Baanlozen zullen echte “regelarme” bijstand zelf moeten afdwingen

Het prachtge logo van de belangenorganisatie "BWZ, voor alle Zaanse uitkeringsgerechtigden".
Het prachtge logo van de belangenorganisatie “BWZ, voor alle Zaanse uitkeringsgerechtigden”.

De nieuwe Participatiewet heeft al veel stof doen opwaaien. Uitkeringsgerechtigden klagen al jaren over de ondoordringbare bureaucratie en over ambtenaren die je hele privéleven willen controleren. Maar ook de gemeenten geven aan dat verschillende delen van de Participatiewet door de uitgebreide regelgeving “onuitvoerbaaar” zijn. Hoe is dat zo gekomen?

Op 18 november discussieerden uitkeringsgerechtigden en politici in Koog aan de Zaan over de Participatiewet en over het idee van een “regelvrije” bijstand. De bijeenkomst was georganiseerd door de Bijstandsbond Amsterdam en BWZ Zaanstreek en werd gehouden naar aanleiding van plannen van diverse gemeenten om te gaan experimenteren met minder regels in de bijstand. Hieronder een iets verder uitgewerkte versie van het praatje dat ik daar hield. Een korte weergave van de discussie lees je op de site van de Bijstandsbond.

Uitgangspunten

Kort iets over de achtergronden van de Participatiewet en de voorgaande bijstandswetten. Uitgangspunten van die wetten zijn:
1. Er moet naar gestreefd worden om mensen die kunnen werken, zoveel mogelijk aan het werk te krijgen. Betaald werk gaat voor op bijstand en alle arbeid is voor iedereen passend. Dwangmaatregelen zijn nodig om zoveel mogelijk mensen te pushen om betaald werk te aanvaarden. De bijstand is een tijdelijke voorziening tussen twee banen in. Daarbij geldt dat er wordt uitgegaan van de kortste weg naar betaald werk.
2. Bestrijding van fraude. De bijstand is er alleen voor mensen die het “echt” nodig hebben, voor wie alle andere mogelijkheden zijn uitgeput buiten hun schuld. Fraude moet streng worden bestraft met terugvordering en boetes.
3. De bijstand is het laatste vangnet. Dat betekent dat zodra er andere middelen zijn, die in mindering worden gebracht op de bijstandsuitkering. Ook als er kostenbesparingen zijn, werkelijk of verondersteld, wordt de bijstand lager (partnertoets, kostendelersnorm). Alleen al dit punt maakt de bijstand zeer ingewikkeld. Wanneer is er sprake van samenwonen, wanneer is de kostendelersnorm van toepassing, wat zijn middelen? Leefsituaties van mensen zijn vaak zeer verschillend, en er zijn zeer veel wegen waarop je aan wat extra geld komt. Moet geld dat je voor je verjaardag krijgt, bijvoorbeeld 100 euro, worden gezien als inkomsten? Naast uitgebreide en vaak absurde regelgeving om uitzonderingsgevallen te beschrijven, ontwikkelt zich een enorm bureaucratisch apparaat en een apparaat van hulpverleners, zoals ambtenaren, rechters, advocaten en anderen, die in individuele situaties waarvoor nu net weer geen regels zijn ontwikkeld, moeten bepalen wat de beslissing zal zijn.

Deze drie uitgangspunten zijn uitgewerkt in een stelsel van door de rijksoverheid bepaalde en door gemeenten uitgewerkte regels, waarbij uitgebreide controles en steeds nieuwe regels de uitgangspunten overeind zouden moeten houden. Daardoor komen we in een steeds dichter en ondoorzichtiger woud van regels terecht. De gemeente Amsterdam heeft veel regels uitgewerkt in beleidsvoorschriften. Deze beleidsvoorschriften zijn ondergebracht in 21 hoofdstukken met in ieder hoofdstuk vele tientallen bladzijden. In de praktijk blijken al die uitgebreide regels niet te werken en verdwijnen de uitgangspunten steeds meer uit het zicht.

Standaardisering

1. Het blijkt dat de veel strenge regels waarbij de toegang tot de bijstand wordt beperkt, ertoe leiden dat ook mensen die het “echt” nodig hebben, buiten de boot vallen en onzichtbaar worden voor de overheidsinstanties. Een voorbeeld zijn de “spookjongeren”, van wie er alleen al in Amsterdam duizenden zijn, die wel in het bevolkingsregister staan ingeschreven, maar die verder onvindbaar zijn. Een ander voorbeeld zijn de daklozen, die vaak zonder uitkering rondlopen omdat ze niet passen in de door de bureaucratie ontwikkelde regels. Een belangrijk probleem daarbij is ook de verkokering van de instanties en afdelingen van instanties. Men richt zich bij daklozen op mensen die geestelijke en/of lichamelijke problemen hebben, die dan als noodgevallen door de hulpverleningsinstanties worden geholpen. Maar wie buiten de definitie van noodgeval valt of wie niet voldoet aan de bureaucratische definiëring van dakloze wordt niet geholpen en van het kastje naar de muur gestuurd. Absurd daarbij is dat daklozen van te voren op een zeven dagen-briefje moeten aangeven waar ze de komende week slapen, dus op een formulier, zodat ze gecontroleerd en bezocht kunnen worden door de gemeentelijke afdeling handhaving die via struikbezoeken gaat controleren of de betreffende persoon wel echt dakloos is. Hier een voorbeeld van de gevolgen van zinloze bureaucratie voor een dakloze die bijstand aanvraagt: “Heb een vraagje: heb voor de zoveelste keer bijstand aangevraagd, nou was deze bijna in orde, alleen ben ik vergeten te reageren op handhaving. Dus wordt die weer afgewezen. Alleen moet ik hem nu weer opnieuw aanvragen.” De fout kan niet worden hersteld en de gehele bureaucratische procedure moet daarom opnieuw worden doorlopen.

2. Er treedt niet-gebruik van voorzieningen op. Mensen doen geen beroep meer op voorzieningen die er nog wel zijn, vanwege twee redenen:
a. Men wil vanwege de strenge controle op het privéleven, de strenge aanpak van werkzoekenden en de ondoorzichtige en onvoorspelbare optredens van de bureaucratie zo weinig mogelijk met instanties te maken hebben.
b. Door de strenge aanpak (controle aan de poort) en de standaardisering van procedures, waarbij individueel maatwerk ondergesneeuwd raakt, komen mensen niet voor voorzieningen in aanmerking, hoewel ze er bij nader inzien wel recht op kunnen hebben. Een voorbeeld is de manier waarop in Amsterdam de aanvragen voor bijzondere bijstand worden afgehandeld. Deze procedure is door de gemeente gestandaardiseerd. De uitkeringsgerechtigde belt het call-center om een formulier toegestuurd te krijgen voor de aanvraag van bijzondere bijstand. De gang van zaken is dan als volgt. Via vier of vijf summiere vragen beoordeelt de ambtenaar aan de telefoon of de uitkeringsgerechtigde aan bepaalde voorwaarden voldoet. Vervolgens wordt in de computer een opsomming van kostensoorten opgezocht. Staan de kosten waarvoor de uitkeringsgerechtigde bijzondere bijstand wil aanvragen, niet in die lijst, dan wordt grote druk op hem of haar uitgeoefend om maar geen bijzondere bijstand aan te vragen. Als de baanloze dat toch wil, dan wordt pas na lang aandringen een formulier opgestuurd. De individuele beoordeling is gestandaardiseerd in enkele vragen en het opzoeken van een vooraf gemaakte opsomming van kostensoorten. Veel mensen zien er daarom maar vanaf om bijzondere bijstand aan te vragen. Tegen eventuele afwijzingen kan de baanloze niet in bezwaar gaan, als hij of zij een second opinion wil bij de bezwaarschriftencommissie of bij de rechter. Maatwerk en individuele hulpverlening worden door de bureaucratie ook gestandaardiseerd om de werkdruk in het licht van de bezuinigingen op het uitvoerend apparaat te verminderen.
c. Vanwege het gehak op bijstandsgerechtigden door politieke partijen als de VVD en vanwege de zeer gekleurde berichtgeving in nogal wat mainstream-media hebben bijstandsgerechtigden een slechte naam. Een bijstandsgerechtigde is een loser die niets wil en fraude pleegt, blijkt vaak de impliciete of expliciete boodschap. Daarom doen bijvoorbeeld AOW-ers geen beroep op voorzieningen die de gemeente verstrekt. “Ik heb pensioen, daar heb ik recht op, maar bijstand of armoedevoorzieningen, nee, dat is je hand op houden”, zo zeggen ze dan.

3. Ook de doelstelling om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen, wordt niet gehaald. Steeds weer zijn er nieuwe onderzoeken waaruit blijkt dat de standaard reïntegratietrajecten van de gemeenten en het UWV, waarbij men voor een dubbeltje op de eerste rij wil zetten, zinloos zijn en niet leiden tot een toename van de uitstroom naar betaald werk. Symptomatisch is dat het geld dat in het kader van het sociaal akkoord was uitgetrokken voor banen voor arbeidsgehandicapten, voor een groot gedeelte nog steeds niet is uitgegeven. Zoals gezegd, stelt men te streven naar de kortste weg naar betaald werk. Maar de werkelijkheid is anders. Een voorbeeld: iemand zat in het derde jaar van zijn opleiding tot boordwerktuigkundige. Hij kwam in de bijstand en er werd tegen hem gezegd: “Je gaat nu een half jaar werken bij een project genaamd Go Go-taxi’s, als chauffeur en met behoud van uitkering, en met de opleiding moet je stoppen.” Zo bespaart de overheid geen geld, terwijl de kansen van de werkzoekende worden verminderd. Ook gaan reïntegratietrajecten vaak een eigen leven leiden. Mensen worden gepusht om in een reïntegratietraject te gaan, omdat de klantmanager zijn targets moet halen. Zo en zoveel mensen in een bepaald traject op die en die termijn, en daardoor verdwijnen andere mogelijkheden met meer kansen op duurzaam betaald werk uit beeld.

Dooie mus

De rijksoverheid en de gemeenten hebben oogkleppen op. Terwijl men niet moe wordt om te benadrukken dat de bijstand een tijdelijk vangnet is tussen twee banen, als men ‘even’ niet in het eigen levensonderhoud kan voorzien, vormt de bijstand in werkelijkheid een permanente voorziening voor vele duizenden, zo niet de meerderheid van de bijstandsgerechtigden. Het is een schande dat in de pot armoedebestrijding van de gemeente Amsterdam dit jaar negen van de twintig miljoen overblijft. En dan hebben we het over de pot bijzondere bijstand nog niet gehad. Dat komt ook door de regelzucht in de bijstand en de moeizame relatie die velen daardoor met Sociale Zaken hebben.

De gemeenten moeten in het kader van de grote decentralisaties in de gezondheidszorg en de sociale zekerheid proberen om ervoor te zorgen dat het geld dat na de bezuinigingen is overgebleven, terechtkomt bij de mensen die het “echt” nodig hebben. Maar de bureaucratie en regelgeving werken daarbij dus belemmerend. Vandaar dat in gemeenten steeds meer stemmen opgaan om te experimenteren met “regelarme” bijstand. Men wil daarmee experimenteren om te kunnen nagaan wat het beste werkt. Daarvoor worden nu voorstellen gedaan aan staatssecretaris Klijnsma, die er nog niet enthousiast over lijkt. Het is nog onduidelijk of de experimenten doorgaan, al is een Kamermeerderheid er wel voorstander van, zoals blijkt uit een motie die daarover werd aangenomen. Daarnaast lijkt in het maatschappelijke debat de discussie over de invoering van een basisinkomen nieuwe impulsen te krijgen.

We moeten ons echter bij de voorstellen van de gemeenten om te experimenteren met een “regelarme” bijstand niet blij laten maken met een dooie mus. En wel om de volgende redenen:
1. Politiek rechts, zoals de VVD, is sowieso al tegen de experimenten. Ondanks het feit dat de experimenten over het algemeen zeer beperkt zijn. Het betreft per gemeente slechts hooguit enkele honderden bijstandsgerechtigden. Bovendien moet er wetenschappelijk onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de “regelarme” bijstand. Die onderzoeken kunnen jaren duren.
2. De experimenten hebben uitsluitend betrekking op de reïntegratie en de verplichtingen daarbij voor werkzoekenden, niet op andere regels met betrekking tot de bijstand. Daardoor is de probleemstelling in het onderzoek zeer beperkt tot regels waar de meeste bijstandsgerechtigden niets mee te maken hebben. Dus de absurditeit dat iemand met een chronische ziekte die niet verandert, ieder jaar toch opnieuw medisch gekeurd moet worden, met alle stress van dien, gaat niet verdwijnen. “Regelvrije” bijstand geldt blijkbaar niet voor die groep.

Actiecomité

De vraag van vanmiddag is: veel politici erkennen de zinloze regelzucht van de Participatiewet in het algemeen en de uitvoeringspraktijk van de gemeenten in het bijzonder. Hoe kunnen we daarbij de wens om experimenten met “regelvrije” bijstand uit te voeren, stimuleren door verdergaande eisen te stellen? Door bijvoorbeeld nu al voor de hele groep bepaalde regels af te schaffen. Door nu al wijzigingen door te voeren van bureaucratische procedures en niet te wachten op het oordeel van wetenschappers over vijf jaar, wanneer het politieke landschap weer is gewijzigd en de onderzoeksverslagen een mooi proefschrift opleveren, dat voor de rest in de bureaula verdwijnt.

Misschien moeten we een actiecomité Regelvrije Bijstand oprichten. De doelstelling zou kunnen zijn: het opsporen en aan de kaak stellen van overbodige regels, bureaucratische zinloosheid en contraproductief ambtelijk denken. Ook kunnen we de tegenstrijdigheid van de regels en het in strijd zijn met de beleidsdoelstellingen aan de kaak stellen. Ik ben er niet voor om in dit kader een discussie te beginnen over een basisinkomen. Dat is een lang debat over wezenlijke hervormingen van de maatschappij. Dan heb je het over voor of tegen een basisinkomen, en de verschillende modellen die daaraan ten grondslag liggen, en een fundamentele transitie van de maatschappij. En niet meer over de concrete strijd van de bijstandsgerechtigden en hun eisen nu. Wie bij alle klachten van bijstandsgerechtigden steeds “basisinkomen” gaat staan roepen, slaat de discussie dood en leidt de aandacht af van de concrete problemen en mogelijke haalbare oplossingen die met acties kunnen worden nagestreefd.

Ik ben de laatste om te zeggen dat er geen discussie gevoerd moet worden over een fundamentele transitie van de maatschappij. Maar een eventueel actiecomité zal gebruik moeten maken van velen, zowel voor als tegen een basisinkomen, om de regelzucht in de bijstand aan de kaak te stellen. Bovendien denk ik dat daarbij wel een discussie gevoerd kan worden over het arbeidsethos, waarbij betaald werk zaligmakend wordt gemaakt en alle andere opties voor iedereen met een ander inkomen, zoals een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een pensioen, worden ingeperkt. Maar dat is een ander debat dat ik vanmiddag liever niet wil voeren.

Bij de analyses en eisen die we stellen moet ook worden benadrukt dat de bijstandsuitkering structureel te laag is om van te leven, en dat dit niet kan worden opgelost met een woud aan lapmiddelen bij de gemeenten, waarbij men probeert in de vorm van armoedevoorzieningen de ergste nood te lenigen. Ook zal het geheel van de Participatiewet en de relatie tussen beleidsdoelstellingen en uitvoeringspraktijk moeten worden bekeken. We moeten ons niet alleen beperken tot reïntegratie, maar ook de doorgeschoten controledrift en de schendingen van de privacy aan de kaak stellen.

Piet van der Lende