China en de wereld – een inleiding voor activisten. Deel 5: Economische en militaire opkomst

Foto gemaakt op de expositie “Revolution Continues” in de Saatchi Gallery, Londen (2008).

Dit deel geeft een beeld van de economische en militaire opkomst van China, waaronder het “Belt and Road Initiative”, de militaire capaciteit van China en de spanningen rond Taiwan en de Zuid-Chinese Zee. Ook maken we kennis met een activist van de Chinese diaspora die deelneemt aan de internationale beweging voor sociale rechtvaardigheid in een periode van verhoogde politieke spanningen tussen de VS en China.

Het “Belt and Road Initiative

De huidige economie van China is grotendeels opgenomen in de wereldeconomie, maar er is één project dat werkelijk kenmerkend is voor de wereldwijde ambities van China. Toen Xi Jinping in 2013 het “One Belt One Road Initiative” lanceerde – later omgedoopt tot “Belt and Road Initiative” (BRI) – om de economieën van Azië, Europa en Afrika te verbinden met grote infrastructuurprojecten, werd het gezien als strategie van de Chinese politieke leiders om de wereld te gaan domineren. De onderzoekers Lee Jones en Hong Zhang stellen echter dat het BRI grotendeels wordt bepaald door een strijd om macht op meerdere niveaus in China.

Hoofdstukken: 1. Leven in China, 2. Het politieke systeem van China, 3. Het economische systeem van China, 4. Sociale bewegingen in China, 5. Economische en militaire opkomst, 6. China en de planeet.

De Britse hoogleraar internationale betrekkingen Lee Jones stelt dat vooral op winst beluste staatsbedrijven en banken aandringen op meer internationale projecten van de Chinese staat. Omdat deze bedrijven te maken hadden met enorme overcapaciteit, verzadigde markten en afnemende binnenlandse winsten, werd hun verlangen naar buitenlandse markten de belangrijkste drijfveer achter het BRI. Politieke leiders noemden deze internationale economische groei in diplomatieke taal een “win-win” situatie: de ontvangende landen kregen geld voor projecten die anderen een te groot risico vonden, terwijl China zijn wereldwijde economische betrekkingen uitbreidde en zijn internationale status verhoogde. Bovendien was het BRI geen volledig nieuw initiatief, maar een samenvoeging en uitbreiding van China’s bestaande internationale economische activiteiten om buitenlandse regeringen en consumenten de overtollige productiecapaciteit van zijn staatsbedrijven en het overtollige kapitaal van zijn banken te laten benutten.

Chinadeskundige en activiste Hong Zhang onderscheidt vijf belangrijke BRI-betrokkenen: de centrale politieke leiding, ministeries, lagere overheden, ondernemingen en sociale organisaties. Hoewel het BRI alle niveaus actief bij de besluitvorming weet te betrekken, blijkt de centrale regering niet in staat om alles goed te coördineren en te controleren. Jones noemt China een regelgevende staat, die er vaak niet in slaagt om gedetailleerde strategieën uit te werken en de resultaten op microniveau te bepalen. Omgekeerd kunnen verschillende spelers op lagere niveaus wel de officiële richtlijnen van hogerhand beïnvloeden, naar eigen inzicht interpreteren of negeren. Meestal zijn ondernemingen de belangrijkste betrokkenen. Zij gaan op zoek naar zakelijke kansen in het buitenland, vervolgens stemmen zij hun projecten af op de algemene ontwikkelingsstrategie van het betrokken land en tenslotte proberen ze diplomatieke en financiële steun van de Chinese centrale overheid te krijgen. Dit betekent dat “de staart van de hond kwispelt” en dat de overheid veel slecht gecoördineerde en ondoordachte projecten goedkeurt. Bovendien blijkt uit het onderzoek van Zhang dat staatsbedrijven vaak machtige economische bolwerken zijn, die tot op zekere hoogte onafhankelijk zijn van de financiële macht van de regering.

China is ondertussen een belangrijke internationale investeerder en kredietverstrekker geworden, en het financiert ook ontwikkelingsprojecten. In de periode 2000-2014 heeft China in totaal 354 miljard dollar aan ontwikkelingsprojecten besteed, slechts veertig miljard dollar minder dan de VS. Hoewel het aandeel van China in de schuld van buitenlandse regeringen aanzienlijk is gestegen, is dit nog steeds klein in vergelijking met dat van particuliere geldschieters en blijft het ver achter bij dat van de gevestigde internationale financiële instellingen, zoals bijvoorbeeld het IMF. In 2022 was China slechts in zeventien landen de belangrijkste kredietverstrekker.

Wat buitenlandse infrastructuurprojecten betreft, is China verreweg het belangrijkste land met bijna duizend projecten voor een totaalbedrag van 170 miljard dollar in de periode 2013-2021 in met name Afrika en Azië. Meer informatie over een aantal van deze projecten is te vinden op “The People’s Map of Global China”, een initiatief van onderop dat infrastructuur en andere projecten in kaart brengt, die wereldwijd door Chinese instanties en bedrijven worden gefinancierd en/of gebouwd. Sommige van deze projecten hebben te maken met grote problemen of zijn al mislukt, wat volgens Jones eerder wijst op tekortkomingen van de Chinese manier van organiseren en het economische onvermogen van de ontvangende landen dan op een bewuste poging van China om via schulden andere landen in zijn macht te krijgen.

Weinig openheid over het beleid en slechte contacten met de plaatselijke gemeenschappen zijn veel voorkomende problemen die hebben geleid tot ernstige negatieve reacties voor China in de ontvangende landen. Zo hebben de landroof en de verdrijving van de plaatselijke bevolking voor verschillende BRI-projecten in Cambodja en Sri Lanka tot grote lokale onrust geleid. De laatste jaren heeft een groeiend aantal ontvangende landen, als gevolg van de toenemende bezorgdheid over mogelijke risico’s en lokaal verzet, belangrijke geplande BRI-projecten stop gezet (bijvoorbeeld Sierra Leone) of beperkt (bijvoorbeeld Myanmar en Maleisië). Het BRI versterkt dus niet alleen de banden van China met de ontvangende landen, maar kan ook leiden tot lokale en internationale conflicten, die de algemene doelstellingen van Beijing op het gebied van buitenlands beleid ondermijnen.

Foto gemaakt op de expositie “Revolution Continues” in de Saatchi Gallery, Londen (2008).

De militaire opkomst van China – spanningen rond Taiwan en de Zuid-Chinese Zee

Het lijdt geen twijfel dat China zijn leger moderniseert en uitbreidt, hoewel de Filipijnse activist en schrijver Walden Bello er op wijst dat dit praktisch alleen in de eigen regio actief is. Bovendien blijft de militaire capaciteit van China ver achter bij die van andere wereldmachten, met name de VS. Zo heeft China naar schatting 350 kernkoppen, terwijl de VS er 5.600 heeft. China heeft slechts twee vliegdekschepen, van een verouderd ontwerp, terwijl de VS er elf hebben. China heeft slechts één buitenlandse militaire basis, in Afrika, en verder alleen wat militairen in Tadzjikistan en op enkele kunstmatige eilanden in Azië. Terwijl de VS over achthonderd militaire bases in 177 landen beschikken.

Geschillen over de Zuid-Chinese Zee en conflicten tussen China en Taiwan zijn echter twee belangrijke bronnen van toenemende geopolitieke spanningen. De Zuid-Chinese Zee vormt een strategische verbinding en is een belangrijke handelsroute tussen de Stille en de Indische Oceaan. Verder bevat de zee veel vis en is de zeebodem rijk aan olie en aardgas. Behalve China, maken ook Brunei, Maleisië, de Filipijnen, Taiwan en Vietnam aanspraak op gedeelten van de zee. In het afgelopen decennium is China steeds agressiever gaan optreden, bijvoorbeeld door kunstmatige eilanden voor militaire bases te bouwen, naar grondstoffen te zoeken en rechten van buurlanden te schenden. Bello benadrukt dat een belangrijke factor in de Zuid-Chinese Zee de vooruitgeschoven militaire posten van de VS in de regio zijn. Bovendien omringen ongeveer vijftig Amerikaanse militaire bases China, van Noord-Japan tot het eiland Diego Garcia in de Indische Oceaan, en controleert de Zevende Vloot van de VS de Zuid-Chinese Zee met zijn vliegdekschepen, kernwapens, onderzeeërs en provocerende luchtverkenningen. Bello betoogt dat het wedijveren van de VS en China om de macht in deze regio een explosieve situatie vormt voor het hele gebied. Hij vindt het beleid van China onverantwoordelijk, ook al is het misschien begrijpelijk vanwege het optreden van de VS.

Taiwan ligt slechts 160 kilometer uit de kust van China, en is feitelijk onafhankelijk met een eigen verkozen president en een aparte politiek systeem. Maar volgens Beijing maakt Taiwan deel uit van China. Hoewel de militaire agressie van China niet nieuw is voor Taiwan, hebben Chinese oorlogsvliegtuigen de afgelopen jaren vaker dan ooit de middenlijn van de Straat van Taiwan overschreden. Maar terwijl de westerse media de militaire dreiging aandikken, blijkt uit enquêtes dat de Taiwanezen zich bewust zijn van het gevaar, maar zich niet werkelijk zorgen maken over een militair conflict op korte termijn.

De Taiwanese activist en journalist Brian Hioe stelt dat, ondanks het aanzienlijke verschil in militaire capaciteit van China en Taiwan, een bezetting van Taiwan nog niet zo gemakkelijk zal zijn als sommige deskundigen denken. Een invasie via een bruggenhoofd zal veel Chinese militairen het leven kosten, en momenteel beschikt China niet over voldoende transportvliegtuigen om voldoende troepen via de lucht over te brengen voor een langdurige bezetting van Taiwan. De beslissende factor zou echter wel eens de economische afhankelijkheid van Taiwan van de wereld en speciaal van China kunnen zijn. Het eiland produceert namelijk meer dan de helft van alle chips ter wereld die worden gebruikt in elektronische apparaten, van raketten tot mobiele telefoons. Het is dus in het belang van China de infrastructuur van Taiwan zo min mogelijk te verstoren. Zodoende volgt China een dubbele strategie: naast intimidatiecampagnes en psychologische oorlogsvoering, zoekt het tegelijkertijd ook economische en politieke samenwerking, gericht op eenwording. Zo stimuleert China elites aan beide kanten van de Zeestraat van Taiwan om economische integratie aan te moedigen en steunt het de KMT, de Chinese Nationale Partij, om te proberen Taiwan via verkiezingen in te palmen. Net als de landen rond de Zuid-Chinese Zee zit ook Taiwan klem tussen de VS en China. Diplomatieke bezoeken en vriendelijke woorden van de VS aan het adres van Taiwan leiden vaak tot een militaire dreigementen van China.

Ervaringen van diaspora-activisten in een tijd van grote spanning tussen de VS en China

May Wu is een activiste op het gebied van sociale rechtvaardigheid. Zij werkt met Chinese studenten en staat in contact met activisten in de VS en daarbuiten. In de VS leven momenteel meer dan driehonderdduizend Chinese studenten. May benadrukt hoe belangrijk het is om hen te mobiliseren nu zij in een meer liberale omgeving leven, die hun meer mogelijkheden biedt zich aan te sluiten bij sociale bewegingen. Maar diaspora-activisten kampen vaak met een drievoudig probleem, omdat zij ten eerste activist zijn, ten tweede immigrant zijn in het land waar ze nu wonen, en ten derde activist waren in hun land van herkomst. Zo controleert China zijn diaspora-activisten in de VS streng en agressief.

Tegelijkertijd kwamen de diaspora-activisten afgelopen jaren klem te zitten tussen de VS, China en een groeiende publieke vijandigheid door de verslechterende relatie tussen beide landen, de opkomst van Trump en het anti-Aziatische geweld na de uitbraak van de coronapandemie. Toen Chinese studenten en activisten deelnamen aan de Black Lives Matter beweging in de VS, zagen de doorsnee Chinezen hun acties als een bewijs dat ze waren gehersenspoeld door “westerse liberale waarden”, en hielden sommige Amerikanen hen voor Chinese communistische spionnen die waren gestuurd om de VS te ondermijnen.

We moeten af van het stereotype dat Chinese diaspora-activisten zich het beste kunnen concentreren op problemen met hun eigen regering in China. Diaspora-activisten kunnen praktisch en intellectueel enorm veel bijdragen aan de sociale beweging in hun land van verblijf. Tijdens de Black Lives Matter beweging deden sommige Chinese studenten uit solidariteit mee aan demonstraties, namen ze deel aan initiatieven onder leiding van mensen van kleur, organiseerden ze workshops over actuele onderwerpen en zochten ze samen met niet-Chinese medestudenten verkopers in Chinatown op om te praten over de Black Lives Matter-beweging. Chinese studenten in de VS kennen een lange geschiedenis van organisatie van sociale bewegingen samen met activisten uit verschillende landen. Hun deelname aan het huidige activisme in de VS is een sprekend voorbeeld van hun internationale identiteit, waardoor zij in staat zijn goede contacten op te bouwen met lokale gemeenschappen.

Sophie Chen

Oorspronkelijke tekst: “Chapter 5. China and the world” uit het boekje “China and the World – an introduction for activists” van oktober 2022. Het is een samenvatting van een webinar van China-deskundigen/activisten. Voor deelnemers aan de webinar, bronnen en linken zie het boekje. Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit. Wordt vervolgd.