Gerechtshof verwerpt klacht van stichting KUKB tegen niet in behandeling nemen van aangifte tegen koloniale term “bersiap” door het OM

Foto van de expositie “Revolusi!”

Op 21 januari 2022 deed stichting Comité Nederlandse Ereschulden (stichting KUKB) aangifte tegen het Amsterdamse Rijksmuseum, museumdirecteur Taco Dibbits en curator Harm Stevens. Dibbits en Stevens waren verantwoordelijk voor de inmiddels afgelopen tentoonstelling “Revolusi! Indonesië onafhankelijk” in het Rijksmuseum. De aangifte richt zich tegen het gebruik van de racistische en koloniale term “Bersiap-periode”. Daarop nam de Officier van Justitie de beslissing om de zaak niet in behandeling te nemen. Nadat stichting KUKB via een zogeheten art. 12-procedure een beklag tegen die beslissing tot seponering had ingediend bij het Amsterdamse gerechtshof, besloot dat hof onlangs, op 5 januari, om die klacht af te wijzen. Dat betekent dat het OM kan blijven volharden om niets te doen met de aangifte.

Met de term “Bersiap-periode” hebben de Nederlandse kolonisatoren en hun achterban de opstand van de Indonesiërs tegen de dreigende rekolonisatie van hun land net na de Tweede Wereldoorlog altijd aangeduid. De term legitimeert het kolonialisme en de 350-jarige bezetting van Indonesië door te praten in de trant van: waar er twee vechten, hebben er twee schuld. Volgens stichting KUKB bewijst de seponering van de aangifte hoe koloniaal het OM is.

Genegeerd

Uit de uitspraak van het gerechtshof blijkt dat het hof de inhoudelijke argumenten heeft genegeerd die stichting KUKB heeft aangedragen tegen het gebruik van de term “bersiap”. De rechters stellen uit te gaan van de interpretatie die het Rijksmuseum aan de term toekent, maar leggen niet uit waarom ze minder zwaar tillen aan de argumenten die KUKB heeft ingebracht tijdens de zitting op 13 oktober 2022. Volgens het hof bevat de term geen negatieve conclusies over Indonesiërs als groep op basis van hun ‘ras’. Zowel het OM als het hof beweren dat de term slechts gebruikt wordt “om een bepaalde periode in de geschiedenis te duiden”. Volgens KUKB bestaat de zogenaamde “Bersiap-periode” als afgesloten tijdperk van eenzijdig geweld van de kant van Indonesiërs simpelweg niet. Het gaat om een Nederlands verzinsel en om een uiting van racisme jegens Indonesiërs. “Het gerechtshof praat het OM na. Eerlijk gezegd had ik niet anders verwacht van inheemse inlandse witte rechters die kolonialisme met de paplepel krijgen ingegoten”, aldus KUKB-voorzitter Jeffry Pondaag.

Tijdens de zitting van het Amsterdamse gerechtshof in oktober werd Pondaag bijgestaan door KUKB-secretaris Dida Pattipilohy en historicus en KUKB-adviseur Marjolein van Pagee. Hieronder de pleidooien die Pattipilohy en Van Pagee toen hielden.

Harry Westerink


Pleidooi van Dida Pattipilohy

Ik ben een Nederlandse van Indonesische afkomst. Nederland heeft Indonesië gedurende 350 jaar gekoloniseerd. In 1945 vaardigden de Verenigde Naties een handvest uit waarin zelfbeschikking als een volkenrecht werd opgenomen, waarmee de weg werd geopend voor gekoloniseerde landen om zich onafhankelijk te maken van hun kolonisator. Tevens heeft de Verenigde Naties kolonialisme bestempeld als een misdaad tegen de menselijkheid. Geheel conform het handvest van de Verenigde Naties heeft Indonesië op 17 augustus 1945 haar onafhankelijkheid verklaard en het land uitgeroepen tot een eenheidsstaat onder de naam Republik Indonesia, met aan het hoofd een president.

Hiermee werd de koloniale periode geacht te zijn afgesloten. Helaas vond de Nederlandse overheid het nodig om haar belangen in de oost alsnog veilig te stellen, hetgeen met het nodige geweld gepaard moest gaan. In Indonesië bestaat de periode “bersiap” in de geschiedschrijving niet. De term “bersiap” (betekenis: klaarstaan) werd destijds door Indonesische onafhankelijkheidsstrijders als kreet gebruikt om hun paraatheid tot uitdrukking te brengen om zich te weren tegen Nederland dat de onafhankelijkheid van Indonesië niet wilde erkennen en het land wilde rekoloniseren. Het was dus in feite een kreet van loyaliteit met de Indonesische onafhankelijke republiek. Door met de term een periode van verzet tegen de Nederlanders aan te duiden wordt genegeerd dat de onafhankelijkheidsstrijd van de Indonesiërs reeds lange tijd had plaatsgevonden. Ook wordt de indruk gewekt dat er gelijke partijen tegenover elkaar stonden, waarmee de mensenrechtenschendingen, waar de Nederlandse regering zich schuldig aan maakte, worden vergoelijkt. Nederland weigerde inderdaad de onafhankelijkheid van Indonesië te erkennen en besloot haar kolonie met geweld terug te nemen. Begin 1946 deed Nederland een inval met een grote legermacht. Indonesië heeft hierop weerstand geboden. Indonesische vrijheidsstrijders hebben zich dientengevolge verzet tegen de pogingen van Nederland om het land opnieuw in te lijven. Nederland had immers het recht niet om zich in Indonesië te gedragen als gezagvoerder.

Zoals eerder betoogd door Marjolein van Pagee en Jeffry Pondaag heeft het Rijksmuseum een groep mensen uitgenodigd (zijnde Jeffry Pondaag, Marjolein van Pagee, mevrouw Francisca Pattipilohy en mijzelf) om input te verschaffen ten behoeve van de tentoonstelling “Revolusi”. Wij gaven direct te kennen dat het concept “bersiap” niet thuishoort in de tentoonstelling. Volgens historicus prof. dr. Remco Raben mag de term “bersiap” niet worden gezien als een containerbegrip voor de hele periode 1945 – begin 1946. Toch is dat wel wat vaak gebeurt, en dat is racistisch, zegt hij. Ik citeer: “De term ‘bersiap’ ontstond in een koloniale context en wordt gebruikt als een soort essentialiserend begrip voor een Nederlandse ervaring. ‘Bersiap’ is dus geen neutrale term, maar een die is ontstaan vanuit Nederlands en Indisch-Nederlands perspectief.” Raben zegt ook: “Het is een etnocentrische term, die in koloniale context een hiërarchie aanduidt en die hiërarchie noemen we racisme.” Met zijn interpretatie van het gebruik van de term “bersiap” (die overigens ook door andere Nederlanders wordt gedeeld) zien we dat niet alleen Indonesiërs en KUKB, maar ook vele Nederlanders moeite hebben met het gebruik van deze term.

Helaas wordt er geen ruimte geboden aan deze zienswijze in het debat over het dekolonisatieproces, aangezien het dekolonisatiedebat wordt gedomineerd door witte Nederlanders en Indische-Nederlandse en (nazaten van) andere ex-strijdende groepen, om te voorkomen dat ze in een slecht daglicht worden gesteld en die ronduit van mening zijn dat de bezetting van een ander land niet als mensenrechtenschending gezien moet worden.

In het gesprek met het Rijksmuseum werd door ons geadviseerd om het concept bersiap niet in de tentoonstelling op te nemen, omdat het gebruik van het concept bersiap een groepsbelediging inhoudt. Bersiap is immers vanuit het perspectief van Indonesiërs een Nederlandse constructie om een bepaalde periode te duiden en een beschuldiging te uiten naar de Indonesiërs die in hun ogen op bloeddorstige wijze geweld hebben gepleegd tegen Nederlanders, Nederlands-Indische mensen en Molukkers vanwege hun collaboratie met Nederlanders. Zij zegden ons toe onze input mee te nemen, maar het blijkt dat ze deze naast zich hebben neergelegd. In een artikel in NRC heeft ook de Indonesische gast-curator Bonnie Triyana zich tegen het gebruik van de term “bersiap” uitgesproken. Echter, onder druk van de Indische vereniging FIN, die verontwaardigd gereageerd heeft en namens de Indische Nederlanders geëist heeft dat de term “bersiap” alsnog opgenomen diende te worden in de tentoonstelling, heeft het Rijksmuseum haar besluit teruggedraaid. Waarom wordt er wel geluisterd naar Indische Nederlanders, maar niet naar Indonesische mensen? De aangifte van het FIN tegen Bonnie Triyana is de wereld op zijn kop: een nazaat van de koloniale en onderdrukkende groep die een nazaat van de onderdrukten aangeeft bij de politie.

Dit schetst zonder meer de scheve machtsverhoudingen, een koloniale hiërarchie die nog steeds de samenstelling van de Nederlandse samenleving bepaalt, inclusief de debatten die gevoerd worden. Het doet sterk denken aan het racisme gevoeld door mijn moeder, die meende ooit als zogenaamde inlandse gebruik te kunnen maken van het zwembad in Batavia, maar werd geweigerd omdat ze niet Nederlands-Indisch was. Door de term “bersiap” te gebruiken in de Nederlandse geschiedschrijving als een donkere periode maken Nederlandse historici zich schuldig aan het door Raben aangetoonde misbruik van de term, die er alleen toe dient om Indonesiërs op racistische wijze als een bloeddorstige groep af te schilderen, die zich misdadig gedragen heeft en wild om zich heen sloeg om mensen te doden. Als individuen kunnen Nederlanders zich weleens al of niet bewust aan racisme schuldig maken, maar als mensen als Stevens en Dibbits, die toch verantwoordelijkheid dragen voor een juiste afspiegeling van de geschiedenis, zich hier ook schuldig aan maken, dan representeren zij hiermee een racistische samenleving waarin de stem van de voormalig onderdrukten (Indonesiërs) niet gehoord wordt. Het is van groot belang dat dit wordt rechtgezet. Dank u wel.


Pleidooi van Marjolein van Pagee

Ik sta hier niet alleen als historicus, maar ook als kleindochter van een Nederlandse man die tussen 1947 en 1949 als militair naar Indonesië werd gezonden. Dit gegeven vormde tien jaar geleden de aanleiding om mijn zoektocht naar de geschiedenis te starten. Vandaag treed ik op als onafhankelijk adviseur van stichting KUKB, de enige stichting in Nederland die opkomt voor de belangen van Indonesische slachtoffers. In de zaak die vandaag op tafel ligt, gaat het niet alleen om een term, maar vooral om het idee erachter dat beledigend is. In het Indonesisch is “siap” of “bersiap” gewoon een woord als ieder ander. Het beledigende karakter zit hem dus in de betekenis die in de Nederlandse context er aan gegeven is. Nederlanders of zogenaamde Indische Nederlanders doelen hiermee op geweld van de gekoloniseerden naar hen toe. Omdat Nederlanders, en de groepen die collaboreerden, de uitvoerders waren van onrecht, is dat een ongelijke machtsverhouding. Simpel gezegd is de “bersiap”, in de Nederlandse betekenis van het woord, een klacht van de daders over dat de slachtoffers zich tegen hen keerden.

Overigens is het vrij bijzonder dat twee Indonesiërs vandaag gehoord worden. Hoewel Indonesië inmiddels meer dan 270 miljoen inwoners telt, zijn er in Nederland maar weinigen die zich als Indonesisch identificeren. Wél dominant aanwezig zijn groepen als de Indische en Molukse gemeenschap: mensen die verwant zijn aan de kolonisator of daarmee collaboreerden. Hierdoor wordt de stem van de onderdrukten in Nederland niet gehoord. Ik wil allereerst benadrukken dat het de stichting spijt dat het zover moet komen dat wij hier nu staan. Als de beklaagden gehoor hadden gegeven aan de kritiek die in een persoonlijke ontmoeting was geuit, dan had stichting KUKB niet naar de politie hoeven stappen. Ik kan best begrijpen dat de Officier van Justitie (OvJ) in eerste instantie vond dat dit een discussie is die in de samenleving gevoerd moet worden. Idealiter is dat zo. Maar zoals ik al zei, is het probleem nu juist dat er in Nederland geen rekening wordt gehouden met Indonesiërs.

Een zwaarwegend punt is dat de heer Stevens, en dus ook Dibbits, vooraf geïnformeerd zijn over de problemen met de term. Waarom hebben zij daar niets mee gedaan? In juni 2021 zijn Jeffry Pondaag en Dida Pattipilohy samen met de hoogbejaarde Francisca Pattipilohy op gesprek geweest in het Rijksmuseum. Dit was nadat Pondaag kritiek had op de tentoonstelling over de slavernij, waarna Stevens hem uitnodigde. De plannen voor de tentoonstelling “Revolusi” zijn toen uitvoerig aan bod gekomen. Klagers hebben hem uitgelegd wat er zo problematisch is aan het Nederlandse concept “bersiap”. Steeds weer benadrukten zij dat 350 jaar Nederlands kolonialisme aan 1945 voorafging en vervolgens dat een bloedige herbezettingsoorlog de manier was waarop Nederland reageerde op de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring. In die zogenaamde “bersiap-periode” was er dus al een onafhankelijke soevereine staat: de Republik Indonesia die Nederland tot op de dag van vandaag niet erkent. Juridisch gezien houdt Nederland vast aan de soevereiniteitsoverdracht van 1949. Maar ook al kent het Nederlandse wetboek deze bepaling, dat maakt het natuurlijk nog niet rechtsgeldig. Het is als het ware een eenzijdige claim. De Indonesische archipel is nooit rechtmatig ‘bezit’ van Nederland geweest. Als er in Nederland gesproken wordt over de jaren 1945 en 1946, hoe worden die zogenaamde “bersiap-daders” dan gezien? Blijkbaar niet als Indonesiërs, mensen met de Indonesische nationaliteit, maar als “onderdanen”.

Hoe dan ook was Nederland, volgens het internationaal recht, geen legitieme eigenaar van het land. Het benoemen van de grotere context, dus die 350 jaar, kan natuurlijk niet als disclaimer fungeren om de term vervolgens te blijven gebruiken. De grotere context verklaart juist het beledigende karakter dat eraan kleeft. Sterker nog, de “bersiap” als periode bestaat niet, er is niet zoiets als een afgesloten tijdvak van eenzijdig geweld. In dezelfde periode dat Nederlanders beweren dat er “bersiap” was, werd een stad als Surabaya door onze geallieerde bondgenoten gebombardeerd, met duizenden burgerdoden tot gevolg. Kortom, ook al noemt het Rijksmuseum de lange voorgeschiedenis van 350 jaar, het doet niets af aan het beledigende van het concept. Iets is niet minder beledigend, zodra het in een bredere context geplaatst wordt: het hele idee zelf is koloniaal. En ik verzeker u: het begrip “bersiap” bestaat niet in Indonesië. Het is ontstaan in naoorlogs Nederland, gebezigd door pro-koloniale groepen die het ten zeerste betreurden dat de koloniale macht gebroken was. Het vertegenwoordigt de verwarde gevoelens van mensen die onderdeel waren van een onderdrukkingssysteem, ook al zagen zij dat in de meeste gevallen niet zo en waren zij zelfs verbaasd over gewelddadige reacties naar hen als groep. De kern van mijn betoog is dat de “bersiap” een Nederlands concept is dat alleen daarom al niet neutraal is. Ik bestrijd dus de stelling van de OvJ dat de “bersiap” niet zonder meer negatieve conclusies bevat over Indonesiërs als groep. Het argument dat historici deze term gebruiken om een periode aan te duiden, is niet sterk omdat hij het uitsluitend over Nederlandse historici heeft, opgeleid in een koloniale samenleving, waarvan een groot deel de term zelfs heeft helpen verspreiden.

De term is niet op meerdere manieren uitlegbaar. Het OM wil er graag meerdere betekenissen aan ophangen, waarmee zij het inherent beledigende karakter wegzet als zomaar een mening. De notie dat kolonialisme illegaal was en gebaseerd is op zware mensenrechtenschendingen zou het vertrekpunt moeten zijn om alle gebeurtenissen daaromtrent te duiden. Het is onmogelijk om te spreken van twee gelijkwaardige partijen. Ik ben veel in Indonesië geweest en ik kan u zeggen: voor de miljoenen mensen daar zijn wij wat de Duitsers voor ons zijn: voormalige bezetters van hun land. Ik zeg dit omdat we het hier dus niet hebben over een mening van een individu die toevallig Pondaag heet of Pattipilohy. Niettemin gaat dit verder dan Nederlandse perspectieven tegenover Indonesische. Het is niet zomaar een mening dat Nederland daar de bezetter was en daarmee mensenrechten schond, dat is een feit. Een belangrijke VN-resolutie bestempelde kolonialisme als een fundamentele ontkenning van mensenrechten. Met zo’n duidelijk internationaal juridisch kader vormt het niet willen innemen van een standpunt op zijn zachtst gezegd een vergoelijking, en op zijn hardst gezegd een ontkenning.

Tijdens het gesprek in 2021 liet Stevens zich ontvallen dat het Rijksmuseum met betrekking tot Nederlandse misdaden (ik citeer): “natuurlijk geen standpunt kan innemen”, volgens hem vanwege de verbondenheid aan de Nederlandse overheid. Hij zei het als een soort excuus om geen goed-fout uitspraak te hoeven doen. Daarom: is het daadwerkelijk “neutraal” om geen uitspraak te doen over Nederlandse misdaden tegen Indonesiërs? Hoe klinkt het als een Duitse curator zou zeggen: “Ik doe geen uitspraak over de Holocaust, ik kan niet ronduit zeggen dat het fout was.” Vanuit het licht bezien dat kolonialisme ook juridisch volstrekt onaanvaardbaar is, is het dan neutraal om willens en wetens vast te houden aan het woord “bersiap”? Want dat is de reden dat we vandaag hier staan: het Rijksmuseum heeft de adviezen van Indonesiërs in de wind geslagen. De ontmoeting van juni 2021 was niet de enige keer dat het team van het Rijksmuseum door Indonesiërs gewaarschuwd is. U weet ook dat gast-curator Bonnie Triyana in een opiniestuk heeft uitgelegd waarom de “bersiap” racistisch is. Zijn stuk deed veel stof opwaaien. Typerend voor de ongelijke representatie van Indonesiërs in onze samenleving deden juist nazaten van hen verwant aan de koloniserende partij aangifte tegen hem.

Hoe reageerde het Rijksmuseum? Juist, Dibbits viel zijn gastcurator publiekelijk af en beweerde dat het gebruik van de “bersiap” absoluut geen racisme was. De directeur en de curator namen dus wel degelijk stelling. Wat KUKB deed besluiten om naar de politie te stappen, is dat hun inbreng compleet genegeerd werd, in combinatie met de reactie van Dibbits op de aangifte van de Federatie Indische Nederlanders (FIN). De pijn zit hem hierin: Dibbits luisterde dus wel naar Indische Nederlanders met openlijk koloniale ideeën, maar niet naar Indonesiërs die racisme aankaarten. Voor hen is dit de zoveelste belediging omdat het een omkering is van de waarheid. Een waarheid, hoe confronterend ook, die Nederlanders zou moeten aanspreken. Een ongemakkelijke waarheid die nu ook iets van u vraagt. Waarheid en rechtvaardigheid liggen dicht bij elkaar. Iets is wel of niet gebeurd. Zeker als het om het schenden van mensenrechten gaat, ligt de waarheid niet altijd in het midden. Ik begrijp dat u als rechters zo neutraal mogelijk probeert te zijn, maar u weet ook: rechtspreken gaat over kiezen. Wat u ook gaat beslissen straks, u neemt stelling. Wij vragen aan u om voor Nederlandse begrippen iets ongewoons te doen. Ook al is het zo dat kolonialisme in ons land doorgaans genormaliseerd wordt, het maakt het nog niet legaal. De gebeurtenissen rondom de persconferentie van januari 2022 waren voor stichting KUKB de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Dit is de reden dat het niet zomaar in de samenleving opgelost kan worden door te praten, het Rijksmuseum weigert immers te luisteren, en het verklaart dat de kwestie nu op uw bord ligt. Bovendien kan een juridische uitspraak het publieke debat ook vooruithelpen. Zoals de reeks succesvolle rechtszaken die KUKB voerde namens Indonesische nabestaanden het debat over Nederlandse oorlogsmisdaden in stroomversnelling bracht. In feite lift de Revolusi-tentoonstelling mee op de aandacht voor een onderwerp dat door KUKB op de agenda is gezet. Hoe onrechtvaardig is het dan dat het Rijksmuseum de inbreng van juist deze stichting terzijde legt?