Waarom de gemeente Leiden zoveel geld in reïntegratietrajecten pompt (en een klein beetje terugverdient)

Het logo van het Leidse dwangarbeidcentrum.
Het logo van het Leidse dwangarbeidcentrum.

Volgens het “Beleidsplan Participatiewet” steekt de gemeente Leiden dit jaar 7,1 miljoen euro in de DZB en Re-integratie Leiden om het reïntegratiebeleid uit te voeren. Om het even in perspectief te zetten: Leiden kent ongeveer 3.400 bijstandsgerechtigden. Wanneer dat bedrag onder hen verdeeld zou worden, dan zouden ze er allemaal maar liefst 170 euro per maand op vooruitgaan. Een aantal jaar terug waren de reïntegratiebudgetten nog veel hoger. In 2011 werd landelijk maar liefst 2,1 miljard gespendeerd aan de reïntegratie van de toenmalige 355 duizend bijstandsgerechtigden, gemiddeld bijna vijfhonderd euro per baanloze per maand!

Rapportage Leidse dwangarbeid 2016

1. Veel Leidse bijstandsgerechtigden toch weer langer dan zes weken aan de dwangarbeid gezet
2. DZB pest baanlozen “succesvol” uit de uitkering
3. Observeren? Wees eerlijk, wethouder Damen, dwangarbeid draait toch om afschrikken, disciplineren en uitbuiten?
4. Papieren werkelijkheid van wethouder Damen staat haaks op de realiteit van onderop
5. Waarom de gemeente Leiden zoveel geld in reïntegratietrajecten pompt (en een klein beetje terugverdient)
6. Over de psychologische spelletjes die de gemeente Leiden speelt met baanlozen
7. Leidse dwangarbeiders voortdurend bedreigd met strafkortingen

Ook in mei 2012 rapporteerden we uitgebreid over dwangarbeid in Leiden. Een volledig overzicht vind je in ons dossier 1.

De vraag is: waarom? Het is namelijk al lang bewezen dat reïntegratietrajecten in meerdere opzichten enorm ineffectief zijn. Ten eerste worden bijstandsgerechtigden er zelf door de bank genomen geen steek beter van, eerder het tegenovergestelde. Dat zal duidelijk zijn voor degenen die vaker op deze website artikelen lezen. Ten tweede helpen de trajecten niet meer mensen aan een baan: ze dragen niet bij aan een daling van de “werkloosheid”. Sterker nog, er lijkt helemaal geen relatie te zijn tussen hoeveel geld een land in de reïntegratie-industrie pompt en de hoogte van de “werkloosheid”. Ten derde kost het de overheid netto geld. Reïntegratie draait weliswaar voor een deel om het uit de uitkering pesten van bijstandsgerechtigden, maar de besparing die dat oplevert, weegt bij lange na niet op tegen de kosten van de trajecten. De econoom Bas van der Klaauw concludeerde “dat er nauwelijks activerend arbeidsmarktbeleid is te bedenken waarvan is aangetoond dat de baten de kosten overtreffen”.

Waarom worden er dan toch bakken met geld in deze industrie gepompt? Deels komt dat door de manier van financieren. Gemeenten krijgen per jaar een vaststaand bedrag voor het uitbetalen van de uitkeringen van bijstandsgerechtigden. Daarnaast krijgen ze een zak geld om reïntegratiebeleid te voeren, en dat geld mogen ze niet zomaar ergens anders aan uitgeven. Ze pakken dat geld graag aan omdat ze er bijstandsgerechtigden mee uit de uitkering kunnen werken. En zo besparen ze geld op de uitkeringskosten uit dat eerste potje, en dat mogen ze vervolgens wél voor andere dingen gebruiken. Deze manier van financieren wordt ook wel de “prikkelwerking” genoemd.

Minstens twee ton verdiend aan dwangarbeid

Via dwangarbeid verdienen gemeenten de kosten die ze maken voor reïntegratie deels weer terug. Het Leidse dwangarbeidcentrum DZB geeft daarover geen cijfers, maar een snelle rekensom op basis van de vierde kwartaalrapportage van 2014 laat zien dat het om zo’n twee ton gaat, en misschien nog een stuk meer.

Van WSW-ers is wel bekend hoeveel zij in het laatje brengen, en die doen ongeveer hetzelfde werk. Bij de DZB stond in 2014 ongeveer 280 FTE voor “beschut werk” van WSW-ers (dat zijn onder andere de montagewerkzaamheden die ook dwangarbeiders doen). De WSW-ers verdienden met dat werk dik 2,5 miljoen euro, oftewel zo’n 9.000 euro per FTE.

Volgens de eindrapportage van de DZB over 2014 werden er dat jaar 165 trajecten in het dwangarbeidcentrum afgesloten en liepen er nog 277. In totaal ging het dus om 442 trajecten. Als we er vanuit gaan dat er bij die trajecten gemiddeld drie weken full-time productiewerk gedaan werd in het participatiecentrum (een conservatieve schatting), en 1 FTE gelijk staat aan 52 weken full-time werk (we rekenen dus geen vakanties mee), dan komen we voor 2014 uit op 25 FTE in het Participatiecentrum..

25 FTE maal 9.000 euro = 225.000 euro, ruim 2 ton. Het werkelijke bedrag zal waarschijnlijk hoger liggen, onder andere omdat er naast de genoemde groep ook nog jongeren met een bijstandsuitkering via het project JA dwangarbeiden in het participatiecentrum. Die zijn niet in de cijfers inbegrepen.

Disciplineren

Maar die “prikkelwerking” is natuurlijk slechts een deel van het antwoord. Want gemeenten, zoals ook de gemeente Leiden en haar DZB, lijken maar wat graag uit zichzelf geld in die bodemloze put te gooien. Daar hebben ze helemaal geen “stimulans” vanuit de landelijke overheid voor nodig.

Dat heeft er mee te maken dat het bijstandsbeleid niet zozeer gericht is op het “helpen” van bijstandsgerechtigden of het rondbreien van de begroting, maar op het draaiende houden van de kapitalistische economie. Daarin moet arbeid zo goedkoop mogelijk zijn. Een van de manieren om dat te bereiken is om baanloosheid zo onaantrekkelijk mogelijk te maken. Daardoor willen baanlozen zo snel mogelijk een baan (ook als die slecht betaald wordt), en worden mensen met een betaalde baan liever niet baanloos (en zullen ze dus meer uitbuiting accepteren).

Bij dat beleid hoort ook de ideologische component van het arbeidsethos, dat bijvoorbeeld in de Participatiewet nadrukkelijk terugkomt. In de stukken van de gemeente Leiden wordt dat netjes herkauwd in de vorm van een soort heiligverklaring van betaalde arbeid. In voorbereiding op de invoering van de Participatiewet schreef de gemeente het “Beleidsplan Participatiewet”. Daarin wordt als “algemeen belang” benoemd dat “algemeen wordt aangenomen dat het hebben van werk positief bijdraagt aan welvaart, welzijn en welbevinden van de burger”. En twee pagina’s verder staat dat de doelstelling van het beleid is dat “zoveel mogelijk mensen regulier aan het werk zijn”. Mensen, en bijstandsgerechtigden in het bijzonder, moeten zelf gaan geloven dat het hebben van betaald werk zaligmakend is. Waar de gemeente aan voorbij gaat, is dat de samenleving voor het grootste deel drijft op vrijwillige en onbetaalde arbeid, en het maar de vraag is of betaald werk gelukkiger maakt dan onbetaald of geen werk. Waar baanlozen wél ongelukkig van worden, is het maatschappelijke stigma dat bij de ideologie van arbeidsethos hoort, dat mensen zonder betaald werk vernedert en ontmenselijkt.

Daar komt dan de mythe bovenop dat er voldoende betaald werk is voor iedereen en dat baanlozen het dus aan zichzelf (bijvoorbeeld aan hun gebrek aan werkritme of motivatie) te danken hebben dat ze baanloos zijn. Met al deze ingrediënten creëren lokale politici feilloos een papieren werkelijkheid over de economie en het leven in de bijstand, en maken zo het disciplinerings- en stigmatiseringskarwei af.

Effectiviteit

Reïntegratiebeleid heeft dus minimaal drie doelen. Ten eerste bezuinigen door mensen de bijstand uit te pesten. Ten tweede de bijstand en baanloosheid in het algemeen zo onaantrekkelijk maken dat bijstandsgerechtigden elk rotbaantje aanpakken en mensen met een betaalde baan alles doen om uit de bijstand te blijven. Ten derde indoctrineren met het idee dat betaalde arbeid zaligmakend is. En het is voor de overheid mooi meegenomen dat de reïntegratie-industrie ook echt een industrie is, en dat groei van die industrie bijdraagt aan de groei van de totale economie.

Natuurlijk wil de overheid als geheel niet meer dan nodig kwijt zijn aan het disciplineren van de arbeidersklasse, en de laatste jaren wordt er dan ook flink bezuinigd op de reïntegratie-industrie. Daarnaast zijn er ook technocraten als Jan van Ours die roepen dat reïntegratiebeleid – het disciplineren van baanlozen – “effectiever“ kan. Hij pleit er voor om “te kiezen voor goedkope programma’s die een behoorlijke inspanning van de deelnemers vragen”. Integratietrajecten die de “deelnemer” veel tijd en energie kost en hem of haar weinig oplevert, zal inderdaad effectiever zijn bij het wegpesten. Andere onderzoekers pleiten weer voor het vaker opleggen van kortingen, het strenger vasthouden aan de “poortwachtersfunctie”, of het instellen van een zoekperiode voordat uitkeringen daadwerkelijk toegekend worden. Dat zijn geen nieuwe ideeën, maar wel reïntegratiemethoden die volgens de technocraten het beste resultaat voor het minste geld geven, als het gaat om het omlaag brengen van het aantal uitkeringen. Alle andere trajecten kunnen wat hen betreft afgeschaft worden.

Joris Hanse