Les Indigènes, een voorbeeld voor de Nederlandse anti-racisme beweging? Deel 5 en slot: commentaren

Van de cover van een boek van Indigènes-ideologen Houria Bouteldja en Sadri Khiari.
Van de cover van een boek van Indigènes-ideologen Houria Bouteldja en Sadri Khiari.

Een interview in meerdere delen over de anti-koloniale organisatie Les Indigènes, en hun rol in de linkse en anti-racistische bewegingen in Frankrijk.

Eind vorig jaar, begin dit jaar vond er een debat plaats tussen diverse linkse organisaties en Sandew Hira, een historicus die samen met anderen het initiatief genomen heeft tot de beweging Decolonize The Mind (DTM). Die discussie begon na het afwijzen van de rapper Insayno als spreker op een anti-racisme manifestatie. Die had namelijk in een van zijn raps beweerd: “De behandeling van de concentratiekampen is slechts een lachertje vergeleken onze slavenhandel”. Na enige discussie over de wetenschappelijke onzin, de politieke destructiviteit en de harteloosheid van het op deze manier vergelijken van de verschillende massamoorden, ging het al snel over hoe te organiseren tegen racisme, de rol van witte mensen in de anti-racisme strijd, en over hoe links en de DTM-beweging samen zouden kunnen strijden.

Tijdens het debat vroegen we Hira naar de ideeën en principes van DTM. Die legde hij vrij duidelijk uit, maar over de praktijk kwamen we niet echt veel te weten. Zijn beweging lijkt momenteel vooral nog bezig met het scholen van activisten, waarvan de meesten actief lijken te zijn in de anti-racisme en pro-Palestina bewegingen. DTM is dus een nog relatief kleine, vooral academische beweging die zelf geen acties of campagnes organiseert.

De vijf delen van dit interview
1. Oorsprong en achtergrond
2. Klassenstrijd en nationalisme
3. Antisemitisme
4. Feminisme en fundamentalisme
5. Commentaren

There’s also a slightly different English version of the interview.

Il y a aussi une version légèrement différente en français.

In de discussie en ook op allerlei bijeenkomsten gaf Hira vaak aan dat hij twee belangrijke internationale vrienden heeft waarmee hij intensief samenwerkt: Ramon Grosfoguel van de Berkeley Universiteit van Californië en Houria Bouteldja van de beweging “Les Indigènes de la République” in Frankrijk. Die club viert dit jaar haar tiende verjaardag en heeft al aardig wat tijd gehad om een beweging op te bouwen, ook buiten de universiteiten.

We vroegen twee Franse kameraden wat ze wisten over die Indigènes. Hoe opereert die beweging en hoe zijn de banden daar met buitenparlementair links? Zo kunnen we misschien een beetje een kijkje nemen in de toekomst van een deel van de anti-racisme beweging hier in Nederland. Dat is belangrijk, want zoals degenen die het debat volgden wel gemerkt hebben, zijn we bij Doorbraak niet al te enthousiast over hoe Hira en DTM een aantal niet zo bevrijdende ideeën proberen in te brengen in de groeiende beweging tegen racisme.

Natuurlijk is de Franse situatie heel anders dan de Nederlandse. In beide landen heerst weliswaar veel racisme, een erfenis van het gedeelde koloniale verleden, maar zowel links als de anti-racisme beweging zijn in Frankrijk echt veel groter. Progressieve intellectuelen spelen daar ook een veel grotere rol, en er vinden voortdurend grote nationale debatten plaats, ook over racisme. Daar staat tegenover dat het praktisch organisatorisch activisme weer relatief bescheiden is.

We stelden onze vragen aan Nad, met wie we in 2012 samen twee bijeenkomsten organiseerden over de baanlozenbeweging RTO waarbij zij actief is, en Yves Coleman van het magazine “Ni patrie ni frontières” (“Geen vaderland, geen grenzen”) en onze vaste vertaler uit het Frans. Beiden wonen in Parijs en zijn zeer betrokken bij de anti-racistische strijd. Nad beantwoordde de eerste drie vragen, Coleman de rest. Omdat beiden het, vanzelfsprekend, niet altijd eens zijn, boden we hen na afloop van de interviews nog de ruimte om op elkaar te reageren met kritieken en aanvullingen. Die commentaren lees je hieronder. We beginnen met Nad en daarna kort nog even Coleman.

Nad, jij had zo je twijfels over meedoen aan dit interview?

Toen jullie mij eind vorig jaar vroegen om mee te doen aan een interview over de Indigènes, heb ik meteen besloten om mee te doen en de vragen te gaan beantwoorden. Maar alleen omdat ze van jullie kwamen, van een groep Nederlandse kameraden die al jaren concreet strijdt tegen zowel bestaansonzekerheid als racisme, in een breed perspectief, met inbegrip van de strijd voor open grenzen en verblijfsrecht voor geïllegaliseerde mensen.

In geen enkele andere context had ik die vragen willen beantwoorden. De aanvallen in Parijs in januari 2015, en met name de sociale gevolgen daarvan, hebben me alleen maar versterkt in die overtuiging. We kunnen geen kritieken formuleren op een specifiek onderwerp, en doen alsof we persoonlijk “objectief” zijn en onszelf nobele motieven toedichten die ons zouden vrijpleiten van een algehele analyse van de machtsverhoudingen en de praktische gevolgen van onze kritieken.

In Frankrijk is het bekritiseren van de Indigènes inmiddels tot iets heel belangrijks geworden voor linkse en radicaal-linkse racisten. Het is uitgegroeid tot een centrale activiteit van degenen die het idee van de “tirannie van de minderheden” aanhangen, degenen die bijvoorbeeld menen dat Frankrijk “islamiseert”. In veel opzichten spelen de Indigènes in die fantasie dezelfde rol die de Jewish Defense League speelt in de fantasieën van antisemitische linksen en radicaal-linksen. Zulke kritiek kristalliseert een haat die zich niet per se richt op deze of gene organisatie, maar op de minderheid die ze zouden belichamen. Kritiek leveren op de Indigènes is een van de manieren om die haat op een respectabele manier te uiten.

De kritiek op de Indigènes, zoals die is ontwikkeld door sociaal-democratische, communistische en anarchistische groepen, heeft voor hen nog een bijkomend voordeel. Door de Indigènes neer te zetten als “een organisatie buiten de arbeidersbeweging en radicaal-links” die de beweging van buitenaf als een virus zou hebben beïnvloed, ontkennen veel activisten, als het gaat om antisemitisme en andere kwesties, tien jaar van afglijden, van theoretische en praktische collaboratie met extreem-rechts antisemitisme. Maar dat is een ontwikkeling waarbij de Indigènes geen centrale rol hebben gespeeld. En dat hoefde ook niet, omdat de trotskistische Nouveau Parti Anticapitaliste, het hervormingsgezinde Front de Gauche, (1) het anarchistische Le Monde Libertaire, en veel anderen, niemand nodig hadden om een erfenis boven te halen die diep is geworteld in onze politieke geschiedenissen.

Het erkennen van dit fundamentele feit zou pijnlijke gevolgen hebben, zelfs voor degenen die niet direct deelnamen aan het antisemitische offensief, maar die een passieve houding hadden of zwak protesteerden zonder ooit hun samenwerkingsverbanden ter discussie te stellen. Het is duidelijk veel makkelijker voor radicaal-linkse activisten om zich te verenigen tegen de Indigènes en te proberen om deze groep uit te sluiten van politieke initiatieven, dan om de kameraden en organisaties aan te pakken waarmee ze dagelijks samenwerken.

Het is bijvoorbeeld veel gemakkelijker om de schuld te geven aan de zogenaamde “islamisten” van de Parti des Indigènes de la République (PIR) voor de antisemitische gebeurtenissen die in de zomer van 2014 plaatsvonden tijdens bepaalde pro-Palestijnse demonstraties, dan om alle organisatoren te veroordelen, dus juist ook degene met wie men lokaal het hele jaar door op alle kwesties samenwerkt. Door deze zeer zichtbare en berekenende politiek begon ik noodgedwongen de betekenis en het gebruik van kritiek op de Indigènes ter discussie te stellen, wat nodig is als we er progressieve consequenties aan willen verbinden. Na januari ging dat allemaal steeds sneller.

Je vindt dat de Indigènes in Frankrijk groter en belangrijker gemaakt worden dan ze in werkelijkheid zijn?

Ik moet eerlijk toegeven dat de Indigènes me al maanden nauwelijks meer interesseren. De kans is groot dat over een jaar de radicale fractie van parlementair rechts en extreem-rechts aan de macht komt. In die situatie zullen alle racistische en antisemitische bewegingen enorm de wind mee krijgen, om maar niet te spreken over andere gevaarlijke gevolgen. Als een arbeidster met een grote mate van bestaansonzekerheid, en een communiste, is dat wat me echt bezig houdt. En als ik dan zie dat het ene deel van radicaal-links zijn tijd besteedt aan het bekritiseren van de Indigènes, terwijl het andere deel is geobsedeerd door “zionisten”, dan heb ik de neiging om steeds meer afstand te nemen van de politieke stromingen waartoe ik mezelf rekende.

De sociale kwestie is mijn prioriteit, maar ik zie zoveel radicaal-linkse activisten die voornamelijk bezig zijn met het kapotmaken en niet met het opbouwen van positieve bewegingen. En dan heb ik het niet alleen over de radicaal-linkse activisten, waaronder de Indigènes, die racistische en/of antisemitische obsessies delen, maar ook over degenen die autonome strijd van migranten meteen gelijkstellen aan een proces van “etnisering”, zoals onlangs weer gebeurde in veel kritieken op de demonstratie voor waardigheid en tegen racisme van 31 oktober in Parijs.

En voor wat betreft het antisemitisme zijn de Indigènes slechts bescheiden propagandisten, en in beperkte kringen, van ideeën die eveneens worden gepopulariseerd door veel machtigere en meer vernieuwende stromingen.

Het antisemitisme van de Indigènes is sowieso een links antisemitisme dat pretendeert universalistisch te zijn. Het is een doodzonde in Frankrijk, bij links én rechts, om je communitaristisch op te stellen, dat wil zeggen: alleen op te komen voor de ‘eigen’ cultuur of gemeenschap. Maar zelfs in haar tekst over het vermeende Franse “filosemitisme” beweert Bouteldja ook dat ze de Joden wil helpen en beschermen. De Indigènes delen dus nog steeds de universele pretentie die zo typisch is voor links in Frankrijk. Hetzelfde soort universalisme dat gesluierde vrouwen onderdrukt, maar wel “voor hun eigen bestwil” en “om hen te bevrijden”. Linkse bewegingen kunnen hun neiging tot overheersing, hun racisme en hun antisemitisme, niet onder ogen zien, omdat die gebreken duidelijk in strijd zijn met hun officiële filosofie.

Tegelijkertijd is de huidige islamofobie en racistische golf een essentiële historische gebeurtenis die van invloed is op alle terreinen van de Franse politiek en op het dagelijkse leven van geëtniseerde mensen. Sinds januari 2015 zijn mensen die lijden aan psychische aandoeningen, dronken mensen, daklozen, werknemers die door hun collega’s worden aangegeven, en mensen die door hun buren worden gerapporteerd, via een soort van snelrecht veroordeeld tot meerdere jaren gevangenisstraf voor “het aanzetten tot terrorisme”. In sommige gevallen zijn de woorden van zes- of achtjarige kinderen gebruikt als bewijs voor de “radicalisering” van hun ouders. Anderen maakten mee hoe bendes van zwaar bewapende agenten hun huizen binnenvielen na een valse beschuldiging van “terrorisme”.

Sommige kameraden beweren dat de statistieken over meldingen van islamofobie “opgeblazen” zouden zijn door “communitaristen”. Maar slechts een klein deel van alle mensen die worden geconfronteerd met islamofobie in het openbaar vervoer, op straat, op hun werkplek, bij de schoolpoort, enzovoorts, maakt daar ook melding van.

In de steden die worden bestuurd door rechts of het Front National is het aantal methoden waarmee mensen dagelijks worden vervolgd, razendsnel toegenomen. Burgemeesters en wethouders kraken voortdurend hun hersenen om nieuwe manieren te vinden om moslims en Arabieren te treiteren, waar ze ook zijn, en om hen en hun ‘collaborateurs’ weg te kunnen zetten als verantwoordelijken voor alle mogelijke problemen. Sommigen verplichten varkensvlees in schoolmaaltijden, anderen protesteren tegen een paar Arabische zinnen die worden gezongen tijdens een schoolfeest, weer anderen verbieden hun ambtenaren om onderling nog Arabisch te spreken, of zoeken naar gesluierde vrouwen op het strand, bij schoolreisjes of op rechten-universiteiten.

Wat heeft “universalistisch” links gedaan tegen deze racistische terreur? Niets! Omdat het te druk bezig was met het overal zoeken naar “islamisering”, omdat het secularisme zogenaamd moest worden verdedigd. Hoewel ze beweerden dat de mobilisatie van enkele miljoenen Fransen op 11 januari 2015 “links” en “anti-racistisch” was, hebben seculiere activisten daarna geen enkele poging ondernomen dat anti-racisme, die beweging, uit te bouwen. Er kwam geen oproep om te protesteren tegen de vele (brand)aanslagen en aanvallen op moskeeën. Er kwam ook geen mobilisatie tegen de nieuw verzonnen ‘misdaad’ van “verheerlijking van terrorisme” en de gevolgen daarvan.

Alleen zo’n eigen anti-racistische mobilisatie, maar die dus uitbleef, had de kritiek op de samenwerking van een aantal radicaal-linkse groepen met de UOIF (verbonden met de fundamentalistische Moslimbroederschap) en de Indigènes bij een demonstratie tegen islamofobie, oprecht kunnen doen klinken. Nu was het slechts aanmatigend en dom om degenen die het meest werden getroffen door de racistische golf, of het nu reactionaire moslims waren of niet, te gaan criminaliseren omdat ze iets anders deden dan wij wilden. Helaas zou een eigen demonstratie tegen racisme én antisemitisme natuurlijk maar een deel van de mensen hebben kunnen trekken die terecht vonden dat een reactie op de racistische aanvallen noodzakelijk was.

De kritieken op die demonstratie van onder meer de Indigènes, doen denken aan de kritiek die in dezelfde periode werd geleverd op de demonstraties tegen antisemitisme. Die werden georganiseerd naar aanleiding van de aanval op de Joodse supermarkt in Vincennes, en bijgewoond door reactionaire, pro-Israëlische rechtse nationalisten en racisten. Net als bij die andere demonstratie tegen islamofobie hadden activisten geen keuze dan om daar heen te gaan als ze openlijk wilden protesteren tegen antisemitisme. Er waren geen andere demonstraties dan die van zogenaamde “Joodse” linkse of rechtse organisaties waar universalisten van uiteenlopende stromingen elkaar ontmoetten. Dat was de enige plek om heen te gaan – tenzij je passief wilde blijven – als je de straat op wilde om de slachtoffers te herdenken.

In deze context gezien is kritiek leveren op de Indigènes niet meer dan een handige manier om het analyseren van de mislukkingen en de uitverkoop van links als geheel te omzeilen.

Dit geldt ook wanneer sommige activisten kritiek leveren op de houding van de Indigènes ten aanzien van de klassenstrijd. Het is waar dat die groep de sociale klassen niet de belangrijkste tegenstelling vindt in de samenleving. Nou en? Dat vindt de Socialistische Partij ook niet, en dat geldt eveneens voor het nationalistische Front de Gauche en een deel van de anarchistische beweging.

Maar anders dan de Indigènes, richten deze krachten hun propaganda op de hele Franse bevolking. De Indigènes zijn er alleen in geïnteresseerd om hun standpunt over de klassenstrijd te verkopen aan de zogenaamde “inheemse” minderheid. Dus waarom zoveel interesse en zo’n focus op die kleine groep? Is het omdat “universalistisch links” zo geïnteresseerd is in geëtniseerde mensen dat men hen volledig wil integreren in haar organisaties?

Die indruk heb ik niet. Integendeel, racisme wordt in de vakbonden flink getolereerd, net als islamofobie bij links. De woordvoerster van “Oser le Féminisme” (“Durf het Feminisme”) zei onlangs nog dat “islam en feminisme onverenigbaar zijn” en dat een gesluierde islamitische feministe daarom een probleem vormde. Het is haar goed recht om dat te denken, maar in dat geval moet dan niemand klagen dat gesluierde vrouwen die voorop willen gaan in de feministische strijd ervoor kiezen om zich bij andere groepen aan te sluiten.

En vergelijkbaar is het met degenen die kritiek leveren op het concept van de “sociologische witte” dat de Indigènes promoten. Dat begrip staat mij tot op zekere hoogte wel aan. De critici overdrijven zwaar als ze beweren dat de Indigènes de arme en precaire arbeiders ermee aanvallen.

Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand van een strijd werd uitgesloten omdat hij of zij “autochtoon” was. Daarentegen hoor ik meer en meer “autochtone” precairen en werklozen beledigende praat uitslaan over geëtniseerde precaire mensen, ze weigeren zich met hen te verbinden, en ze menen dat onze organisaties hen niet moeten verdedigen. En dat neemt alleen maar toen naarmate de racistische golf verder aanzwelt.

Naarmate de invloed van het Front National groeit, worden meer en meer geëtniseerde arbeiders geconfronteerd met het gecombineerde racisme van hun voormannen en hun collega’s. En het zijn niet de Indigènes die hen belemmeren om zich aan te sluiten bij een bondgenootschap van “witte” en “niet-witte” arbeiders, maar de racistische vervolgingen en vooroordelen. Raciale vooroordelen die uiteraard worden gesteund door de bazen.

Samengevat: de Indigènes zijn niet zo belangrijk als sommige mensen doen voorkomen, ook niet op de universiteiten of meer in het algemeen op intellectueel terrein.

In de eerste plaats omdat de universiteit niet meer is wat hij was: het is niet langer een plek waar de huidige samenleving haar leiders traint en het is niet langer een enorme culturele smeltkroes. Tegenwoordig werken de meeste studenten om hun studie te betalen, en daardoor hebben ze maar beperkt tijd om zich politiek en cultureel te ontwikkelen op de plek waar ze studeren. Vandaar ook de enorme afname van activistische studenten in de diverse linkse organisaties, en dat betekent een belangrijk verlies van invloed voor deze groepen.

Sommige onderzoekers werken op het terrein van de zogenaamde “post-koloniale studies”. Maar dat zijn er niet zo veel, en wie naar de openbare bibliotheek gaat, merkt al snel dat niet veel van hun boeken een brede distributie genieten. In de media is het nog duidelijker: een enkel optreden van een lid van de Indigènes in een tv-show kan leiden tot jaren van controverse. Maar waarover Indigènes ook uitweiden op tv, men kan niet oordelen over het belang ervan zonder een vergelijking te maken met het publiek van hun tegenstanders. Neem bijvoorbeeld de journaliste Caroline Fourest, die heeft regelmatig columns op de radio en elke maand een tv-show op het parlementaire kanaal LCP, en dat is in perioden dat ze een ‘low profile’ houdt. Daardoor zijn “post-koloniale” theorieën in feite niet erg bekend.

Voor wat betreft de verspreiding, de laatste tien jaar, van antisemitische ideeën onder het mom van anti-zionisme, dat is als volgt toegenomen. In eerste instantie is het ontwikkeld binnen radicaal-links, in de anti-globaliseringsbeweging, en daarna werd het versterkt en op grote schaal verspreid door de beweging rond de stand-up comedian Dieudonné en de fascistische schrijver-agitator Alain Soral. Die beweging heeft een flink deel van de bevolking van dit land besmet, of ze nu een migratie-achtergrond hebben of niet. Zoals zoveel anderen, hebben de Indigènes Dieudonné geprezen in de periode voordat hij officieel naar extreem-rechts overstapte. De Indigènes toonden zich alleen eerlijker, want ze bleven ook na die tijd excuses voor hem zoeken en delen van zijn toespraken toejuichen. Maar men moet heel duidelijk zijn: Dieudonné en Soral zijn voortgebracht door links en niet door de anti-koloniale bewegingen. Ze hebben geen migrantenachtergrond.

Yves Coleman zei in het tweede deel van deze reeks interviews: “In Frankrijk zijn er verschillende fascistische bewegingen die zichzelf ‘identitairen’ noemen, te beginnen met het ‘Bloc Identitaire’. Ik heb een poos geleden besloten om de Indigènes en andere multiculturele en post-moderne krachten te labelen als ‘linkse identitairen’. Ik heb daarbij zowel een sarcastische als een politieke bedoeling.” Hoe kijk jij daar tegenaan, Nad?

De invloed van de door de Indigènes ontwikkelde theorieën is nogal beperkt, en ze beïnvloeden slechts een vrij kleine socio-professionele en activistische categorie van mensen: een deel van de hogere middenklasse, mensen die lang hebben gestudeerd of die momenteel studeren, en die betrokken zijn bij een aantal radicaal-linkse bewegingen. Dat betekent niet dat men de invloed van die ideeën moet negeren, zeker niet wanneer men zich beweegt in radicaal-linkse kringen en er daardoor mee wordt geconfronteerd. Maar men moet altijd rekening houden met de precieze omvang van een fenomeen, zelfs als men er zelf door wordt beïnvloed, omdat we onszelf anders veroordelen tot het maken van grote fouten.

Om dezelfde redenen kan men de rechtse identitaire bewegingen en de zogenaamde “communitaire” bewegingen, zoals de Indigènes, niet op een hoop gooien. Omdat de “communitarismen” van politieke en culturele minderheden specifieke kenmerken hebben.

Ze bevinden zich in een minderheidspositie, voor wat betreft aantallen, maar ook in politieke zin. Laat ik een eenvoudig voorbeeld geven. Het is ondenkbaar dat er een wet zal komen die alle meisjes en vrouwen in Frankrijk zal verplichten tot het dragen van een sluier. Daar staat tegenover dat het niet uit te sluiten valt dat een toekomstige rechtse regering het bestaande verbod op de hoofddoek zal uitbreiden van de scholen en de overheidssector naar alle openbare ruimten: de straten, markten, winkels, stations, enzovoorts.

En, net zo, zijn veel mensen (inclusief linkse activisten) gechoqueerd door het feit dat de slagers in sommige buurten alleen nog maar halal vlees verkopen. Wat deze critici meestal vergeten te vermelden, is dat al het niet-halal vlees wordt gekocht in de grote supermarkten een stuk verderop, en dat komt doordat de traditionele Franse slagers hun zaken moesten sluiten, omdat hun producten te duur waren voor de arme buurtbewoners. Maar goed, omgekeerd toont niemand zich er gechoqueerd over dat er helemaal geen halal slager beschikbaar is in bepaalde steden of dorpen waar wel degelijk ook moslims wonen.

Zo’n opmerking klinkt misschien gek, maar dat is alleen maar zo omdat veel mensen denken dat het niet “natuurlijk” is om in Frankrijk geboren te zijn en te leven als je een moslim bent. Iedereen in Frankrijk wordt geacht om de bestaande situatie te accepteren en te beschouwen als “normaal”. Maar de huidige situatie is het culturele en sociale product van één bepaalde traditie.

Dit voorbeeld laat zien wat het betekent om te behoren tot een minderheid: als je gewoon normaal wilt leven, word je automatisch bestempeld tot een “communitarist”. Als je links bent, maar als je het belangrijk vindt dat mensen ruimten hebben om te bidden als ze dat willen, dan stelt men je atheïsme ter discussie en zal je tot “islamofiel” of “identitair” worden bestempeld.

Ik verdedig simpelweg gelijkheid, en daarom verdedig ik ieders recht om te kiezen of ze er progressieve ideeën op na willen houden… of niet. En dat is iets wat radicaal-links altijd moeilijk heeft kunnen begrijpen. Ik ben “opgevoed” in het anarchistische milieu en heb jaren gedacht dat ik niet hoefde op te komen voor het stemrecht van ‘buitenlanders’, omdat stemmen verkeerd was, en omdat het voor hen nutteloos was om dat recht te genieten. Het heeft lang geduurd voor ik me de arrogantie van die stellingname realiseerde en het gevoel van superioriteit dat ermee wordt uitgedrukt. Ik, die genoot van alle rechten en ze uitprobeerde, en ik, die daarop besloot welke rechten noodzakelijk waren – of niet – voor anderen.

De bewegingen die Yves labelt als “communitaristisch” of “identitair” hebben me dus veel geholpen, ideologisch gesproken. Het is dan ook niet die “communitaristische” dimensie die de voornaamste bron vormt van mijn meningsverschillen met de Indigènes. Ik denk dat dit zogenaamde “communitarisme” vooral een rol speelt bij de zelfverdediging, en in sommige opzichten is het helemaal niet onverenigbaar met de klassenstrijd. Dat is ook de reden waarom ik het niet eens ben met het gebruik van het woord “identitair” om bewegingen te labelen die zo verschillend zijn als de Indigènes en extreem-rechts.

“Autochtone” Franse fascistische groepen die “identitair” beweren te zijn, hoeven zich niet te verdedigen tegen enige onderdrukking of uitbuiting. Zij vallen juist anderen aan. Zij zijn niet het slachtoffer van enig racisme, ondersteund door het Franse kapitalisme. Zij hebben geen last van enige discriminatie op school, op het werk, in de straat. Zij zijn niet – wat een vreemd toeval, is het niet? – oververtegenwoordigd in alle rottigste productiesectoren: de schoonmaak, de bouw, fast food, de zorg. En zelfs al zijn sommige “autochtonen” ervan overtuigd dat hun cultuur in gevaar is, dan wordt die niet bedreigd door enige minderheid. We worden hier geconfronteerd met twee totaal verschillende politieke en psychologische processen.

De dreiging van racisme, antisemitisme en homofobie is enorm. En die dreiging is zo sterk vandaag de dag in Frankrijk, omdat ze zelfs wordt gesteund door mensen die zelf concreet worden bedreigd door de wereldwijde dominantie van de onderdrukkers. En dat is wat ik bestrijd in de ideologie van de Indigènes: niet dat ze “communitaristen” zijn, maar dat ze twee typisch Franse ziekten propageren: antisemitisme en homofobie.

En aan die antisemitische en homofobe vertogen van de Indigènes kan men altijd nog wel een stukje Arabische nationalistische retoriek toevoegen, of steun aan de politieke islam, maar wat voor mij telt, is wat iemand daadwerkelijk doet. De weinige keren dat ik met Arabische nationalisten of supporters van de politieke islam sprak, bleek hun discours echt heel anders dan dat van de Indigènes. Ze gaven openlijk toe dat ze alle Israëli’s en nationalistische Joden tot de dood wilden bevechten. Volgens hen willen Joden het Midden-Oosten militair en diplomatiek domineren, en daar stelden mijn gesprekspartners dan hun eigen hegemonistische doelen tegenover. In die context achtten ze elk wapen en elke bondgenoot bruikbaar, inclusief Europese antisemieten. Moslimfundamentalistische activisten dromen openlijk over het bekeren van de hele wereld, en als dat niet mogelijk is, dan dromen ze ervan om hun invloed zover mogelijk uit te strekken… precies zoals wij ook dromen van een communistische wereld.

Je trekt een parallel tussen communisme en islamisme? Kan je uitleggen waarom?

In tegenstelling tot andere grote ideologieën die een massa-invloed hebben gekend, delen het communisme en de islam een belangrijk gemeenschappelijk punt: het universalisme. Niet iedereen kon een nazi worden, omdat raciale scheidslijnen in die ideologie essentieel waren. Sommige religies doen niet aan bekering, maar de islam, het christendom en het communisme staan open voor alle mensen, zolang ze de bijbehorende principes maar accepteren. Natuurlijk gaat het daarbij slechts om een theoretisch principe en gaan zaken in de praktijk anders, maar er is een overeenkomstige profetische dimensie die verband houdt met de komst van een nieuwe wereld die iedereen zal aangaan, en daar komt de drang vandaan om de beweging uit te breiden naar alle landen.

Voor de rest weet ik natuurlijk niet of iedereen die beweert communist te zijn, dat ook is. Iedereen heeft zijn of haar eigen criteria: sommigen zullen je vertellen dat het stalinisme het echte communisme was, omdat het de grootste aantallen linkse mensen bijeenbracht en de meeste landen omvatte. Anderen zullen zeggen dat het authentieke communisme alleen datgene is wat gekoppeld is aan deze of gene interpretatie van Marx of een deel van zijn erfgenamen. Anderen zullen je vertellen dat authentiek communisme alleen het resultaat kan zijn van pure klassenstrijd en niet van partijen.

Niemand kan objectief van buitenaf bepalen welke van deze posities waar is, en zeker wij niet, omdat wij net als de anderen het idee hebben dat we het juiste pad volgen. Zo is het ook met de islam. Zolang de profeet niet is teruggekeerd op aarde, zullen we niet weten of hij vindt dat de IS het woord van God echt respecteert, of dat juist de relatief progressieve imam van Drancy dat doet.

Communisme is wat het concreet is geweest, van geweldige tot verschrikkelijke ervaringen, precies zoals de islam en religieus fundamentalisme. En om verder te gaan: ik denk dat we altijd in gedachten moeten houden dat ideologie niet álles is in een politieke beweging. Zoals Stalin natuurlijk ook is beïnvloed en geïnspireerd door veel andere politieke modellen dan die hij beweerde te verdedigen, zo is het bijvoorbeeld uiteraard niet alleen de koran die de IS inspireert. We moeten oppassen: want als we situaties niet meer analyseren in termen van klasse en sociaal-economische omstandigheden, maar in termen van ideologie, dan vervallen we in abstracte redenaties.

Ja, Stalin was een product van de communistische beweging, maar niet alleen daarvan. En vanaf het moment dat hij aan de macht kwam, werd hij minder en minder dat communistische product. Op dezelfde manier heeft datgene wat een beweging als de IS reguleert minder en minder te maken met datgene wat de uitsluitend religieuze praktijken van honderden miljoenen islamitische gelovigen reguleert.

Kortom, op dit moment zijn de Indigènes een bijverschijnsel of voortbrengsel van onder andere radicaal-links. Een lui geworden links dat is vervallen in oude fouten en niet meer in staat is om te mobiliseren en een tegencultuur op te bouwen tegen fascisme en kapitalisme. Een links dat ideeën als de “tirannie van minderheden” en de “islamisering” heeft overgenomen, zoals blijkt uit waar de meeste interesse naartoe uitgaat. Teksten tegen de “zionisten” en de “islamisten” zijn veel talrijker dan die gewijd aan kritiek op de belangrijkste Franse bazenorganisatie MEDEF.

Die houding verlamt vandaag de dag elke emancipatorische gedachte, zoals we ook zagen bij de Arabische revoluties. Voor veel activisten vormden samenzweringstheorieën een handige en bevredigende verklaring. Sommigen vergeleken de Arabische revoluties met de dubieuze manoeuvres rond de Oekraïense “Oranje revolutie”; anderen beweerden dat ze werden gecontroleerd door Qatar of de Moslimbroederschap. De Tunesische revolutie mag dan geleid hebben tot een golf van solidariteit, maar dat was zeker niet het geval voor Libië en Syrië, waar anti-imperialistische analyses het hebben overgenomen.

Degenen die de Indigènes gelijkstellen aan de politieke islam missen het punt volledig: veel Franse moslims hebben de Syrische revolutie ondersteund, en dat siert ze. In Frankrijk mogen we de solidariteit met de Syrische slachtoffers niet verwarren met de aantrekkingskracht van IS onder moslims. Veel jonge mensen waren bereid om de Syriërs te helpen, om humanitaire hulp te vertrekken en meer dan dat. Maar dat was omdat ze de democratie in Syrië wilden steunen en geschokt waren door de massamoorden die werden gepleegd door Assad.

Kan je het verschil in de aanpak tussen de Indigènes en de islamitische verenigingen nog wat verder uitwerken?

Ik denk dat de Indigènes, net als veel andere groepen, graag politieke voorouders willen aanwijzen. In hun geval gaat het dan om het Arabisch nationalisme en soms bepaalde stromingen van de politieke islam. Voor wat dat fundamentalisme betreft, zijn hun standpunten overigens erg wisselend. Maar goed, het Arabisch nationalisme en de politieke islam vormen twee heel verschillende stromingen die elkaar al decennialang bestrijden, en elkaar in vele landen permanent beconcurreren. Hoe verschillend ze zijn, blijkt met name in Egypte of Algerije, waar ze elkaar op leven en dood bevechten.

In Frankrijk vereenvoudigen de meeste politieke analyses echter heel veel, bijna alsof alles wordt verklaard door te vermelden dat de president van deze of gene staat moslim is. En de Indigènes simplificeren zo ook de hele tijd de geschiedenis van de dekolonisatie en het post-kolonialisme. Het is echt zo van: “Iedereen is mooi, iedereen is aardig, laten allemaal samen strijden!” Precies het omgekeerde van het racistisch vertoog: “Zij zijn allemaal slechteriken”.

Als ik hun teksten lees, kom ik altijd dezelfde klassieke anti-imperialistische retoriek tegen: zolang een beweging of een staat zich tegen het Amerikaans-zionistische imperialisme verzet, dan steunen ze die. Het is echt een abc’tje van gewone linksen, dat echter volledig werd ontkracht door de Arabische revoluties. Zolang die immers plaatsvonden in Tunesië en Egypte, kon dat idee nog worden verdedigd: Ben Ali en Mubarak waren inderdaad “handlangers” van het imperialisme. En daarom steunden de Indigènes die revoluties ook. Maar met Assad en Gaddafi lag het moeilijker, want dat waren volgens de catechismus van de Indigènes immers anti-zionistische en anti-imperialistische “helden”. En nog lastiger werd het toen de superhelden van Hezbollah namens het Assad-regime een bloedbad kwamen aanrichten onder de bevolking in Syrië. Om maar niet te spreken over de recent oplaaiende klassenstrijd in Libanon, die in alle gemeenschappen plaatsvindt.

De uitbarsting van democratische eisen en de daaropvolgende repressie in Syrië, waarbij het stadium van misdaden tegen de mensheid is bereikt, hebben de Indigènes, haar vrienden en heel anti-imperialistisch radicaal-links, volledig gedestabiliseerd. De Indigènes met hun reactionaire vorm van anti-imperialisme en anti-zionisme werden in het nauw gedreven door deze revolutie: Assad zou volgens hen de “verworpenen der aarde” vertegenwoordigen, maar die verworpenen bleken het daarover met de Indigènes niet eens. De situatie verpulverde zo de samenhang van hun “anti-imperialistische” analyse. En zo hadden de Indigènes ook altijd Nasrallah en Hezbollah gepresenteerd als voorbeeldige verzetsmensen tegen het americano-zionisme. Dus toen die begonnen om samen met de troepen van Assad Syriërs af te slachten, was hun ongemak voelbaar… zoals duidelijk ook bij de rest van radicaal-links. Eigenlijk steunde alleen de trotskistische NPA de Syrische revolutie… en dan nog heel voorzichtig. Maar tegelijkertijd nodigde de Communistische Partij op hun jaarlijkse feest gewoon nog vertegenwoordigers uit van het Syrische regime. Het is wel goed om te onderstrepen dat de Indigènes in ieder geval niet Assad en Poetin steunen, zoals het Front de Gauche, die coalitie rond de Communisitsche Partij, dat wel doet.

Kortom, er is een fundamenteel verschil tussen de Indigènes en islamitische religieuze bewegingen in Frankrijk. Die bewegingen worden niet beperkt door die tegenstrijdigheden omdat ze geen anti-imperialistische visie huldigen. Al vier jaar lang wordt er door hen solidariteit georganiseerd met Syrische opstandelingen en de burgerbevolking. Er wordt bijna net zoveel opgeroepen voor donaties voor Syrië als voor Palestina. Als we dat verschil niet begrijpen (en begrijpen betekent vanzelfsprekend niet dat hun redenen om de Syrische bevolking te steunen noodzakelijkerwijs de onze zijn), kunnen we ook niet snappen wat er daar gebeurt, noch wat er hier gebeurt.

We zijn een nieuwe periode in de wereldgeschiedenis ingegaan, en alle lijnen bewegen en beïnvloeden alle samenlevingen omdat de technologische vooruitgang nieuwe fenomenen creëert in termen van communicatie: weten wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt, zet mensen aan om te reageren en andere strijden voor zichzelf toe te eigenen. De huidige situatie met een veertig jaar oude bril bekijken kan soms zeer gevaarlijk zijn.

Om terug te keren naar de Indigènes: die groep heeft net zo weinig te maken met de politieke islam, de Moslimbroederschap van de jaren vijftig of het Arabisch nationalisme… als wij te maken hebben met Lenin en Stalin. Het is niet genoeg om te kijken naar de politieke erfenis die wordt opgeëist. We moeten kijken naar de praktische en actuele standpunten.

De Indigènes vormen een tak van radicaal-links en ze worden beïnvloed door tegenstrijdige en complexe herinneringen. Met hun politieke project willen ze de grenzen van de kapitalistische democratie niet passeren, en daarbinnen willen ze de mensen met een migrantenachtergrond vertegenwoordigen. Ze proberen die rol te verwerven met citaten uit allerlei hoeken, van Angela Davis tot Nasrallah, Malcolm X en Hezbollah. Soms pretenderen ze pan-africanisten te zijn en soms supporters van de Ummah en haar uniciteit. En die ideologische puinhoop kan werken: wanneer je mensen wilt vertegenwoordigen, moet je zowel schandalen en buzz om je heen creëren, als werken aan consensus in een representatieve logica. Je kunt het in je toespraken hebben over gewapende strijd en tegelijk gemeenteraadsleden werven. Je mag jezelf presenteren als de meest radicale groep en uiteindelijk een protest organiseren dat eindigt met een leuk concert.

We legden je de vragen voor naar aanleiding van de opkomst van DTM, een Nederlandse groep die mede geïnspireerd lijkt door de Indigènes. Heb je nog advies voor ons?

Jullie, onze kameraden van Doorbraak, zouden moeten doorgaan zoals jullie dat altijd hebben gedaan: klassenstrijd en anti-racisme mengen, dat is iets waar jullie tot nu toe veel beter in zijn geslaagd dan wij. En jullie zouden uit de buurt moeten blijven van het radicale, anti-globaliserings, anti-imperialistische en anti-zionistische links, en dat tegelijk scherp blijven bekritiseren. Jullie bekritiseren het linkse antisemitisme, dat volgens mij een bijverschijnsel is van die stromingen, al sinds begin 2000 en jullie hebben al alle gereedschappen om daarmee om te gaan. Jullie soort links wordt zwakker en zwakker in Europa. Maar het lijkt erop dat een nieuwe generatie momenteel bezig is om ervaring op te doen met solidaire strijd, in het bijzonder met migranten, en ook in de kleinschalige klassenstrijd. Op hen moeten we rekenen.

Bedankt, Nad, voor de complimenten en alle tijd die je in het interview hebt gestoken. Yves, jij wilde nog wat aanvullen over de geschiedenis van het linkse antisemitisme?

Klopt, vooral over de jaren zestig en zeventig. Ik herinner me nog heel goed de Zesdaagse Oorlog tussen 5 en 10 juni 1967. Ik was toen twee jaar actief in de beweging tegen racisme en antisemitisme MRAP, die werd geleid door de Communistische Partij, en ik hoorde bij een landelijke beweging tegen de Vietnamoorlog, die weer werd gecontroleerd door de maoïsten. Mijn beste vriend was bij een links-zionistische groep (Hashomer Hatzair) en hij bracht flyers mee naar onze middelbare school die we samen uitdeelden. Die pamfletten gaven de visie van de Israëlische regering weer, namelijk dat Israël werd aangevallen door Egypte en genoodzaakt was om terug te slaan. Ik geloofde, net als hem en vele anderen (Joods of niet) in Frankrijk en overal ter wereld, dat de Israëlische Joden het risico liepen om massaal te worden vermoord. Ik herinner me nog heel goed hoe maoïstische studenten van de UJCml, met wie we het zo goed konden vinden (we waren immers beiden met hen actief in de anti-oorlogs- en anti-fascistische bewegingen), plots van de ene op de andere dag “smeris” tegen ons begonnen te roepen. Ze probeerden alle andere leerlingen van onze school ervan te overtuigen dat we voor de politie werkten. Het grappigste van dit verhaal is overigens dat een deel van onze jonge aanklagers behoorden tot de “nieuwe” filosofen die later beroemde rechtse intellectuelen werden.

Ik ben er helemaal niet van overtuigd dat, zoals Nad wel beweert in deel 1 van dit interview, de strijd tegen antisemitisme in de jaren zestig en zeventig zo enorm sterk en invloedrijk was bij links en radicaal-links. Nog belangrijker: ik betwijfel het zeer dat de anti-racistische beweging de Franse staat er in de jaren tachtig van wist te overtuigen om interesse te krijgen in de judeocide, en dat die ten gevolge daarvan haar schoolboeken aanpaste. Er zijn veel belangrijker redenen en die zou ik graag even willen uitleggen.

Om te beginnen veranderde diezelfde MRAP waarbij ik dus actief was in de loop van de vroege jaren zestig, haar naam in 1977, waarbij de vermelding van antisemitisme uit die naam verdween zonder intern enige belangrijke weerstand op te roepen.

In de getuigenissen van Franse Joden die actief waren bij radicaal-links,(2) lees je dat een deel van de maoïstische en trotskistische Joden die zoveel hielden van deze of gene “marxistische” fractie van de PLO, nogal geschokt waren toen ze ontdekten dat Palestijnse “marxisten” niet konden geloven dat hun bezoekers Joden waren en niet konden begrijpen dat die er zelfs maar over konden denken om hun strijd te steunen. Paradoxaal genoeg was het deze shock die sommige Joodse linksen ertoe gezet heeft om… “zionisten” te worden! Als waakzaamheid ten aanzien van antisemitisme een belangrijke plek in hun politieke cultuur had gehad, dan zouden ze niet zo verrast zijn geweest door de reacties van hun Arabische marxistische kameraden.

Mijn hypothese luidt zodoende anders dan die van Nad. Men moet rekening houden met een internationaal proces dat is gedocumenteerd in boeken als “Anti-Semitism in the American Far Left” (Stephen H. Norwood, Cambridge University Press, 2013) en “Israel and the European Left” (Colin Shindler, Bloomsbury, 2011), als ook in artikelen als “The Persistence of Anti-Semitism on the British Left”.(3) Dat artikel bevat een zeer duidelijk citaat: “Afgezien van marginale neo-nazistische groepen, is antisemitisme van enige betekenis nu bijna uitsluitend een links in plaats van een rechts fenomeen.” Dat werd in 1982 geschreven door W.D. Rubinstein in een boek getiteld “The Left, the Right and the Jews”.

De Zesdaagse Oorlog betekende wereldwijd een scheidslijn, een keerpunt. Niets was daarna ooit nog hetzelfde voor de Joden of de niet-Joden. Na die oorlog verdween het romantische beeld van Israël als een land gebaseerd op “socialistische” kibboetsen, en het anti-zionisme van links en radicaal-links groeide en sloeg meer en meer een antisemitische toon aan, gevoed door de propaganda van de Sovjet-Unie die systematisch het idee introduceerde dat apartheid regeerde in Zuid-Afrika en Israël, en dat “zionisme” (of erger: Zionist Occupied Remote Government, ZORG) de Verenigde Staten beheerste en daarmee de wereld.

Joden die actief deelnamen aan de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten en die diverse anti-koloniale bewegingen (zoals de Vietnamese NLF bijvoorbeeld) steunden, begonnen slecht behandeld te worden in die anti-imperialistische en anti-racistische bewegingen als ze Israël niet beschouwden als een puur racistische-koloniale-imperialistische staat die net zo slecht was als Zuid-Afrika. Men hoeft alleen maar te lezen wat de leiders van de SDS, de SNCC en de Black Panther Party in de jaren 1960 schreven en zeiden over “de Joden”.

De vijandigheid tegen de Joden (althans tegen degenen die aarzelden of weigerden zich volkomen te distantiëren van “zionisme” en niet pleitten voor de onmiddellijke opheffing van de Israëlische staat) begon al dertig jaar voor het begin van de 21ste eeuw te groeien bij links en radicaal-links.

Voor wat betreft het beleid van de Franse staat ten aanzien van de judeocide zou ik andere redenen naar voren schuiven dan de “massale strijd van de anti-racistische beweging” om uit te leggen waarom de “holocaust” geleidelijk werd geïntroduceerd in schoolprogramma’s.

De MRAP was nooit vooral bezorgd over antisemitisme als zodanig, maar veel meer over het fascistische, collaborerende extreem-rechts in Frankrijk en de neo-nazi’s in Duitsland of elders. Dat kan makkelijk worden teruggelezen in de kranten die ik las en verkocht in de jaren zestig. De inspanningen van de MRAP waren vooral gericht op anti-Arabisch, anti-Afrikaans en anti-migranten racisme, en in het laatste kwart van de twintigste eeuw raakte men minder en minder bezorgd over het antisemitisme in Frankrijk. De specifieke kenmerken van het antisemitisme en de judeocide stonden wel veel meer centraal bij een veel conservatievere en veel minder militante vleugel van de anti-racismebeweging: de LICRA.

Om terug te komen op de kwestie van de schoolprogramma’s: die zijn sterk verbonden met universitaire onderzoeken. En het is bekend dat historici er altijd de voorkeur aan geven om wat afstand in de tijd te hebben met hun onderwerp. De onderzoeken naar antisemitisme en de Shoah waren in Frankrijk altijd een beetje problematisch omdat ze Franse historici dwongen om te gaan met het Vichy-regime en het collaborerende verleden van een groot deel van de overheidsfunctionarissen. Daarvan waren er nog veel in leven in de jaren zestig en zeventig, en die dienden de Vijfde Republiek van De Gaulle, een icoon van het Franse verzet. Maurice Papon, (4) werd bijvoorbeeld pas in 1982 berecht voor zijn rol tijdens het Vichy-regime en hij werd pas weer 16 jaar daarna veroordeeld.

Feitelijk werd de vernieuwing van het historisch onderzoek over de judeocide en zijn Franse dimensie op gang geholpen door Amerikaanse academische voorgangers als Robert Paxton, Stanley Hoffman en Raoul Hillberg, en de Israëlische historicus Zeev Sternhell, en het was pas in de late jaren tachtig dat het onderwijssysteem begon om de judeocide in schoolboeken op te nemen, zoals David Borne uitlegt. (5) Het verstrijken van de tijd (veertig jaar) verklaart ook waarom het pas in de jaren tachtig mogelijk werd om om te gaan met het nabije verleden.

Een ander belangrijk element is dat in Frankrijk, maar ook in veel andere landen, in de jaren zeventig de identiteitenpolitiek begon te groeien en de houding van mensen begon te beïnvloeden. Dat raakte natuurlijk ook de linkse Joden en zorgde ervoor dat ze geïnteresseerd raakten in hun familiecultuur en -geschiedenis, in het jodendom zelf (de voormalige maoïstische leider Benny Lévy werd een specialist in joodse religieuze geschriften!), en het stimuleerde ook allerlei historisch onderzoek naar antisemitisme in Frankrijk. Zulk onderzoek werd destijds in het geheel niet beschouwd als een prioriteit, en dat is in 2015 nauwelijks anders. Vandaag de dag zijn er diverse afdelingen van Joodse studies in Israël, Duitsland en in de Verenigde Staten, maar slechts één in Frankrijk, en die richt de aandacht op minder politieke en minder recente onderwerpen dan men in die andere landen gewoon is. De meeste universitaire onderzoekers die geïnteresseerd zijn in antisemitisme hebben een Joodse achtergrond, en dat is nogal zorgwekkend omdat het laat zien dat niet-Joodse historici minder geïnteresseerd zijn in het antisemitisme.

Deze hernieuwde belangstelling voor antisemitisme en de judeocide werd ook geholpen door de manier waarop de staat Israël, na het Eichmann-proces in 1963, besloot om het verhaal van de Oost-Europese Joden te reïntegreren in de nationale geschiedenis van het Joodse/Israëlische volk (om de redenen te versterken waarom de staat Israël moest blijven bestaan) en een primair belang te geven aan de studie van de Holocaust.

Al deze internationale factoren en veranderingen in de sociale bewegingen van de jaren zeventig en in Europese samenlevingen als geheel (de groei van de identiteitenpolitiek en de verdwijning van de klassenidentiteit, zoals onderstreept door Nad, na de zware nederlaag van de Europese arbeidersklasse in deze periode) speelden een veel belangrijker rol in de houding van alle westerse staten ten opzichte van de Shoah en antisemitisme, dan de vermeende invloed van de massale anti-racistische bewegingen die streden tegen lokaal antisemitisme. Toen we in 1968 riepen “We zijn allemaal Duitse Joden”, om de Frans-Duitse studentenleider Daniel Cohn-Bendit te steunen, was dat niet omdat links en radicaal-links zich zo enorm bewust was van het kwaad van het antisemitisme, maar omdat men sterk anti-fascistisch was, omdat de jeugd niet meer anti-Duits was, en omdat iemand vakkundig de leugen gesmeed had dat de algemeen secretaris van de Franse Communistische Partij studentenleider Cohn Bendit weggezet zou hebben als een “Duitse Jood” – wat hij niet had gedaan. Marchais, de stalinistische leider in kwestie, had hem in een artikel de “Duitse anarchistische Cohn-Bendit” genoemd, een Franse stalinistische belediging die typisch was voor de nationalistische, anti-fascistische partijleider, wiens partij een favoriete slogan had tijdens de Tweede Oorlog: “Ieder zijn eigen mof”.

Bedankt voor je medewerking, Yves.

De links in het artikel zijn toegevoegd door de redactie.

Interview door Eric Krebbers

Noten van Nad en Yves Coleman
1. Het Front de Gauche (Front van Links) is een samenwerkingsverband tussen de Franse Communistische Partij, de kleine Parti de Gauche (een afsplitsing van de Socialistische Partij) en diverse kleine linkse groepen die staan te popelen om wat electorale kruimels te verzamelen.
2. Zie bijvoorbeeld de twee delen van “Génération” van Hervé Hamon en Patrick Rotman, Seuil, 1987, en “Les Juifs d’Extrême gauche en mai” van Yair Auron, Albin Michel, 1998.
3. “The Persistence of Anti-Semitism on the British Left”, Ben Cohen. Dezelfde informatie is te vinden in het klassieke artikel van Werner Cohn, gepubliceerd in 1991: “From Victim to Shylock and Oppressor: The New Image of the Jew in the Trotskyist Movement” (http://www.wernercohn.com/Trotsky.html#4), waarin veel citaten staan van na de Zesdaagse Oorlog van trotskistische groepen in Engeland en in de Verenigde Staten.
4. Deze beroemde en beruchte chef van de Parijse politie gaf het bevel tot de moorddadige onderdrukking van de demonstratie van 17 oktober 1961 in Parijs. Daarbij werden ongeveer 150 Algerijnen gedood, rechtstreeks door de politie of doordat ze verdronken in de Seine nadat ze daarin waren gegooid door de politie.
5. “Faire connaître la Shoah à l’école”.