Dit referendum is zélf de vijand (referendum-discussie, deel 7)

Oorlogshitsers Van Baalen en Verhofstadt in Kiev.
Oorlogshitsers Van Baalen en Verhofstadt in Kiev.

Het referendum over dat EU-associatieverdrag met Oekraïne leidt tot interessante gedachtewisselingen, ook tussen radicale en linkse mensen. De meeste van die mensen zullen waarschijnlijk een keus maken tussen nee stemmen en thuisblijven, al zijn er ook progressieve mensen die een ja overwegen. Zelf kan ik me vinden in veel van wat linkse voorstanders van een nee naar voren brengen. Ik zie er echter geen doorslaggevende reden in om aan het referendum mee te doen, en verderop zal ik uiteenzetten waarom niet. Eerst wil ik iets kwijt over het ja-kamp. Want juist hun argumenten – voor zover ze die naam mogen dragen – maken de verleiding om uit pure dwarsheid toch nee te stemmen soms wel erg groot.

De referendum-discussie
1. Een linkse tegenstem tegen het associatieverdrag met Oekraïne: nee tegen EU-expansie, liberalisering en privatisering (Mehmet Kırmacı)
2. Een kwalijk verdrag, een kwalijk referendum – waarom ik op 6 april thuis blijf (Peter Storm)
3. Oekraïne-referendum: stap uit het rechtse frame (Willem Bos)
4. Het referendum over de associatieovereenkomst met Oekraïne: een lastig dilemma voor links (Lennart Feijen en Bas Schuiling)
5. Pas op voor het Euro-patriottisme! (Veerle Slegers en Mehmet Kırmacı)
6. Dans niet op de maat van rechts: zes redenen om het Oekraïne-referendum te boycotten (Mathijs van de Sande)
7. Dit referendum is zèlf de vijand (Peter Storm)

Poetin als boeman

Een prachtig voorbeeld zien we in De Volkskrant. Daarin leggen Michel van Hulten en Joshua Livestro uit waarom we ja moeten stemmen, want anders… De kop is al veelzeggend. “Geef je Poetin ruim baan of niet?” De eerste zin maakt duidelijk wat ze bedoelen: “Wie tegen stemt tijdens het referendum,(…) steunt Poetin.” Wie tegen stemt, speelt dus “bedoeld of onbedoeld” Poetin in de kaart.

Zelfs al zou het kloppen, dan nog is het geen sterk argument. Het komt nu eenmaal voor dat een bepaald standpunt een onbedoeld effect heeft dat ongunstig is, maar dat je dan maar op de koop toe neemt. Een Amerikaanse terugtrekking uit Vietnam, maakte Rusland – bondgenoot van het Vietnamese verzet, tegenstrever van de VS, en zelf ook een reactionaire mogendheid – iets sterker op het wereldtoneel. Maar dat was geen argument om de Amerikaanse moorddadige aanwezigheid in Vietnam ook maar een minuut te tolereren. Hoofdzaak was toen het stoppen van de hoogtechnologische verwoesting van Vietnam, het stopzetten van die Amerikaanse regen van napalmbommen, ontbladeringsmiddelen en tapijtbombardementen. Zo is het nu ook. Je kunt dat EU-associatieverdrag om hele goede redenen verwerpelijk vinden, zo verwerpelijk dat je het verworpen wilt zien, zelfs als Poetin daar enig tactisch voordeel aan ontleent. Onze visie mag iets breder zijn dan Poetin ja versus Poetin nee, en juist doordat voorstanders van het verdrag het referendum framen als een stem voor of tegen Rusland, geven ze Poetin wel heel erg het erepodium en de hoofdrol.

Het ja van de twee heren leunt op het uitvergroten van Poetins wandaden en van het ‘Russische gevaar’. De andere kant in het Oekraïne-conflict wordt ons voorgehouden als belichaming van hoop, democratie en vrijheid. We krijgen een korte uiteenzetting voorgeschoteld waarin we lezen hoe het afblazen van het associatieverdrag door toenmalig president Janoekovitsj de aanleiding was voor volksverzet “met een paar belangrijke eisen: de cultuur van corruptie moet eindigen en de ratificatie van het samenwerkingsverdrag moet doorgang vinden”. De demonstrerende menigten vestigden hun hoop op de EU als bondgenoot en als tegenwicht tegen “een club van Rusland-gezinde oligarchen”. Verzwegen wordt dat de oppositie gedomineerd werd door rechtse politici die nauw verbonden waren met wat je met recht en reden “EU-gezinde oligarchen” kunt noemen. Verzwegen wordt ook dat EU- en VS-politici de opstand openlijk steunen, door demonstranten vanaf het podium een hart onder de riem te steken. Tegen de Russische steun aan Janoekovitsj tekeer gaan met anti-interventie-retoriek, en tegelijk de westerse interventie niet om diezelfde reden als verwerpelijk benoemen, is meten met twee maten en daarmee hypocriet.

De twee auteurs beschrijven de ontknoping: “Op 20 februari 2014 vinden tientallen demonstranten de dood als de steeds meer in het nauw gedreven Janoekovitsj besluit scherpschutters in te zetten, in een ultieme poging de wil van de demonstranten te breken. Als die poging faalt, neemt Janoekovitsj de benen naar Rusland.” Dat is minder dan de helft van wat er gebeurde. In de eerste plaats wordt een van de twee aanjagers van het geweld verzwegen. Al maanden waren er onder de demonstranten namelijk nationalistische knokploegen actief die vooraan stonden in de strijd met de oproerpolitie. Daarin speelde een bondgenootschap van fascisten een grote rol: Rechts Blok. Ook andere fascistische stromingen waren prominent actief in de protestbeweging. Linkse deelnemers aan het protest, die er wel degelijk waren, werden door uiterst-rechtse activisten belaagd met geweld. De Maidan-‘revolutie’ was nadrukkelijk een naar rechts neigende beweging waarin georganiseerde fascisten een hoofdrol speelden. Het waren dit soort krachten die een compromis tussen bewind en oppositie op het laatste moment met nieuwe straatacties hielpen torpederen.

Het is verfoeilijk dat de twee auteurs het geweld vanuit het regime benoemen, en dat vanuit de oppositie verzwijgen. Het onmiskenbare autoritarisme van Janoekovitsj krijgt de aandacht, het onmiskenbare fascisme vanuit de oppositie wordt feitelijk verzwegen. De rol van Rusland wordt veroordeeld, de rol van de EU en de VS is feitelijk uit beeld verdwenen. Volgens de logica die het tweetal zelf hanteert, kan ik zeggen: wie ja stemt, steunt de fascisten in Kiev, uiteraard “bedoeld of onbedoeld”. Als de twee auteurs de rol van de fascisten in de Maidan-opstand en de machtsvorming rond het nieuwe bewind niet kennen, zijn ze onvoldoende geïnformeerd en kunnen ze beter wat studeren voordat ze opiniestukken lanceren. Maar ik denk dat ze dondersgoed weten wat er gaande is, en er welbewust overheen stappen in dienst van het ‘hogere doel’: de strijd tegen Poetin. Het is een nieuwe variant van het aloude “Mussert tegen Moskou”, zoals we dat tegenkwamen in conservatieve kringen uit de jaren dertig. Alles beter dan het communisme, was toen de houding. Alles beter dan Poetin is daarvan de eigentijdse variant.

Zaken die onze zaken niet zijn

Tegenstanders van het associatieverdrag bestempelen als handlangers van Poetin is een van de kaarten die het ja-kamp graag uitspeelt tegen het nee-kamp. De andere kaart is het wijzen op Nederlandse ondernemersbelangen, alsof het belang van die ondernemers vanzelf samenvalt met de belangen van andere mensen in zowel Oekraïne als Nederland. Uit het stuk van ons eenzijdige tweetal citeer ik: “Een handelsnatie als de onze zou op de middellange termijn grote voordelen kunnen behalen uit de handelselementen van dit verdrag.” En die handelsnatie, dat zijn wij allemaal? Of moeten we dan toch meer denken aan de ondernemersclub VNO-NCW, wiens voorzitter Hans de Boer ook een duit in het ja-zakje doet? “Volgens De Boer kan het verdrag gunstig uitpakken voor Nederlandse ondernemers, omdat het de handel tussen beide landen kan bevorderen”, schrijft Nu.nl. “Hij verwacht dat de handel met Oekraïne ook een vlucht kan nemen. “Oekraïne is toch een groot land met 45 miljoen mensen. Het is agrarisch sterk, er is ruimte en er zijn hoogopgeleide mensen, dat kan wel groeien.'” Aan de neo-liberale voorwaarden waaronder die groei kan plaatsvinden, draagt het verdrag bij. Het betreft groei waar heel veel mensen in Oekraïne de lasten van zullen ondervinden, en niet “wij” maar Nederlandse ondernemers plus hun Oekraïense zakenpartners de lusten.

Natuurlijk zorgt de opperbaas van de bazenclub ervoor dat hij ook andere argumenten noemt: mensenrechten, milieu, en rust aan de rand van Europa. “Dit is nou het type akkoord dat moet voorkomen dat we dicht bij ons Europese gebied haarden van onrust krijgen.” Dat is de wereld op zijn kop. Mede door de westerse steun aan de Maidan-beweging, de rechtse oppositie tegen Janoekovitsj en het EU-associatieverdrag waarin die band expliciet wordt gemaakt, is er het gewapende conflict in het oosten van Oekraïne. Het felle anti-Russische nationalisme dat de oppositie van destijds en de huidige regering in Kiev kenmerkt, heeft Russisch-sprekenden in het oosten van het land banger en bozer gemaakt dan ze al waren. Het heeft hun verzet aangewakkerd en ze in de armen van Rusland gedreven. De “haarden van onrust” worden via het beleid waar het verdrag een deel van is, eerder onrustiger dan ze al waren. Het EU-verdrag is, uiteraard “bedoeld of onbedoeld”, deel van een oorlogspolitiek van NAVO en EU tegen Rusland en bondgenoten. En in Donetsj is het bepaald geen koude oorlog.

Dus toch maar nee?

Een ja-stem die gemotiveerd wordt met een leugencampagne, met ondernemerspraatjes en met morele chantage van het type “wie nee stemt, stemt het kwaad”… het is zeer irritant en provocerend. De grap is dat het waarschijnlijk de nee-stem eerder in de kaart speelt. Het lijkt een klein beetje op de sfeer in 2005. Toen mochten we voor een EU-grondwet stemmen waarin het neo-liberale karakter van de EU expliciet werd vastgelegd. Vrijwel het complete establishment – de regering, grote ondernemers, de gevestigde partijen, de FNV-top en ga zo maar door – bepleitten een ja. We werden om de oren geslagen met vermaningen van het type “als jullie nee stemmen, komt er oorlog” en “zonder de EU gaat het licht straks uit”. Het irriteerde mensen mateloos om uit de hoogte zo de les te worden gelezen. Vooral omdat het maar al te vaak door hetzelfde slag mensen gedaan werd dat zelf oorlogsvoering in Irak en Afghanistan ondersteunde, en door bezuinigingen zorgde dat bij mensen letterlijk het licht uitging vanwege stroomafsluiting omdat mensen de rekeningen niet meer wisten te betalen.

Mensen stemden nee tegen die neo-liberale EU-grondwet, maar tegelijk ook tegen dat establishment dat ons die grondwet wilde opleggen. Zij willen dat we ja stemmen? Met zulke kletspraat als argument? Dan stemmen we dus nee. Dikke middelvinger. Dat sentiment proef ik weer, en iets daarvan voel ik zelf ook. Het artikel van Van Hulten en Livistro draagt aan dat gevoel bij, in dit geval ongetwijfeld “onbedoeld”. Met degenen ter linkerzijde die om deze reden de verleiding om een nee-stem uit te brengen niet kunnen weerstaan, heb ik geen ruzie, wel een meningsverschil. Maar ik deel veel van het onderliggende gevoel, plus flink wat argumenten.

Maar waar het toenmalige nee vooral vanuit een soort links anti-neo-liberalisme opkwam, daar vindt in het huidige nee toch vooral een rechtse, nationalistische stemming haar uitlaatklep… een stemming die in 2005 trouwens niet ontbrak en wellicht sterker was dan ik toen dacht. Een zekere Wilders maakte zich destijds al sterk voor een nee, en de negen zetels die hij het jaar erop in de verkiezingen haalde, houden daarmee vermoedelijk wel verband. Nu domineert dat nationalisme verregaand, en alles wat die stemming versterkt, beschouw ik momenteel als zeer gevaarlijk. Daarom blijf ik erbij dat wegblijven nu beter is dan nee stemmen.

Een radicaal geluid, op eigen voorwaarden

Dat brengt mij op een reactie op linkse voorstanders van een nee. Met die voorstanders deel ik de afwijzing van het associatieverdrag, plus heel veel van de analyse van de destructieve rol die de westerse politiek jegens Oekraïne heeft gespeeld. Het prachtige artikel van Veerle Slegers en Mehmet Kırmacı is op deze punten een aanrader. Maar bij de praktische conclusie – nee stemmen in de referendum – gaat het toch mis. Ze zien weliswaar dat rechts, de krachten rond GeenStijl en dergelijke, een rol spelen in het debat. Maar ze schamperen daarover door te zeggen: “Daar heb je het weer: het Geen Stijl-spook.” En ze vermanen ons: “Maak GeenStijl niet groter dan het is”. Want, leggen ze uit, je kunt prima je linkse argumenten naar voren brengen, “er zijn wel degelijk concrete kansen om mensen te winnen voor een links standpunt dat uitgesproken internationalistisch, anti-kapitalistisch en anti-oorlog is; dat frame zal ons onderscheiden van het rechtse ‘nee'”. Dat klopt: die kansen zijn er, en het is nodig om die te benutten.

De vraag is echter of je dat doet door nee te stemmen en daartoe op te roepen. Precies in die stembus wordt het onderscheid tussen een rechts en een links nee onzichtbaar. Precies op het stembriefje of in de stemcomputer kun je geen anti-kapitalistische en internationalistische argumenten aan je nee vastplakken, tenzij je bereid bent je stembiljet ongeldig te maken met een stemverklaring. Bij de telling krijgen we het aantal ja’s en het aantal nee’s. Het aantal linkse dan wel rechtse nee’s wordt niet geteld. Kortom: er is een links en radicaal nee-geluid mogelijk, maar niet in de stembus. Een herkenbare linkse nee-stem is er in feite eigenlijk niet.

In de huidige krachtsverhoudingen gaat dat betekenen dat enkele duizenden, wellicht tienduizenden, linkse nee-stemmen gewoon opgeteld zullen worden bij honderdduizenden rechtse, nationalistische nee-stemmers. “Rechts en zijn frames zijn dominant op vrijwel alle thema’s”, zo erkennen ook Veerle Slegers en Mehmet Kırmacı. Onder die omstandigheden zal een nee-victorie overwegend een rechtse victorie zijn, en daar breken we in de korte tijd tussen nu en 6 april niet doorheen. Beter is het dan om ons linkse geluid buiten de referendumsfeer te houden en geen links aanhangsel te worden van een rechtse nee-campagne. Laten we linkse en radicale geluiden versterken, op eigen voorwaarden.

Tegen de Stijlloosheid van nationalistisch rechts

Ik wil me dus wel uitspreken voor een links-radicaal nee tegen het verdrag. Maar ik reken mezelf nadrukkelijk niet tot het linkse deel van het nee-kamp in het referendum. Dat referendum is zelf het product van rechts, een rechts dat geen interesse heeft in Oekraïne, maar dat verdrag gebruikt om de EU te dwarsbomen. “Oekraïne kan ons natuurlijk niets schelen”, aldus Arjan van Dixhoorn. “Een Nexit-referendum is vooralsnog niet mogelijk. Daarom grijpen we alle mogelijkheden aan om de relatie tussen Nederland en de EU onder spanning te zetten.” Nexit staat voor een eventueel uittreden – exit – van Nederland uit de EU. Van Dixhoorn zit het Burgercomité EU voor. Dat is de groep die met het referendum kwam en vervolgens steun vond bij Geen Stijl, door Van Dixhoorn trouwens “het beste journalistieke medium van Nederland” genoemd.

Ik blijf erbij: deelnemen aan het referendum betekent de rol bevestigen van dit soort lieden en dit soort politiek in het bepalen van de politieke agenda. “Onbedoeld” ongetwijfeld, wat linkse mensen betreft, maar toch. Niet aan meedoen. En wat voor linkse nee-stemmers zonder twijfel gezien wordt als een vervelend bijeffect van hun stem, is voor gangmakers van het referendum duidelijk hoofdzaak. Arnon Grunberg snapt de kern. Hij schrijft op de website van VN: “Het referendum van 6 april gaat niet om Oekraïne, maar maakt xenofobie salonfähig. Dat zou niet gelegitimeerd moeten worden met uw stem.” Ik ben dat in grote lijnen met hem eens.

Als tegenover de legitimatie van rechtse Stijlloosheid nu gunstige effecten in Oekraïne en/of Nederland stonden, lag het wellicht anders. Dan viel er nog wat af te wegen tegen de nadelen, zoals je het voordeel dat Poetin uit een nee kan halen prima kunt afwegen tegen het voordeel van een nee zelf. Maar ik zie die gunstige effecten niet. Voor Oekraïne maakt het allemaal namelijk nauwelijks uit, de uitslag. Wie denkt dat een nee-stem echt tot het schrappen van het in dat verdrag neergelegde beleid zal leiden, negeert de afloop van het EU-grondwetsreferendum van 2005. De grondwet werd herverpakt en kwam er later toch. En het huidige referendum is raadgevend, de regering kan er mee doen wat ze wil. Ja of nee, het maakt in beleidstermen weinig verschil, dat beleid is simpelweg nauwelijks beïnvloedbaar door kiezers.

Maar binnenlands maakt het wel uit, en daar staan nog altijd onze belangrijkste vijanden. Daar is de vraag niet: wint ja of wint nee (spoiler alert: nee wint). De vraag is veel eerder: weet hard xenofoob nationalistisch Stijlloos rechts zich te bewijzen als een kracht die naar believen en met succes referenda kan lanceren en de politieke agenda bepalen? Ik gun ze die lol en die rol niet. Vooral daarom hou ik vast aan mijn eerder gekozen standpunt: ik blijf op 6 april weg van de stembus, zoals ook Mathijs van de Sande in een prachtstuk bepleit via een argumentatie die verwant is aan de mijne. Ik hoop dat zo veel mensen hetzelfde doen zodat de opkomst de dertig procent niet haalt, de uitslag geen enkele officiële geldigheid heeft en de GeenStijl/Telegraaf-bende geen succes kan claimen. Vandaag de dag is dit referendum zélf de vijand.

Peter Storm
(Dit artikel verscheen eerder op zijn weblog Ravotr)