Monumentenrapport “Wankele sokkels” laat belangrijk advies achterwege: dekoloniseer de openbare ruimte

Cover van het rapport

In 2023 verscheen het rapport “Wankele sokkels” van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), dat zich richt op “de omgang met omstreden monumenten in de openbare ruimte in Nederland”. Het wetenschappelijke advies probeert een schijn van neutraliteit op te houden door zich bij de vraag welke monumenten “omstreden” zijn niet te laten leiden door een bepaalde politieke richting. De in het rapport opgestelde aanbevelingen zijn vooral bedoeld voor bestuurders en beleidsmakers. Het belang en de noodzaak van de strijd van anti-racistische activisten van onderop wordt helaas veel te weinig centraal gezet in de gemaakte analyses over een aantal koloniale monumenten. Toch is het interessant om te merken hoe ook in de hogere kringen van de wetenschap het dekoloniale activisme langzaam maar zeker doordringt.

“Discussies en conflicten over standbeelden en monumenten zijn in Nederland in de laatste tien jaar sterk toegenomen”, zo valt in het rapport te lezen. “Sommige sokkels wankelen. Mede onder invloed van Black Lives Matter hebben koloniale standbeelden hun ‘witte onschuld’ verloren. Ook herdenkingstekens voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en andere oorlogen staan ter discussie. Bestuurders hebben verschillende opties om te reageren: niets doen, een verklarende tekst plaatsen, het monument een andere functie geven, een kritisch conceptuele vernieuwing, het verplaatsen of verwijderen. Om enig houvast te bieden voor belanghebbenden heeft de KNAW een Commissie Omstreden Monumenten ingesteld om uit te zoeken wat monumenten omstreden maakt en hoe daarover een evenwichtig gesprek kan worden gevoerd.”

Protesten

In het rapport staan twee terreinen centraal: “het verleden van het Nederlandse koloniale rijk, inclusief slavernij”, en “de Nederlandse betrokkenheid bij oorlogen en genocide in de twintigste eeuw”. In dat kader zijn zeven monumenten geanalyseerd. Drie daarvan hebben te maken met het koloniale verleden: het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn, van Peerke Donders in Tilburg en van Anton de Kom in Amsterdam Zuid-Oost. De vier andere monumenten verwijzen naar oorlogen en genociden in de twintigste eeuw: het beeld van de sporter bij het Olympisch stadion in Amsterdam, het Holocaust Namenmonument in Amsterdam, de gedenksteen in Assen over de Armeense genocide en het tijdelijk monument in Den Haag dat herinnert aan de genocide in Srebrenica.

Het valt te prijzen dat het rapport flink wat aandacht geeft aan de protesten die in de loop der jaren zijn gerezen tegen standbeelden als van Coen, en bijvoorbeeld ook tegen het Van Heutsz-monument in Amsterdam. Maar het lijkt er sterk op dat de analyse van die protesten te veel uitgaat van de gedachte dat acties tegen dat soort standbeelden zijn bedoeld als “een afrekening met het koloniale verleden”. Dat is een denkfout die helaas veel te vaak wordt gemaakt. Die dekoloniale acties zijn namelijk niet gericht op het verleden, maar op het heden, namelijk: op de hedendaagse verheerlijking van eeuwenlange koloniale terreur door middel van monumenten in de openbare ruimte. Standbeelden als van Coen laten niet de geschiedenis zien, nee, ze beelden vandaag de dag nationalistische propaganda uit over een van de ergste misdaden tegen de mensheid en de menselijkheid. En die propaganda moet eindelijk eens een halt worden toegeroepen.

Het grote vergeten

Gelukkig benoemt het rapport wel dat het lang kan duren voordat slachtoffers met een monument worden herdacht in geval van genociden en oorlogen “waar de Nederlandse overheid en/of Nederlanders op enigerlei wijze verantwoordelijk voor zijn geweest”. De hand in eigen boezem steken is in dit land immers nooit een traditie geworden. “Zo verrezen voor Joodse en andere slachtoffers van de Holocaust de eerste (meest lokale) gedenktekens pas in de jaren 1960 en 1970. Sinds 1977 is er een Auschwitzmonument; een Holocaust Namenmonument kwam in 2021. Tegenwoordig is geschiedschrijving over Auschwitz zonder de slachtoffers en hun verzet te benoemen niet langer acceptabel. Deze historiografische omslag is ook traceerbaar in de monumenten. Een soortgelijk patroon van trage reacties voltrok zich bij slachtoffers van het slavernijverleden en kolonialisme. In 2002 werd het Nationaal Monument Slavernijverleden onthuld en zijn inmiddels in verschillende gemeenten gedenkstenen en monumenten opgericht. Voor de slachtoffers van de koloniale oorlogen in Indonesië en de genocide in Srebrenica bestaat echter tot op heden geen nationaal monument in Nederland en dreigt het grote vergeten te worden voortgezet.”

Wie verwacht dat er aan het eind van het rapport een serie scherpe en stevige aanbevelingen is te vinden, die komt bedrogen uit. In plaats van aanbevelingen als “dekoloniseer de openbare ruimte” en “herdenk alle slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme”, wijst men bestuurders en beleidsmakers er uiterst magertjes op dat ze “de morele verantwoordelijkheid” hebben “om gesprekken te voeren waarbij alle partijen betrokken worden, zoals omwonenden, nabestaanden, actievoerders”. Met andere woorden: het beruchte liberale dialoog- en poldermodel komt ook hier weer eens om de hoek kijken.

Dekoloniseringsbeweging

Maar je kunt praten tot je een ons weegt. En tot je het bos wordt ingestuurd door bestuurders en beleidsmakers die zelf welbewust vasthouden aan koloniale en nationalistische verering in de openbare ruimte, zoals blijkt bij de dekoloniale strijd in Hoorn. Dit soort aanbevelingen zouden dan ook niet een lege procedurele huls moeten bevatten. Integendeel, de opstellers van dit advies zouden eens het lef moeten hebben om bestuurders en beleidsmakers te wijzen op hun “morele verantwoordelijkheid” om koloniale verheerlijking in de openbare ruimte niet langer meer te tolereren en dus op de mestvaalt van de geschiedenis te gooien.

Het valt te verwachten dat er hoe dan ook massale druk door activisten van onderop nodig zal zijn, voordat bestuurders en beleidsmakers tegen wil en dank en met forse tegenzin gaan beginnen met het ontmantelen van koloniale en nationalistische standbeelden en andere monumenten. Sinds ongeveer 20 jaar heeft de dekoloniseringsbeweging in Nederland flinke successen geboekt met de komst van slavernijmonumenten en een steeds bredere jaarlijkse herdenking en viering van de afschaffing van de slavernij. Nu komt het erop aan dat alle koloniale propaganda uit de openbare ruimte wordt weggehaald en dat in die ruimte voortaan alle slachtoffers van de roofstaat aan de Noordzee worden herdacht.

Harry Westerink