Over racisme valt niet te polderen

De nieuwe Piet, nog steeds blackface, nog steeds racisme.
De nieuwe Piet, nog steeds blackface, nog steeds racisme.

Nederland polderland: voor ieder conflict is er wel een oplossing, voor ieder meningsverschil wel een compromis. In Nederland verkiezen we de dialoog boven de confrontatie. Met dat idee presenteerde een of ander instituut ter promotie van klompen, kaas en molens – het zogenaamde Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) – de afgelopen week met het nodige trompetgeschal de nieuwe polderpiet. Exit kroeshaar, exit gouden oorbellen en rode lippenstift. Wat “mag blijven”, zo concludeerde het klompendansinsituut, is het pagepakje. En, om Mark Rutte nog maar eens aan te halen: “Zwarte Piet is zwart”. Daar valt nu eenmaal niets aan te doen.

Een grotere schoffering aan het adres van alle bezwaarmakers tegen Zwarte Piet was bijna niet mogelijk geweest. Aan de ene kant benadrukt het VIE de noodzaak tot dialoog en wederzijds begrip. Blijkbaar is het ook tot de volkscultuurfetisjisten doorgedrongen dat voor veel mensen het symbool Zwarte Piet niet langer acceptabel is. Zowel impliciet als expliciet verwijst hij op talloze wijzen naar racisme, onderdrukking en slavernij. Zwarte Piet is – in ieder geval voor heel veel mensen in Nederland – een schoolvoorbeeld van onverbloemd racisme. Fijn dat we het daar in ieder geval over eens kunnen zijn.

Maar hoe komt datzelfde VIE dan tot de onverkwikkelijke conclusie dat er zoiets zou moeten bestaan als een dialoog over de toekomst van Zwarte Piet? Noem me gerust een doordrammer, maar als iets daadwerkelijk racistisch is, dan is de kous daarmee af, wat mij betreft. Over sommige dingen vallen nu eenmaal geen compromissen te sluiten – als Zwarte Piet inderdaad racistisch is, dan moeten we er vanaf. En daarmee uit.

De fout die VIE en vele anderen maken, is om te vooronderstellen dat discussies over racisme of enige andere vorm van discriminatie op ‘democratische’ manier kunnen worden beslecht. Blijkbaar is de doorslaggevende stem uiteindelijk aan de ‘meerderheid’ – een witte meerderheid wel te verstaan, die niets weet van het Nederlandse slavernijverleden of van geïnstitutionaliseerd racisme en de dagelijkse consequenties daarvan. Uiteindelijk is het blijkbaar ook aan hen – degenen die racisme alleen kennen als abstracte term en niet als dagelijkse realiteit – om te bepalen of iets al dan niet racistisch is. En als deze witte meerderheid een handreiking doet door de gouden oorbel af te schaffen, dan moeten die ‘zeurpieten’ daar maar hun genoegen mee nemen. Het is in ieder geval beter dan niets, toch?

Nou ja…. nee, dus.

‘Democratie’ wil helemaal niet zeggen dat de mening van de meerderheid altijd doorslaggevend is. Het vooronderstelt juist dat onderdrukte minderheden het recht hebben op het laatste woord – zeker waar het hun eigen onderdrukking betreft. En dat er niet zoiets bestaat als ‘meer of minder’ racistisch, en dat discriminatie per definitie ontoelaatbaar is. Een dialoog vindt plaats tussen partijen die elkaar wederzijds als gelijken beschouwen. Niet tussen een onwetende en op talloze wijzen bevoorrechte meerderheid aan de ene kant en een maatschappelijk en economisch benadeelde minderheid aan de andere kant. Paradoxaal genoeg impliceert juist het streven naar gelijkheid dus dat we elkaar in de dagelijkse realiteit niet altijd als gelijken kunnen of mogen zien – we zijn immers nog altijd niet elkaars gelijken. En dat betekent dat het uiteindelijk niet aan de witte meerderheid moet zijn om te bepalen in hoeverre Zwarte Piet mag blijven of niet.

Daarom is er in dit geval geen plek voor dialoog, compromissen of gepolder. Zwarte Piet moet weg. Punt.

Mathijs van de Sande