“Slavernij en beschaving” van Fatah-Black vormt een mijlpaal in de geschiedschrijving van de slavernij

In zijn in november vorig jaar verschenen boek “Slavernij en beschaving” maakt historicus Karwan Fatah-Black korte metten met de argumenten van zijn collega-historici die het Nederlandse slavernijverleden nog immer trachten goed te praten. De meest vooraanstaande representant van die vergoelijkende stroming is Piet Emmer, die net als Fatah-Black verbonden is aan de Leidse universiteit.

Het boek is een mijlpaal in het Nederlandse slavernij- en racismedebat. Lang hebben historici als Emmer min of meer onweersproken hun extreem-rechtse praat kunnen uitslaan in de media en kunnen opdringen aan hun studenten. Schaamteloos mochten ze critici wegwuiven als “onwetenschappelijk” en “emotioneel”. Maar nu lijkt het tij gekeerd. Emmer werd de laatste jaren al meer en meer in het defensief gedrongen en met dit boek zijn we op een keerpunt beland. “Slavernij en beschaving” is waarlijk een verademing. Wat hebben we lang op zo’n boek moeten wachten.

Westerse beschaving opleggen

Kritiek op de racistische kletspraat van Emmer was er vanzelfsprekend altijd al. Maar die werd dan geuit in zijn klaslokalen, of door zwarte wetenschappers buiten de universitaire mainstream. En niet te vergeten door anti-racisme activisten. Op onze website bijvoorbeeld zijn heel wat stukken te vinden waarin de ideeën van Emmer en zijn collega’s als Henk den Heijer neergesabeld worden. Over Emmers opmerking dat “als de slavenhandel er niet geweest was, zouden er hoogstens een paar miljoen Afrikanen meer geweest zijn” schreef ik ruim dertig jaar geleden al boos: “Het geëmmer van professor Emmer kan braakneigingen veroorzaken”. (1991)

Later ging ik in tegen zijn roep om oorlog te gaan voeren tegen Irak. Hij vond dat “wij” zulke landen “westerse beschaving” moesten gaan opleggen, want dat proces hadden “we” volgens hem niet kunnen volbrengen vanwege de voortijdige wereldwijde dekolonisatie van na de Tweede Wereldoorlog. Europese politici hadden die dekolonisatie helaas “met kracht bevorderd”, meende hij. Terwijl de koloniale besturen volgens hem juist “trots” hadden moeten zijn vanwege “het afschaffen van de slavenhandel en slavernij, het verbeteren van de landbouw, het bestrijden van hongersnoden, het uitroeien van besmettelijke ziekten, het verbieden van de weduweverbranding, het aanleggen van wegen en spoorwegen, en het handhaven van de openbare orde en veiligheid”. Over elk van deze koloniale ‘giften’ kun je een kritisch boek schrijven. (2002)

Ik bekritiseerde hem ook toen hij de extreem-rechtse houwdegen Rita Verdonk bijsprong en munitie verleende voor haar keiharde beleid tegen migranten en vluchtelingen. Voor Emmer was slavenhandel ook maar gewoon een vorm van gecontroleerde migratie geweest, en de slavenhandelaren van destijds waren fatsoenlijke mensen die netjes voor hun slaafgemaakten hadden betaald. De huidige zwarte Amerikanen zouden hen zelfs dankbaar moeten zijn, want ze zouden het nu beter hebben dan wanneer hun voorouders in Afrika hadden kunnen blijven. Daarom noemde ik Emmer “de woordvoerder van de witte weldoeners”. Wel groeide in die tijd langzaam de kritiek op zijn verachtelijke ideeën en begon hij in een slachtofferrol te kruipen. Volgens Emmer werden witte geschiedschrijvers als hij uitgesloten. Hij vergeleek zijn eigen positie zelfs met die van Joodse wetenschappers die in 1933 uit Duitsland verdreven werden door de nazi’s. (2006)

Het jaar erop schreef ik naar aanleiding van het verschijnen van een boek van Glenn Willemsen over de witte racisten die de slavernij afschaften: “Helaas is Nederland er in 150 jaar op anti-racistisch gebied niet zoveel op vooruit gegaan als men wel zou denken. Veel van de racistische argumentatie van de politici destijds vinden we nu vrijwel letterlijk weer terug in het werk van slavernijdeskundigen als Piet Emmer.” (2007) Ook mijn Doorbraak-kameraad Harry Westerink heeft door de jaren heen aardig wat kritische artikelen geschreven over de racistische historici die de facto al eeuwen vanuit Leiden slavernij probeerden recht te praten. Maar met het boek van Fatah-Black lijken die racistische verhalen voor het eerst naar de marges van de wetenschap gedrongen, de plek waar ze thuis horen.

Wisselwerking

Dat er momenteel een omwenteling in het denken kan plaatsvinden is natuurlijk niet uitsluitend het gevolg van debatten in wetenschappelijke kring. Dat racisten als Emmer niet meer het alleenrecht kunnen claimen op wetenschappelijke kennis over de slavernij, en hun ideeën eindelijk ter discussie zijn komen te staan, is voor een flink deel de verdienste van niet-witte activisten van buiten de academische wereld. Zij hebben ruimte geschapen voor niet-witte wetenschappers als Fatah-Black, voor niet-witte stemmen in het algemeen, en voor dekoloniaal denken in bredere zin. En dan denk ik met name aan de dappere strijders tegen Zwarte Piet, de racistische karikatuur die, zoals bekend, stamt uit de tijd dat de slavernij op z’n einde liep. Op hun beurt hebben allerhande historici de activisten natuurlijk ook weer van argumenten voorzien. Een krachtige wisselwerking, die na pakweg een decennium van strijd is uitgemond in onder meer dit belangrijke boek van Fatah-Black.

Het Grote Verhaal

Centraal in “Slavernij en beschaving” staat het Grote Verhaal over de slavernij en de afschaffing ervan dat de Nederlandse geschiedkunde en publieke opinie tot nu toe gedomineerd heeft, en dat steeds opnieuw verwoord en gepromoot wordt door historici als Emmer en Den Heijer. Fatah-Black bespreekt en weerlegt netjes een reeks aspecten van dat racistische Grote Verhaal.

Volgens het Grote Verhaal zouden de slavenhandelaren en slavenbezitters relatief goed zijn omgegaan met hun slaafgemaakten. Die kregen immers voedsel, kleding en onderdak en zouden over het algemeen best tevreden zijn geweest. En uiteindelijk zouden de slavenbezitters uit de goedheid van hun hart hebben besloten om er een punt achter te zetten. De slavernij zou dus zijn afgeschaft door “deftige witte heren”, aldus Emmer en co, een waarheid die we tegenwoordig ten onrechte niet leuk zouden vinden om te horen. En die afschaffing had zelfs al eerder kunnen plaatsvinden als de slaafgemaakten niet zo dwars hadden gelegen, als ze beter te vertrouwen waren geweest en niet zo opstandig.

Zelffelicitatie

Vakkundig toont Fatah-Black echter aan dat juist dat verzet van slaafgemaakte Afrikanen tot het einde van de slavernij heeft geleid. Het racistische instituut bleek na een reeks van opstanden, en vooral na de Haïtiaanse Revolutie van 1791, uiteindelijk niet meer houdbaar. Witte historici én politici hebben de nederlaag van de Haïtiaanse slavenhouders sindsdien niet voor niets stelselmatig verzwegen. Maar Fatah-Black plaatst die opstand juist centraal, benoemt hem terecht tot een “keerpunt wereldgeschiedenis” waarbij het gelijkheidsideaal van de Franse Revolutie voor het eerst consequent werd doorgedacht voor álle mensen, inclusief de zwarte Afrikanen. “Zonder de opstand en de intellectuele transformatie erna was de Verlichting een elitaire zelffelicitatie gebleven, niet meer dan een eurocentrische zelfoverschatting”, in de prachtige woorden van Fatah-Black.

Bij het Grote Verhaal hoort ook de opvatting dat slavernij destijds door iedereen acceptabel geacht werd. Het is voor de hand liggend dat de slachtoffers daar over het algemeen anders over dachten, maar ook onder rijke witte mensen was acceptatie van slavernij niet vanzelfsprekend, zo laat Fatah-Black zien. Slavernij moest door de slavenhandelaren en slavenhouders voortdurend verdedigd worden tegen de publieke opinie, en de invoering ervan in Nederland was sowieso onbespreekbaar. Zelfs de slavenhandel-multinational WIC kon er in eerste instantie slechts met moeite toe worden overgehaald. In de debatten van destijds gaven voorstanders van slavernij meestal dan ook wel toe dat het in feite een immorele bezigheid was. Alleen was die nu eenmaal economisch noodzakelijk, zo beweerde men. En kennelijk gaf dat argument lange tijd de doorslag. En zoals voor- en tegenstanders het er dus over eens waren dat slavernij inderdaad immoreel was, zo deelden ze helaas óók het idee dat witte mensen superieur zijn aan zwarte mensen. En het is precies dat racistische gedachtegoed dat is blijven voortwoekeren na de afschaffing van de slavernij, tot op de dag van vandaag.

Economie

In de loop der jaren hebben veel historici zich gericht op de economische waarde van de slavernij met het idee dat het belang van het instituut afgelezen kon worden aan de kapitaalstromen die erin om gingen, en om het percentage dat die uitmaakten van de hele economie. Volgens Emmer en zijn rechtse collega’s ging het om bijna verwaarloosbare bedragen, en was de slavernij dus helemaal niet zo belangrijk geweest. Maar volgens progressieve onderzoekers ging het toch om aanzienlijke kapitalen. Fatah-Black breekt nu in dat debat in en laat zien dat slavernij niet alleen om geld draaide, maar daarnaast óók om macht. Het bezitten van slaafgemaakte mensen was ook een kwestie van status, iets waarmee kolonialen konden pronken, hun superioriteit tentoon konden spreiden. Hoe konden ze beter hun koloniale persona spelen dan door een onderdanige zwarte bediende te laten opdraven op een feestje?

Ik vermoed dat die nadrukkelijke focus op kapitaalstromen door de critici van het Grote Verhaal te maken heeft met de invloed van het meer orthodoxe marxisme op hun denken. In die stroming is het vooral belangrijk om te kijken naar de materiële en economische realiteit, in dit geval de manier waarop mensen tot slaaf gemaakt werden en tot productieve arbeid werden aangezet. De rechtvaardiging het type van economie zou van secundair belang zijn, en sowieso meestal pas na de invoering erbij zijn bedacht. De onderbouw (economie) bepaalt de bovenbouw (ideologie), zeggen zulke marxisten.

Maar die manier van analyseren doet onvoldoende recht aan de werkelijkheid. Natuurlijk stelt de materiële realiteit grenzen aan de heersende ideologie, maar niet uit het oog mag worden verloren dat ideologieën ook een eigen dynamiek kennen die wel degelijk van grote invloed kan zijn op die alledaagse materiële en economische realiteit. Machtsvertoon is een belangrijke drijfveer, en dat is het altijd geweest in de menselijke geschiedenis. Zo vaak hebben heersers individuen, groepen of zelfs hele samenlevingen geprobeerd te vormen tot objecten die hun macht tot uiting konden brengen. Van het oude Egypte waar de hele samenleving georganiseerd werd als een goed geoliede pyramidebouw-machine tot de huidige bullshit-jobs die volgens David Graeber vooral dienen als statussymbool voor bazen. Voor al deze machthebbers was niet alleen het materiële resultaat van belang (meer kapitaal, eigendom, welvaart, noem maar op), maar juist ook het al dan niet openlijk domineren van anderen.

Witte machtswellust

Terug naar het boek van Fatah-Black. Hij laat zien hoe de afschaffing van de slavernij niet betekende dat het witte superioriteitsdenken eveneens verdween. Sterker nog: het afschaffen van de slavernij werd ingezet als racistisch argument om nog meer gebieden op aarde tot koloniën te maken. Ook daar moest men slavernij immers gaan afschaffen en andere verworvenheden van de ‘witte beschaving’ gaan brengen. Precies zoals Emmer het dus aan de vooravond van de inval in Irak opnieuw onder woorden bracht.

Het benadrukken van raciale superioriteit, en dus het vernederen van zwarte mensen, is westerse samenlevingen ook na de afschaffing van de slavernij blijven kenmerken. In zijn meest extreme vorm zien we dat terug op de ansichtkaarten van lynchpartijen in het zuiden van de VS in de periode rond 1900, waarop blij lachende meutes witte mensen poseren bij de dode lichamen van opgehangen zwarte mensen. Racisme gaf status en bond de witte community samen. Ook al konden de witte mensen niet letterlijk meer zwarte mensen bezitten, ze konden zich zo wel samen hun meerdere blijven voelen. En zelfs de meest arme witte persoon kon zich zo toch nog een beetje een baas achten… en mocht dus niet klagen.

Extreem-rechts

Maar het is al te makkelijk om naar de VS te wijzen. Ook hier hebben witte mensen zich altijd superieur gevoeld aan zwarte en andere niet-witte mensen. Zwarte mensen worden systematisch ontmenselijkt. Wanneer hen iets overkomt, wordt het minder erg gevonden, hun problemen worden acceptabel geacht waar dat voor witte mensen nooit het geval zou zijn. Maar door het uitschakelen van hun empathie voor zwarte mensen hebben witte mensen ook zichzelf ontmenselijkt, en leven velen in angst voor niet-witte mensen, voor vluchtelingen en migranten bijvoorbeeld.

En dat is waar extreem-rechts in het spel komt. Partijen als de PVV, Trots Op Nederland van Verdonk en Forum proberen volgens Fatah-Black allemaal via verwijzingen naar het Grote Verhaal aan te sluiten bij dat superioriteitsgevoel én die angst van “echte Nederlanders” om hun witte privilege te verliezen. En extreem-rechtse historici als Emmer en Den Heijer zijn hen graag van dienst met opiniestukken over “luie” Caribische jongeren (Emmer) en “zwarte emoties en witte wetenschap” (Den Heijer) die “onze” witte superioriteit zouden aantonen.

Tunesië

Na een inleiding over het Grote Verhaal en hoe dat gebruikt wordt in de publieke opinie, schetst Fatah-Black uitgebreid de slavernij in de antieke wereld en het vroege christendom, en aansluitend in de islamitische en Atlantische wereld. Opmerkelijk is zijn conclusie dat de slavernij in die laatste twee niet wezenlijk van elkaar verschilde. In beide werden gaandeweg vooral zwarte mensen tot slaaf gemaakt, en in de eeuw voorafgaand aan de afschaffing van de slavernij kenden beide werelden enkele gebieden met een vergelijkbare ontwikkeling van maatschappijen met slaven naar slavenmaatschappijen in dienst van de groeiende kapitalistische wereldhandel.

Volgens Fatah-Black stond slavernij trouwens altijd en overal wel op een of andere manier ter discussie, maar nam het nergens anders dan in “onze” wereld de vorm aan van een erfelijke raciale slavernij. En waar ik, als man, nooit aan gedacht had, was dat er meestal meer slaafgemaakte vrouwen dan mannen waren. En dat afschaffing van slavernij van vrouwen in veel gevallen moeilijker te verkopen was omdat die sowieso al inferieur geacht werden, door mannen. En wat te denken van het feit dat in Tunesië slavenhouders bij de afschaffing van de slavernij niet gecompenseerd werden voor hun verlies aan “eigendom”, terwijl dat hier in Nederland in dezelfde periode als volkomen vanzelfsprekend werd gepresenteerd.

Woest

Tegenover het Grote Verhaal plaatst Fatah-Black het Hele Verhaal. En eigenlijk is de kern van zijn boek een analyse van waarom het die ‘superieure’ witte Nederlanders toch zo moeilijk valt om dat Hele Verhaal te accepteren, waarom men toch zo obsessief vast blijft houden aan de koloniale en racistische fantasie van het Grote Verhaal. Anderhalve eeuw na de afschaffing van de slavernij, en na enorm veel strijd, lukt het een groeiend aantal niet-witte mensen nu eindelijk om ook eens het woord te nemen. Hun visie, hun verhalen van onderop, hun Hele Verhaal, maakt het voor witte Nederlanders eigenlijk niet goed meer mogelijk om nog langer vol te houden dat men moreel superieur is, terwijl men ‘helden’ blijft ophemelen waarvan nu niet langer te ontkennen valt dat die massamoordenaars en slavenhouders waren.

Die onverenigbare tegenstelling maakt veel witte mensen woest en leidt ertoe dat ze om zich heen gaan slaan, bijvoorbeeld op sociale media, maar ook letterlijk tegen anti-Zwarte Piet-demonstranten. Ze worden woest als ze burgemeester Halsema zien rondlopen met een button met daarop “1873”, het jaartal waarop de Nederlandse slavernij daadwerkelijk ten einde kwam. Die button zou teveel een politiek statement zijn. Maar hoezo dan? Is het tegen slavernij zijn plots politiek omstreden? Nee, natuurlijk niet. Ze zijn boos omdat Halsema ermee aangeeft dat het slavernijverleden er nog steeds toe doet.

En zo reageren veel witte Nederlanders ook boos als activisten voorstellen om beelden en straatnamen van koloniale ‘helden’ te verwijderen. Waarom? Omdat ze er zo mee geconfronteerd worden dat hun ‘helden’ racistische moordenaars waren, en ze die desondanks toch zijn blijven vereren. Zijn “we” dan al die tijd racisten geweest? Zouden ze instemmen met het verdwijnen van die beelden, en van de Gouden Koets en Zwarte Piet, dan zouden ze feitelijk toegeven lange tijd een immoreel standpunt te hebben ingenomen. En erger: dan zouden ze toegeven dat ze feitelijk moreel inferieur waren aan die niet-witte Nederlanders die hen erop gewezen hebben. En precies die opgekropte woede vormt dus een zeer vruchtbare voedingsbodem voor fascisten.

Kortom, door de in kracht toenemende niet-witte stemmen kan niemand er meer omheen dat als met de slavernij ook het racisme vanzelf zou zijn verdwenen, dat men dan nooit al die koloniale moordenaars en slavendrijvers op hun sokkels zou hebben laten staan.

Herstelbetalingen

Nu we deze mijlpaal bereikt hebben, en lieden als Emmer en Den Heijer langzaam maar zeker richting de mestvaalt van de geschiedenis worden verwezen, zullen we onontkoombaar richting de volgende stap moeten. Wanneer we eindelijk volmondig erkennen dat slavernij en kolonialisme enorme ideologische gevolgen nagelaten hebben, dan zullen we ook moeten gaan kijken naar de materiële gevolgen. De materiële werkelijkheid die verborgen werd gehouden achter het Grote Verhaal. Waar is het kapitaal gebleven dat witte bazen vergaard hebben door alle geroofde arbeid en grondstoffen? Moet dat niet op de een of andere manier terug worden gegeven? En wat doen we met alle geweld en alle moorden die witte mensen in de koloniën gepleegd hebben? Hoe vergoeden we dat? Zelf ben ik daar nog niet helemaal uit, maar ik hoop dat ik over een aantal jaar ook zo’n mijlpaalboek over die kwestie op de boekenplank zal hebben staan. Tot dan raad ik iedereen aan om eerst dit prachtige werk van Fatah-Black tot zich te nemen.

Slavernij en beschaving”, Karwan Fatah-Black. Uitgeverij: Ambo/Anthos, € 20,99. ISBN: 9789026355028.

Eric Krebbers