Schrieperige rechtbank kent 874 euro en 80 cent schadevergoeding toe vanwege koloniale terreur in Indonesië

Andi Abubakar Lambogo.
Andi Abubakar Lambogo.

De Haagse rechtbank heeft de Nederlandse staat schuldig bevonden aan de onthoofding van de Indonesische verzetsleider Andi Abubakar Lambogo, die in 1947 door het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) werd vermoord. KNIL-soldaten hakten zijn hoofd af, spietsten het op een bajonet en hingen het later op een paal. Gevangen genomen Indonesische strijders werden gedwongen om een voor een het afgehakte hoofd van hun leider te kussen, waarbij iedereen (Indonesische mannen, vrouwen en kinderen) moest toekijken. Zijn zoon Malik Abubakar, die met steun van het Comité Nederlandse Ereschulden (Stichting K.U.K.B.) de rechtszaak had aangespannen, krijgt een weerzinwekkend schamel bedrag aan schadevergoeding: 874,80 euro.

Abubakar was de rechtszaak in 2016 begonnen. Na vier jaar procederen, waarbij in 2019 twee getuigen via “telehoren” hun verhaal konden vertellen, is hij eindelijk in het gelijk gesteld. In het NRC-artikel “Malik wil excuses voor de onthoofding van zijn vader” liet hij weten dat de Nederlandse regering algemene excuses moest gaan aanbieden aan de Indonesiërs: “Ik wil dat zij verantwoording afleggen voor daden begaan tijdens de koloniale periode die in strijd waren met de Conventie van Genève.”

Als kapitein in het Indonesische leger (TNI) gaf Lambogo leiding aan een verzetsgroep in de buurt van Enrekang, Zuid-Sulawesi. Op 13 maart 1947 liepen hij en zijn mannen in een hinderlaag van het KNIL. De Nederlandse districtscommandant in Enrekang was kapitein Gerardus August Blume, die voor de onthoofding verantwoordelijk moet worden gesteld. Zoals zoveel koloniale onderdrukkers, is ook Blume militair onderscheiden door de Nederlandse staat.

Rekensom

Abubakar had 30.000 euro immateriële schadevergoeding geëist. Maar hij krijgt slechts 874,80 euro aan materiële schadevergoeding, een bedrag dat betrekking heeft op “gederfd levensonderhoud” van Lambogo. Als zijn vader niet was vermoord door Nederlandse soldaten, dan zou Abubakar tot aan zijn 21-ste levensjaar (in 1962) door hem zijn verzorgd. Aldus de rekensom die heeft geleid tot het bedrag, dat de botte, schrieperige en nog steeds heersende koloniale houding van veel witte Nederlanders uitstekend weergeeft.

In geval van toekenning van claims die zijn ingebracht door kinderen, geeft de rechtbank toe dat de schadevergoedingen opvallend laag zijn. Toch achten de rechters dat rechtvaardig, omdat het volgens hen gaat om “gederfd levensonderhoud” van 70 tot 40 jaar geleden in Zuid-Sulawesi. Volgens de redenering van de rechters werkten de meeste Indonesische mannen daar als boer. En in 1947 verdienden ze maar 100 euro per jaar. De tot nu toe laagste schadevergoeding die in dit soort rechtszaken is toegekend aan een nabestaande, bedraagt 123,48 euro.

103 miljard euro

K.U.K.B.-voorzitter Jeffry Pondaag is er verheugd over dat Abubakar de rechtszaak heeft gewonnen. Maar hij vindt de uitgangspunten van de rechtbank uiterst koloniaal: “Zowel de staat als de rechtbank stellen zich op het standpunt dat Indonesiërs geen Indonesische staatsburgers waren tussen 1945 en 1949. Men houdt nog steeds vast aan de datum van de soevereiniteitsoverdracht als dé datum dat Indonesië onafhankelijk werd. De legitimiteit van 1945 wordt niet erkend en daarom wordt een nabestaande als Malik behandeld alsof hij een Nederlands onderdaan was toen zijn vader werd onthoofd.” De Indonesiërs riepen in 1945 de onafhankelijkheid van hun land uit, waarop de Nederlandse staat een koloniale herbezettingsoorlog begon te voeren. Pas in 1949 en na zware internationale druk droeg de Nederlandse staat de soevereiniteit over. De staat heeft nooit willen erkennen dat Indonesië al op 17 augustus 1945 onafhankelijk werd.

Pondaag vindt het kwalijk dat de rechtbank, in lijn met de staat, weigert om de immateriële schade te vergoeden. Hij benadrukt: “Sterker nog, zelfs al zouden hogere bedragen worden uitgekeerd, dan nog hebben de Indonesiërs voor hun eigen schadevergoedingen betaald. Voor ons is het een sigaar uit eigen doos.” Uit het onlangs in De Groene Amsterdammer verschenen artikel “De prijs van de onafhankelijkheid” blijkt dat er na 1949 een enorme geldstroom van maar liefst minimaal 103 miljard euro vanuit Indonesië naar Nederland ging. Dat betekent dat de uiterst lage schadevergoedingen die de Nederlandse staat nu moet overmaken, afkomstig zijn van het gigantische kapitaal dat verdiend en gestolen is door het afpersen van Indonesiërs na de onafhankelijkheidsoorlog.

Eeuwenlange uitbuiting

“Nederlanders denken altijd dat hun welvaart zomaar is aan komen waaien”, aldus Pondaag. “De rechtbank houdt er geen rekening mee dat boeren in Zuid-Sulawesi aanzienlijk minder verdienen vanwege die eeuwenlange uitbuiting. De erfenis is nog steeds voelbaar. Bovendien, dat vrijheidsstrijders als Lambogo werden vermoord, was omdat het Nederland ging om de enorme koloniale en financiële belangen in Indonesië. Hij streed immers voor een onafhankelijk Indonesië waar geldstromen niet langer naar de Nederlandse staatskas zouden vloeien. Zonder rekening te houden met de honderden miljarden euro’s door afpersing verkregen, concludeert de rechtbank nu doodleuk dat het rechtvaardig is dat nabestaanden een paar honderd euro krijgen voor de moord op hun vaders. Het is zo koloniaal!”

Over excuses rept het vonnis van de rechtbank niet. In maart heeft koning Willem-Alexander tijdens zijn staatsbezoek aan Indonesië uitsluitend excuses aangeboden voor “geweldsontsporingen” (ofwel “extreem geweld”) tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen 1945 en 1949 en dus niet voor de koloniale herbezetting van Indonesië op zich.

Harry Westerink