Ook onmacht en corruptie bij Nederlandse vakbonden

Ik maak mij al jaren boos over allerlei bureaucratische hindernissen en beperkingen van het recht om te demonstreren in Nederland. Een goed voorbeeld hiervan is onze 1 mei-viering in Amsterdam, waar burgemeester Van der Laan een borgsom vroeg in verband met mogelijke beschadiging van het gras in het Oosterpark en ook allerlei privé-opvattingen ventileerde over de aard van de demonstratie. Of de burgemeester van Apeldoorn, die vond dat de demonstratietent van de zorgwerkers plaats moest maken voor een volleybaltoernooi. Zo kan ik een hele reeks voorbeelden noemen waarbij de burgemeester de effectiviteit van een demonstratie ondermijnde. In het geval van zorgdemonstraties ligt het extra gevoelig omdat de gemeente zelf vaak het actiedoelwit was. Zoals een kort geding-rechter in Zwolle zich tegenover de gemeente Steenwijkerland hardop afvroeg: bent u nou hier als eigenaar van de grond, het gezag inzake de Wet Openbare Manifestaties, of de partij waartegen gedemonstreerd wordt? Andere Nederlandse collega’s lopen steeds vaker een blauwtje omdat andere bonden een hele dringende behoefte voelen om een cao af te sluiten. Een zorgelijke ontwikkeling dat bonden als de AVV met nauwelijks tot geen leden grote cao’s afsluiten. Onlangs hielden ze een landelijke ledendag, nog geen veertig man te zien in de fotoreportage. Met hun onwaarschijnlijk lage contributie van vijfentwintig euro per jaar is het overduidelijk dat hun “business”-model draait op werkgeversbijdragen. Daar waar in normale toestand vakbondswerk begint met leden die vragen om betere arbeidsvoorwaarden, biedt de AVV zichzelf op hun website aan als aantrekkelijke partij voor werkgevers. Hoe overduidelijk dit geen onafhankelijke vrije vakbond is, het kan gewoon bestaan in ons goed geregelde land. Minder duidelijk is het daar waar vakbonden uit pure noodzaak (lees: geldgebrek) een cao afsluiten. Actievoeren kost geld, een cao afsluiten levert doorgaans geld op. Het vervelende in de discussie over werkgeversbijdragen is dat alle vakbonden boter op hun hoofd hebben. Ruim twintig procent van de FNV-begroting bestaat uit werkgeversbijdragen. Het verschil met anderen is echter dat er voldoende geld in kas is om “nee” te zeggen. Vandaar dat de FNV vaker “nee” zegt, maar dan ook regelmatig wordt geconfronteerd met het gebrek aan echte vakbondsmacht. Immers, als je voldoende kracht hebt (lees: leden die actie willen voeren) om het de werkgever moeilijk te maken, is de kans dat ze zaken doen met welke alternatieve vakbond dan ook zeer klein.

Eddy Stam in Tegen de verdrukking… (Eddystam.com)