Wij zijn de UvA

Op 25 februari jongstleden is het Maagdenhuis bezet. Enkele uren na de bezetting heeft het College van Bestuur (CvB) aangifte gedaan van huisvredebreuk. Hierin is een uitspraak opgenomen over de aanwezigheid van “een tweetal jonge, vermoedelijk Marokkaanse jongens, [die] zich tussen de bezetters bevonden, welke duidelijk te jong waren om studenten van de Universiteit van Amsterdam te zijn.” Waarom vond het CvB het relevant om deze alinea op te nemen in zijn aangifte tegen de bezetting van het Maagdenhuis? Op het moment van aangifte waren er tientallen mensen aanwezig in het Maagdenhuis – een heterogene groep van ouderen en jongeren: docenten, studenten, scholieren en anderen die zich betrokken voelden. Wij vinden het zeer verontrustend dat het CvB de aanwezigheid van twee ‘vermoedelijk Marokkaanse’ jongeren als zorgwekkend ervaart, terwijl niet wordt verwezen naar andere aanwezigen die te jong zouden zijn om te studeren. Blijkbaar is de combinatie van de mogelijke etnische achtergrond én de ogenschijnlijk jonge leeftijd van de twee aanwezigen (en wellicht ook het feit dat het hier om twee jongens gaat) voldoende om aan te nemen dat zij onmogelijk studenten van de Universiteit van Amsterdam kunnen zijn. Het CvB houdt er een stereotype beeld van UvA-studenten op na. Een beeld dat niet van deze tijd is en dat wij veroordelen. Kunnen er aan de Universiteit van Amsterdam geen jonge, Marokkaanse jongens studeren – überhaupt geen jongens die op Marokkanen lijken?
Moeten wij jonge mensen met een ‘vermoedelijk Marokkaanse afkomst’ automatisch als een bedreiging voor de orde en veiligheid beschouwen? Het opnemen van bovengenoemde zin in de aangifte moet in het licht worden gezien van een sterk polariserend maatschappelijk debat waarin zeer negatief geladen beelden over Nederlanders van Marokkaanse afkomst een belangrijke rol spelen. Met haar aangifte toont het CvB hoe weinig kritisch zij zich opstelt tegenover deze negatieve stereotyperingen en de criminalisering van een Nederlandse bevolkingsgroep. Ernstiger nog, het CvB gebruikt en versterkt daarmee dit stereotype beeld. Dat is afkeurenswaardig voor een kennisinstituut en geeft blijk van institutioneel racisme. Een CvB dat bijdraagt aan de criminalisering en stigmatisering van mensen, is niet in staat om al zijn studenten en medewerkers te vertegenwoordigen. Een CvB dat discrimineert op basis van ras, etniciteit, sekse en leeftijd verliest zijn legitimiteit en daarmee de steun van ons allen. Dit is discriminatie. Dit is racisme. Dit is verwerpelijk. Dit is niet ons CvB. Wij zijn de UvA.

In Wij zijn de UvA (VermoedelijkUvA)