Gemeente Leiden fantaseert erop los in hoorzitting over dwangarbeidprotest

De intimiderende burgemeester.
De intimiderende burgemeester.

Afgelopen vrijdag vond in Leiden de hoorzitting plaats over het bezwaar dat Doorbraak had ingediend tegen de beperkingen die eind vorig jaar werden opgelegd aan een van onze anti-dwangarbeidprotesten. Burgemeester Henri Lenferink bepaalde destijds dat de deelnemers aan het protest bij het dwangarbeidcentrum DZB in een smal vakje moesten plaatsnemen en dat ze geen flyers mochten uitdelen. Hieronder kun je de integrale pleitnota van Doorbraak lezen. De advocaat van de gemeente had eigenlijk niet veel verweer. Hij liet vooral zijn fantasie de vrije loop.

In het eerdere kort geding rond deze zaak was de gemeente plots op de proppen gekomen met zelfverzonnen “bedreigingen” van medewerkers van het centrum door Doorbraak-activisten. De gemeente kwam niet met enig bewijs daarvoor, zoals bijvoorbeeld een aangifte bij de politie. De aantijgingen van de gemeente-advocaat hadden daardoor eerder het karakter van laster en stemmingmakerij.

Maar op de hoorzitting van vrijdag was de advocaat plots voorzichtiger: nu was er sprake van “een gevoel”, van “intimiderend overkomen” bij “sommige medewerkers die niet stevig in hun schoenen staan”. Hij suggereerde feitelijk dat Doorbraak de eveneens bij de DZB werkende wsw-ers zou bedreigen. Ook deze aantijging bleef verschoond van ieder spoor van bewijs. En hoe kon het ook anders? Wij hebben net als met de dwangarbeiders altijd goede contacten met wsw-ers gehad, en in de loop der tijd zijn ook heel wat van hen bij ons hun hart komen uitstorten over bezuinigingen en andere misstanden.

Verzonnen woorden

Ook legde de gemeente-advocaat ons weer het woord “concentratiekamp” in de mond, dat we zouden gebruiken om het dwangarbeidcentrum aan te duiden. Pure fantasie opnieuw. Hij had flink wat artikelen van onze website uitgeprint, maar dat stond er toch echt niet in. Wij zijn immers heel precies in onze woordkeuze, en vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog vinden we ongepast en contraproductief. De gemeente-advocaat beweerde verder dat we “bedreigende taal” uitten door begrippen te gebruiken als “imagoschade”, “onbeheersbaar maken” en “bazen waarschuwen”. Dat kon best “genuanceerder” meende hij, alsof hij daar iets mee te maken heeft. Maar goed, als de gemeente en het centrum ons taalgebruik graag willen omfantaseren tot een bedreiging, dan moeten ze gewoon een klacht indienen en ons voor de rechter slepen. Dat laat men echter wijselijk achterwege. Tegelijk zet men de eigen hersenspinsels wel net zo makkelijk in om beperkingen van onze demonstraties te rechtvaardigen.

Verzonnen activisten

En het bleef niet bij verzonnen bedreigingen en verzonnen taalgebruik. De advocaat fantaseerde er zelfs ter plekke niet-bestaande Doorbraak-activisten bij. Op de hoorzitting waren zeven Doorbrakers aanwezig, en de advocaat zei daarover: “Deze mensen hier zijn genuanceerd, maar niet alle Doorbraak-activisten kennen de nuance.” Die anderen “gaan natuurlijk in discussie met de bezoekers en dan weet je niet hoe het gaat verlopen bij zo’n actie”. En daarom mochten er van de burgemeester geen flyers worden uitgedeeld, aldus de advocaat. Die andere Doorbrakers zouden “de nuance” dus niet kennen en die zouden daardoor vast en zeker maar gaan lopen “bedreigen”. De gemeente weet kennelijk van andere Doorbraak-activisten die wijzelf nog niet hebben leren kennen. En die ook niet zijn komen opdagen bij de vier eerdere protesten op identiek dezelfde locatie. Want daarbij werd destijds “zonder incidenten” volop geflyerd, om even het politiejargon te hanteren.

Nu zou Doorbraak best nog wat meer activisten kunnen gebruiken, dat is immers waartoe we onze “organizing”-campagne onder meer zijn begonnen, maar dan wel echte en niet door de gemeente verzonnen “imaginary friends”. Overigens was het wel weer goed om te horen dat de gemeente-advocaat ons pleidooi “genuanceerd” achtte, terwijl er bijna vijftig (!) keer het woord “dwangarbeid” in voorkwam. Het lijkt er dus op dat de gemeente die benaming van onderop begint te accepteren.

Recht als beloning

Nog gekker maakte de door de gemeente ingehuurde fantast het door te beweren dat wijzelf om de beperking van onze eigen vrijheid hadden gevraagd. Die smalle strook waarin we moesten staan, was ons eigen voorstel, beweerde hij. Maar Doorbraak had in eerste instantie aangekondigd om midden op het plein voor het dwangarbeidcentrum te gaan protesteren. Pas nadat de burgemeester dat simpelweg van de hand had gewezen, kwamen wij met de optie van die strook. Wij probeerden om er zo in overleg uit te komen, maar de burgemeester escaleerde de zaak, wat dus leidde tot het kort geding en uiteindelijk tot de hoorzitting. De advocaat zei ook nog dat de politie op het protest de-escalerend aanwezig was geweest, en daar leek het inderdaad sterk op, waarmee de conclusie getrokken kan worden dat de burgemeester de enige is die er voortdurend op uit is om te escaleren.

Ronduit lachwekkend werd het toen de gemeente-advocaat toegaf dat we tijdens het protest toch hadden rondgelopen en geflyerd, ondanks het nadrukkelijke verbod daarop. Het viel dus best wel mee met die inperking van de vrijheid van demonstratie, zo beweerde hij laconiek. “En ach, de volgende keer kan het misschien wel weer anders, dan zijn misschien niet alle beperkingen van nu nodig.” Zo zou ons goede gedrag als het ware straks mogelijk worden beloond met de hernieuwde toekenning van ons demonstratierecht. Dat recht bestaat in zijn ogen kennelijk slechts als een beloning voor wie braaf blijft wanneer de autoriteiten de boel proberen te escaleren.

De bezwaarschriftencommissie zal binnenkort met een advies aan de burgemeester komen. Aan de burgemeester? Jazeker. Dezelfde burgemeester die met zijn college de dwangarbeid invoerde in Leiden om vervolgens de protesten daartegen te intimideren en te beperken, die gaat nu oordelen over een advies of zijn beperkingen terecht zijn. De “scheiding der machten” in de Nederlandse praktijk.

Eric Krebbers

Lees ook ons dossier “Dwangarbeid in Leiden”


Hieronder onze integrale pleitnota

Geachte leden van de bezwaarschriftencommissie,

Het gaat vandaag over de protestmanifestatie van Doorbraak op 27 november 2013 bij De Zijl Bedrijven (DZB) te Leiden. Liever gezegd: het gaat over de beperkingen die de burgemeester van Leiden aan dit protest heeft opgelegd.

We willen graag deze pleitnota aan u voorlezen. Eerst zullen we het hebben over het waarom van het doorzetten van de bezwaarprocedure. Daarna zullen we ingaan op onze campagne tegen dwangarbeid, waar de actie van 27 november 2013 een onderdeel van is. Het is voor ons essentieel om in te gaan op onze campagne, omdat de inhoud van de campagne, de locatie en de vorm van het protest op 27 november alles met elkaar te maken hebben. Vervolgens zullen we inzoomen op de specifieke protestactie van 27 november. Afsluitend zullen we beargumenteren waarom wij denken dat de gemeente onze demonstratie niet had mogen inperken zoals zij heeft gedaan.

Doorzetten bezwaarprocedure

De demonstratie is ondertussen al achter de rug. Toch hebben we besloten om de bezwaarprocedure door te zetten. Wij hebben de beperkingen die de burgemeester ons oplegde, ervaren als een ernstige inperking van ons recht op vrijheid van demonstratie en vrijheid van meningsuiting. Als u zou oordelen dat deze beperkingen onterecht zijn opgelegd, dan zou dat voor ons een erkenning van die vrijheid betekenen. We denken eraan om in de toekomst vaker demonstraties of manifestaties te organiseren in Leiden, mogelijk ook weer bij de DZB. We hopen dat deze bezwaarprocedure zal bijdragen aan deze toekomstige protestacties doordat daar minder of geen beperkingen aan zullen worden opgelegd.

Campagne tegen dwangarbeid

Onze protestactie van 27 november staat niet op zichzelf. Doorbraak voert al meer dan twee jaar campagne tegen dwangarbeid, oftewel: het tewerkstellen van bijstandsgerechtigden onder de dreiging dat hun uitkering gekort dan wel gestopt zal worden als ze dat werk weigeren te verrichten. Bijstandsgerechtigden moeten onder een bijstandsregime verplicht onbetaald werken, zonder arbeidsrechten, zonder loon, zonder arbeidscontract, zonder cao-bepalingen. De arbeid vindt plaats onder dwang, want wie niet onbetaald werkt, krijgt geen geld meer om eten en kleding van te kopen, en om de huur te betalen. Niet alleen geen geld meer voor zichzelf, maar ook niet voor de rest van zijn of haar gezin (indien aanwezig). Mensen in de bijstand kunnen vaak maar ternauwernood rondkomen. Ze kunnen geen geld reserveren om korting op of verlies van de uitkering te kunnen opvangen. Het korten op of stopzetten van de uitkering betekent in veel gevallen meteen dat er schulden ontstaan, dat er huisuitzettingen dreigen, dat er honger wordt geleden. Dwangarbeid is dus verplicht onbetaald werk onder de voortdurende dreiging van bestaansonzekerheid.

Dwangarbeid tast daarmee onze arbeidsrechten aan, niet alleen van de dwangarbeiders zelf, maar ook van de betaald werkenden. Want dwangarbeid leidt onvermijdelijk tot verdringing. Werk waar gemeenten eerst betaalde krachten voor in dienst hadden, wordt nu gedaan door bijstandsgerechtigden, gratis. Het kan gaan om allerlei soorten werk, bijvoorbeeld in de thuiszorg, de postbezorging, de groenvoorziening, de schoonmaak, enzovoorts. Bedrijven krijgen gratis werknemers op proef, soms tijdelijk, soms voor lange tijd. Vaak gaat het om afstompend werk, soms totaal zinloos werk. U hebt dat laatst ook kunnen lezen in een artikelenserie in De Volkskrant over de gemeente Amsterdam. De journalist in kwestie heeft met 60 dwangarbeiders gesproken, en ook met comité Dwangarbeid Nee. Dat comité is overigens een samenwerkingsverband van Doorbraak, de FNV, de Bijstandsbond en de Amsterdamse SP.

Dwangarbeid zou nodig zijn om bijstandsgerechtigden werknemersvaardigheden aan te leren, zo stelt de gemeente Amsterdam, en ook de gemeente Leiden. Maar waarom moeten dan bijstandsgerechtigden met bijvoorbeeld een arbeidsverleden van 10, 20 of 30 jaar dwangarbeid doen? Mensen die heus niet zijn ontslagen omdat ze elke dag zoveel te laat zouden komen op hun werk, omdat ze geen arbeidsritme zouden hebben. Nee, ze zijn veelal ontslagen omdat er een al jaren voortgaande economische crisis is en het bedrijf waar ze werkten over de kop ging of moest inkrimpen. Voor ons lijkt het er meer op dat gemeenten bijstandsgerechtigden zover willen krijgen dat ze er tegen wil en dank akkoord mee gaan dat onze arbeidsrechten steeds verder worden afgebroken, dat de werkdruk steeds meer wordt opgevoerd en dat de flexibilisering van de arbeid steeds verder voortschrijdt. Door het bezuinigingsbeleid verdwijnen veel banen, maar dat werk moet vaak toch worden gedaan. Dwangarbeiders worden nu verplicht om in dat gat te springen, om verplicht onbetaald werk te verrichten waar eerder nog een baan tegenover stond, waar nog loon voor werd betaald en een contract voor werd gegeven. Die verdringing roept maatschappelijk veel protest op.

Doorbraak bestaat uit werklozen, studenten en betaald werkenden, al dan niet met een tijdelijk contract. De weg die staatssecretaris Jetta Klijnsma inslaat, met in haar kielzog de gemeente Leiden, heeft grote invloed op onze eigen levens, onze eigen rechten. Doorbraak maakt zich grote zorgen over de invoering en toename van dwangarbeid. Daarom zijn we er een campagne tegen begonnen.

Onze campagne in Leiden richt zich voornamelijk tegen de DZB, omdat de gemeente daar bijstandsgerechtigden dwangarbeid laat doen. Maar onze campagne richt zich zeker niet tegen alle activiteiten in het gebouw van de DZB. De DZB is immers ook de sociale werkvoorziening, waar veel mensen met een arbeidsbeperking werken, overigens wel met een contract, arbeidsrechten en minstens het minimumloon. Daar zijn wij vanzelfsprekend niet tegen. Onze campagne richt zich dus alleen tegen dat onderdeel van de bedrijfsvoering van de DZB dat mensen met een bijstandsuitkering verplicht onbetaald laat werken.

De afgelopen twee jaar hebben we veel gepubliceerd over dwangarbeid, niet alleen in Leiden, maar ook in andere gemeenten. We hebben in Leiden vooral heel veel contact gehad met dwangarbeiders. We hebben hen vragen gesteld en veel naar hen geluisterd. We hebben van hen informatie gekregen over de werkvloer van de dwangarbeiders in de DZB, de zogeheten Startwerklocatie. En we hebben hen informatie gegeven over het gemeentebeleid, over hun rechten en over mogelijkheden van strijd voor verbetering van hun situatie. Gemiddeld gaan twee Doorbraak-leden elke week een keer naar de DZB toe om buiten op de stoep voor het plein te praten met dwangarbeiders. We hebben hiervan een dossier gemaakt waarin we beschrijven dat uit die gesprekken blijkt dat dwangarbeiders worden geïntimideerd en zich vernederd voelen door de behandeling van de DZB-werkbegeleiders en reïntegratieconsulenten. De Leidse SP en PvdA hebben een eigen onderzoek afgerond, waarin ze onze ervaringen en conclusies voor een belangrijk deel bevestigen. Zeker op het punt van intimidatie van bijstandsgerechtigden door werkbegeleiders en consulenten.

We spraken veel dwangarbeiders die langer moesten werken dan de voorgeschreven zes weken, maar zij durfden dat niet aan te kaarten uit angst voor kortingen op hun uitkering. Die angst was niet onterecht, zo bleek toen een man na maandenlange dwangarbeid honderd procent werd gekort omdat hij zijn consulente erop wees dat ze het gemeentebeleid overtrad door hem in het dwangarbeidcentrum van de DZB nog steeds verplicht onbetaald te laten werken. Hoewel zijn partner en zijn kinderen ook afhankelijk waren van de gezinsuitkering, pakte de gemeente het hele maandelijkse inkomen van het gezin af. Nadat Doorbraak deze misstand in het openbaar aanklaagde en de man in contact bracht met een SP-raadslid en een advocaat, veranderde de gemeente de korting in tien procent. Maar nog steeds werd de man dus gekort. De wethouder moest naar aanleiding van deze zaak toegeven dat het beleid niet altijd goed werd uitgevoerd. Uit onze gesprekken bleek dat de meeste dwangarbeiders niet op de hoogte werden gebracht van de zes weken-termijn, ook niet op de intakeformulieren, en ook niet wisten dat ze bezwaar konden maken tegen onterechte verlenging van die termijn.

Het meest recente speerpunt van onze campagne betrof de zogeheten Eureka-prijsvraag. Op de website van deze prijsvraag, georganiseerd door de DZB, stond vermeld dat ondernemers geld, kantoorruimte en werknemers konden winnen. Nergens viel te lezen dat deze werknemers dan ook vanaf dag één een arbeidscontract en loon dienden te krijgen. Als je iets kunt winnen, dan is dat toch gratis? Als ik een wasmachine win, dan hoef ik toch niet de winkelprijs te betalen? Als ondernemers werknemers kunnen winnen, dan ligt het toch voor de hand om aan te nemen dat die gratis zijn? Wij namen dan ook aan dat de DZB gratis dwangarbeiders aan de winnende ondernemers ter beschikking zouden stellen.

De DZB laat wel vaker bijstandsgerechtigden een paar maanden zonder loon werken bij particuliere bedrijven. Daarbij hoeven de bedrijven pas na het verstrijken van die tijd te kiezen wie van de bijstandsgerechtigden bij hen in dienst komt en een flexcontract krijgt, en wie weer wordt teruggestuurd naar de DZB, zonder ooit geld voor de maandenlange arbeid te hebben ontvangen. De Eureka-prijsvraag leek op die praktijk, en daarom hebben we die prijsvraag bekritiseerd. Bij wijze van ludieke actie hebben we ook meegedaan aan de prijsvraag, waarbij we een prikkelende een bewustmakende insteek hadden. Als ondernemingsplan presenteerden we een idee voor het produceren van t-shirts tegen dwangarbeid. Nadrukkelijk lieten we weten dat voor de uitvoering van dit plan geen dwangarbeiders dienden te worden ingezet. Als afsluiting van dit onderdeel van onze campagne wilden we een kleine manifestatie houden bij de Eureka-prijsuitreiking. Daarbij was het onze bedoeling om met dwangarbeiders en sympathisanten flyers uit te delen aan de bezoekers van die prijsuitreiking. We hadden voor deze gelegenheid speciaal een folder gemaakt die was gericht aan ondernemers. Daarin wezen we hen erop dat dwangarbeid altijd onacceptabel is, ook voor een korte periode, en dat we in de gaten zouden houden of de Eureka-prijs niet zou leiden tot dwangarbeid.

Protestactie 27 november 2013

U hebt het kunnen lezen in de stukken: onze aanmelding ging over een kleine manifestatie op het plein voor het DZB-gebouw. Tijdens de onderhandelingen met de politie over de manifestatie gaf de politie aan dat de gemeente onder geen beding wilde dat wij op het plein zouden demonstreren. Wij hebben toen een alternatief voorstel gedaan, ook omdat we procedures liever wilden vermijden: de groep op de stoep voor het plein, en maximaal vier deelnemers aan de manifestatie die vrijelijk zouden mogen bewegen, eventueel alleen buiten het plein, om flyers uit te kunnen delen aan bezoekers van de prijsuitreiking. De gemeente ging akkoord met de stoep, maar niet met de vrijelijk rondlopende flyeraars. We kregen te horen dat we een speciaal vak op de stoep aangewezen zouden krijgen. Daar moesten we gaan staan. Onze flyers zouden we dan vanuit dat vak, een paar vierkante meter, moeten uitdelen aan mensen die helemaal niet in de buurt van dat vak zouden komen. We mochten de manifestatie niet houden op de plek die we wensten, het plein dus, en we mochten niet vrijelijk flyeren, ook niet als het maar om een paar flyeraars zou gaan en we aanvullende afspraken zouden maken over de omgang met het verkeer.

Onterechte beperkingen van ons demonstratierecht

Waarom maken wij bezwaar tegen de aan ons opgelegde beperkingen van ons demonstratierecht? In het bezwaarschrift hebben we al uiteengezet waarom wij vinden dat we op het plein hadden moeten kunnen staan met de manifestatie. We verzoeken u het bezwaarschrift hier als ingelast en herhaald te beschouwen. We willen hier nog wel expliciet ingaan op het flyeren. Het uitdelen van folders, met de mening erin van degenen die het uitdelen, moet worden opgevat als een wezenlijk onderdeel van de vrijheid van demonstratie. Met flyeren brengen demonstranten meningen, standpunten, wensen en eisen over aan anderen. Met een tekst op een flyer kan veel meer worden uitgelegd dan via het tonen van een spandoek of het roepen van een leus. Bovendien kunnen flyers concrete informatie bevatten die van groot belang kan zijn voor anderen. Denk bijvoorbeeld aan adresgegevens, telefoonnummers, mailadressen, websites. Of aan nuttige tips en suggesties waarmee anderen kunnen worden ondersteund. Toespraken hebben datzelfde effect in veel mindere mate, zeker omdat voorbijgangers en omstanders vaak niet lang genoeg blijven staan om te luisteren. Bovendien is het lastig om alle informatie die dan wordt gehoord, te onthouden. Een flyer aanpakken en meenemen is eenvoudiger. De tekst ervan kan dan eventueel op een later tijdstip worden gelezen.

Om effectief te kunnen flyeren moeten de flyeraars anderen individueel kunnen aanspreken. Zoals voorbijgangers niet of nauwelijks blijven stilstaan om te luisteren naar een toespraak, zo komen ze ook niet vaak uit eigen beweging naar flyeraars toe om een flyer te vragen. Waarom was de gemeente nu zo bang dat wij op mensen af zouden kunnen lopen met onze flyers? Flyeren moet worden gedaan met een vriendelijke lach, een tegemoetkomende houding, zonder opdringerigheid en zonder de betrokkenen voor de voeten te lopen. Anders is het contraproductief en bereikt de flyeraar het tegendeel. Voorbijgangers zouden hem dan opzettelijk kunnen gaan mijden, zodat hij geen flyers meer kan uitdelen.

Uit de manier waarop de gemeente de demonstratie wilde inkleden en uit het verslag van de politie blijkt dat men er alles aan wilde doen om te voorkomen dat wij effectief zouden kunnen flyeren. Zo blijkt de politie al overleg te hebben gehad met de beveiliging van de DZB om ervoor te zorgen dat wij geen contact zouden krijgen met de bezoekers van de prijsuitreiking. Al eerder hebben we dit soort tegenwerking ondervonden. We zijn geweerd uit de kantine van de DZB, terwijl we daar alleen maar zaten en af en toe gesprekken hadden met dwangarbeiders. Vervolgens werd ons verboden om het plein voor de DZB te betreden door de beveiliging, waarop we onze gesprekken verlegden naar de stoep voor het plein. Daarna kregen we een brief van de burgemeester waarin hij ons maande om onze gesprekken vooraf aan te melden. Aangezien er bij onze bezoeken geen sprake is van een demonstratie of betoging, was dit in onze ogen best wel vreemd. Alsof we alleen met mensen zouden mogen praten als we daar eerst toestemming van de gemeente voor zouden krijgen. Gesprekken vallen nog steeds gewoon onder de vrijheid van meningsuiting en hoeven niet te worden aangemeld, zo hebben we ook laten weten aan de burgemeester. De briefwisseling kunt u ook vinden in de stukken die de gemeente heeft samengesteld. En ook bij de aanmelding van deze demonstratie ondervonden we tegenwerking, vooral op het vlak dat we met bezoekers in gesprek zouden kunnen gaan. Ons protest is gericht tegen het beleid van de gemeente, en diezelfde gemeente is degene die beperkingen kan opleggen aan demonstraties. Het zou de gemeente juist passen om hier terughoudend mee om te gaan, om elke schijn van partijdigheid te vermijden.

In de wet worden maar drie redenen genoemd om een demonstratie in te perken: 1. gevaar voor de volksgezondheid, 2. gevaar voor het verkeer, en 3. vrees voor ernstige wanordelijkheden. De eerste reden lijkt ons hier niet aan de orde. Wat betreft het verkeer: het is de vraag of onder verkeer ook voetgangers vallen, maar ander verkeer valt op een stoep of op een plein als bij de DZB niet aan te treffen. Daarbij komt dat we bij de aanmelding duidelijk hebben aangegeven dat we niets gaan blokkeren. En als u kijkt naar waar we zelf aangaven te willen staan, dan ziet u dat we daar geen verkeer in gevaar brengen, ook geen voetgangers die naar de ingang van de DZB lopen. Het is duidelijk dat de bezoekers de ingang gewoon kunnen bereiken. We hebben ook nadrukkelijk aangegeven in overleg te willen gaan met de politie ter plekke om ervoor te zorgen dat een en ander goed zou verlopen. Dat stelden we ook voor omdat in ons tweede voorstel de deelnemers aan de manifestatie zich weliswaar bij elkaar op één plek, op de stoep dus, zouden bevinden, maar we wel vier mensen vrijelijk wilden laten rondlopen om flyers te geven aan bezoekers van de prijsuitreiking.

Het verweerschrift van de gemeente noemt ook niet gevaar voor de gezondheid of voor het verkeer als reden voor de beperkingen. Wel noemt de gemeente de vrees voor wanordelijkheden. Daarbij beroept men zich op twee kwesties.

Ten eerste beschuldigt de gemeente ons van (in hun woorden) intimidatie en bedreiging van werknemers van de DZB. We zijn behoorlijk verbaasd over deze beschuldiging. We voeren al twee jaar een campagne, maar we zijn nooit benaderd hierover. Niet door de gemeente, niet door de politie. De gemeente heeft dit pas naar voren gebracht tijdens het afgelopen kort geding. Het lijkt ons toch normaal dat de gemeente ons hierover zou berichten, en met ons in gesprek zou treden hierover, als dit aan de hand was. Bovendien zou zo’n zware beschuldiging goed onderbouwd moeten worden, lijkt ons. De gemeente kan dit toch niet zomaar klakkeloos roepen. Hoe kunnen we ons verdedigen tegen een beschuldiging waarvan we niet op de hoogte zijn gebracht? Frappant is dat de politie juist steeds heeft gesteld, mondeling en schriftelijk, dat onze manifestaties zonder wanordelijkheden zijn verlopen. De politie heeft bij die manifestaties nooit incidenten gemeld en heeft ook nooit hoeven in te grijpen. Wij ervaren deze beschuldiging als een stigmatisering van onze organisatie, en bovendien als stemmingmakerij van de gemeente.

Het valt ons moeilijk om inhoudelijk in te gaan op deze stemmingmakerij. Als we ons daartegen verweren, dan lijkt het alsof we daarmee toch erkennen dat we in de beklaagdenbank zitten. Maar dat zitten we niet. Toch zullen we de moeite nemen om een en ander te verduidelijken. Tijdens onze wekelijkse bezoeken van twee Doorbraak-leden aan de DZB, buiten op de stoep, praten we alleen met dwangarbeiders, niet met anderen. Tenzij die anderen ons zelf aanspreken. Als dwangarbeiders geen zin hebben om met ons te praten, dan laten we hen uiteraard met rust. Dwangarbeiders zijn potentiële medestanders. Wij willen samen met hen optrekken. Wij horen juist van dwangarbeiders dat zij worden geïntimideerd door de beveiligers en werkbegeleiders in het DZB-gebouw, nadat de dwangarbeiders met ons hebben gesproken. Ze vertelden ons dat beveiligers en werkbegeleiders hen ervoor waarschuwen dat ze niet met ons mogen praten. Er wordt ermee gedreigd dat ze hun bijstandsuitkering kunnen verliezen, als ze nog langer contact met ons blijven houden. We hebben al twee jaar contacten met dwangarbeiders en merken hoe reëel dit soort intimidaties zijn, hoe groot ook de angst, schrik en zeker ook boosheid onder dwangarbeiders is over dit soort personeel van de DZB. Een aantal Doorbraak-leden heeft zelf ook een bijstandsuitkering. Ze kennen het DZB-gebouw van binnen. Ze weten uit eigen ervaring waar ze over praten, ook al omdat ze er zelf persoonlijk mee te maken hebben.

Bovendien zijn het juist Doorbraak-leden die bedreigd zijn door DZB-werknemers en door de DZB ingehuurde bouwvakkers. Zij zeiden letterlijk tegen ons: “Ga toch werk zoeken, of anders sla ik je op je smoel.” De volgende keer dat we in de pauze met dwangarbeiders kwamen praten, hield de politie een oog in het zeil om ervoor te zorgen dat het DZB-personeel hun dreigement niet zou uitvoeren.

Het is voor ons dus volstrekt onduidelijk waar dit argument van de gemeente over gaat. Toen de gemeente tijdens de zitting van de kort geding-procedure deze beschuldiging tegen ons ter tafel bracht, waren we daar door overvallen, ook omdat de gemeente alleen stelt, maar niet bewijst. Toen we de stukken kregen van deze bezwaarprocedure, hebben we gekeken naar de bewijsvoering, maar ook hier bevindt zich geen enkel argument voor de beweringen van de gemeente. In het verweerschrift noemt de gemeente dit slechts in één zin.

Ten tweede noemt de gemeente een paar zinsneden uit artikelen op onze website. Taal, en zeker geschreven taal, is van een heel andere orde dan een manifestatie in de openbare ruimte. We vragen ons af waar de gemeente het idee vandaan haalt dat we tijdens onze manifestatie bedreigend zouden kunnen gaan worden voor omstanders of anderen. Dit soort incidenten hebben juist nooit plaatsgevonden. We voeren actie via publicaties, onderzoek, gesprekken, manifestaties. Taal is daarbij uiteraard een middel. Krachtige taal, taal die zegt waar het op staat, is nodig om onrecht aan te klagen. Wij zijn zeker niet de eersten die dat doen en zeker ook niet de laatsten. Met ons taalgebruik verwoorden we de gevoelens van onszelf, als bijstandsgerechtigden, flexwerkers en anderen, en die van dwangarbeiders. Dwangarbeiders vertellen ons verhalen over het gebrek aan respect, de rechteloosheid en de vernederingen waarmee ze worden geconfronteerd. Ze zien dat ze worden uitgebuit en onderdrukt. Hun taal is mede die van ons. Hun taalgebruik over het onrecht dat hen wordt aangedaan, is veelal direct en confronterend. Daarom is ons taalgebruik dat ook.

De gemeente heeft in het bijzonder moeite met termen als “waarschuwen” en “onbeheersbaar maken”. Protest tegen onrecht is altijd een aanval op een bepaalde misstand. Altijd zijn er in de samenleving mensen die een bepaalde situatie aanklagen en willen dat die situatie verandert. Onze activiteiten en ook onze taal behoren tot het gangbare repertoire van kleinere en grotere actiegroepen. In de loop der jaren hebben wereldwijd ontelbare bedrijven en instellingen die het niet zo nauw namen met het milieu of met de arbeidsrechten, te maken gehad met campagnes van actiegroepen die probeerden om hun beleid en bedrijfsvoering te veranderen. Wij willen laten zien dat het fenomeen dwangarbeid een misstand is. Wij willen bedrijven en instellingen die daarbij betrokken zijn, aanklagen. Dat is ons goed recht en dat valt onder onze vrijheid van meningsuiting.

In het dwangarbeidcentrum van de DZB voelen de dwangarbeiders zich onderworpen aan een soort beheersingsregime. Ze voelen de verplichting om onbetaald en zonder rechten te moeten werken als een soort straf. Alsof ze schuldig zijn omdat ze werkloos zijn geraakt. Ze weten zich omringd door werkbegeleiders die hen behandelen alsof ze in een gevangenis zitten. Ze voelen zich bewaakt, bekeken en klein gehouden. Ze weten dat ze elk moment een sanctie kunnen krijgen, een korting op hun uitkering, als ze in de ogen van de werkbegeleiders iets verkeerds doen. Dat zijn de ervaringen van veel dwangarbeiders die we in de loop van twee jaar hebben gesproken, onafhankelijk van elkaar. Dit is de beheersing die we onbeheersbaar willen maken, deze machteloosheid van bijstandsgerechtigden willen we afbreken. We willen de dwangarbeid stoppen. En daar voeren we een campagne voor.

Verandering gaat met schokken. Elk protest is altijd een bedreiging voor een bestaande situatie die het wil opheffen. Protest mag er toch immers toe leiden dat opvattingen veranderen en zaken voortaan anders worden gedaan in de maatschappij? De invoering van de rechtsstaat en van mensenrechten voor iedereen werd in vroeger tijden ook als een bedreiging opgevat door de heersende orde. De invoering van de sociale wetgeving in de negentiende eeuw en de emancipatie van de arbeidersbeweging werd door menigeen ook als bedreigend ervaren. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de gelijkberechtiging van man en vrouw en van witte en zwarte mensen. De gemeente zou moeten inzien dat ons protest is gericht tegen onrecht, een misstand, en daarom niet moet worden gecriminaliseerd.

De politie kwam bij de manifestatie op 27 november opdagen met een minimale hoeveelheid menskracht, wat aangeeft dat ze er van tevoren al op hadden gerekend dat alles rustig zou blijven. Dat was ook zo. De politie hoefde niet in actie te komen en stond zelfs af en toe glimlachend toe te kijken. Er heerste een relaxte sfeer. Dat maakt de houding van de gemeente nog controversiëler. Als zelfs de sterke arm van de staat geen moeite met ons heeft, waarom moet de gemeente zich dan zo overtrokken blijven opstellen?

We verzoeken u om te beslissen dat de inperking door de gemeente Leiden van onze vrijheid van demonstreren en onze vrijheid van meningsuiting te ver ging en dat de gemeente ons had moeten toestaan om met onze manifestatie op het plein voor de ingang van de DZB te staan en te flyeren buiten het aangewezen vak op de stoep voor het plein.

Doorbraak