk en voor meer personeel. Dat was mede ingegeven door de nu welhaast ondenkbare wens om voldoende tijd en menskracht te hebben om mensen in de bijstand op een integere manier te kunnen helpen. En in 1982 gingen vier ambtenaren staken omdat zij hun hulpverleningswerk niet meer normaal konden verrichten. De ambtenaren werden ontslagen wegens werkweigering, waarna hun “cliënten”, dat wil zeggen: bijstandsgerechtigden, in actie kwamen om ervoor te zorgen dat het ontslag van de ambtenaren zou worden teruggedraaid. In 1984 voerden flink wat ambtenaren door het hele land actie tegen de voordeurdelerskorting die ze baanlozen volgens de nieuwe regels zouden moeten opleggen. Maar ze weigerden dat te doen, op grond van “gewetensbezwaren”. De voordeurdelersnorm was een soort voorloper van de onlangs ingevoerde kostendelersnorm. Wie weet hoe geruisloos en zonder enige vorm van publiek protest het huidige ambtenarenappraat de kostendelersnorm uitvoert, beseft hoe bijzonder het was dat nogal wat ambtenaren het indertijd open en bloot verdomden om een deel van het toch al zo lage inkomen van bijstandsgerechtigden af te pakken. Zeker als je beseft dat alle betrokken ambtenaren een ontslag boven het hoofd hing.

Op de expositie: een cartoon uit 1986.
Op de expositie: een cartoon uit 1986.

Uit de expositie blijkt dat er in de jaren tachtig veel meer scherpe acties als blokkades en bezettingen hebben plaatsgevonden dan daarna. Zo werd in 1981 het Sociale Dienst-gebouw bezet wegens de lange wachttijden voor mensen in de bijstand. In dat jaar werd het Amsterdamse stadhuis geblokkeerd als protest tegen het uitdelen van boetes aan baanlozen. En in 1988 werd actie gevoerd in de tuin van de woning van de toenmalige staatssecretaris Sociale Zaken. Wie langs de expositiepanelen loopt, merkt dat vanaf de jaren negentig de nadruk meer is komen te liggen op debat en overleg, in plaats van op het aangaan van de confrontatie.

Tegenmacht

Als bijstandsgerechtigde heeft Van der Vliet veertig jaar lang haar nek uitgestoken om de belangen van haar collega-baanlozen te behartigen. Ze heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld tot een luis in de pels die ambtenaren liever zien gaan dan komen. “Ik heb altijd veel ruzie moeten maken om het onrecht te bestrijden dat mensen in de bijstand werd en wordt aangedaan.” Voor de ambtenarij vormt Van der Vliet een maar al te bekend gezicht waar men rekening mee moet houden. Samen met de andere Bijstandsbond-medewerkers heeft ze zo een beetje tegenmacht weten op te bouwen. Ze heeft haar mening nooit onder stoelen of banken gestoken. Ondanks of misschien juist dankzij haar strijdlustige houding heeft ze maar een enkele keer problemen gekregen met haar eigen uitkering. Wie zijn mond durft open te doen en weet op te komen voor zijn rechten, lijkt in het algemeen minder risico te lopen dan de baanlozen die bang, kwetsbaar en weifelend overkomen op de ambtenaren. Dat is de ervaring van nogal wat mensen in de bijstand, zoals ook blijkt uit de strijd tegen dwangarbeid die het Amsterdamse comité Dwangarbeid Nee al een paar jaar aan het voeren is. Bij dat comité zijn ook medewerkers van de Bijstandsbond betrokken, van wie een aantal overigens ook Doorbraak-activist is. Die aanhoudende strijd heeft ertoe geleid dat SP-wethouder Arjen Vliegenthart inmiddels heeft toegezegd dat het dwangarbeidcentrum aan de Laarderhoogtweg in 2017 gesloten gaat worden.

In het recente artikel “Bijstandsbond bestaat 40 jaar” beaamt een andere pilaar van de Bijstandsbond en Doorbraak-activist, Piet van der Lende, dat het echt uitmaakt als bijstandsgerechtigden zich weerbaar en assertief opstellen richting de gemeente. “Neem iemand mee naar een gesprek met de Sociale Dienst”, adviseert hij. Oefen zo’n gesprek, zodat je scherp krijgt wat je wil bereiken. Mensen die voorbereid zijn, lopen minder kans op een strafkorting dan iemand die twijfelt of een bepaald traject wel iets voor hem is. Die persoon heeft een grotere kans om een baan in zijn maag gesplitst te krijgen die hij of zij helemaal niet wil.” Daarom bieden Bijstandsbond-medewerkers hun spreekuurbezoekers ook aan om hen te vergezellen bij te verwachten moeilijke gesprekken.

Dat het bestaan van de Bijstandsbond na veertig jaar nog steeds bittere noodzaak is, blijkt ook uit het gegeven dat vanuit de bond veruit de meeste klachten bij de gemeente Amsterdam worden ingediend op het gebied van het bijstandsbeleid, veel meer dan via andere instellingen. Als organisatie van en voor baanlozen weet de Bijstandsbond het vertrouwen van mensen in de bijstand te winnen, en ook de strijdbaarheid en het doorzettingsvermogen te tonen waarmee het gevecht tegen de bijstandsbureaucratie moet worden aangegaan. Door de ervaringsverhalen van spreekuurbezoekers krijgen de Bijstandsbond-medewerkers uit de eerste hand te horen wat voor onrecht en ellende zich afspeelt in de praktijk van het bijstandsbeleid. Tegenover de papieren werkelijkheid van de ambtenaren en bestuurders staat de concrete en keiharde realiteit van baanlozen en anderen met een minimuminkomen. Vanuit die realiteit van onderop begint de strijd voor respect en bestaanszekerheid. Dat was veertig jaar geleden al zo en dat geldt vandaag de dag nog steeds.

Max de Jong
Harry Westerink