Het ‘vriendelijke’ Nieuwe Kolonialisme (Afrika-serie deel 4)

(Van vagabond Beaumont op Flickr/CC BY-NC-ND 2.0 Deed, niets veranderd.)

De plundering van Afrika is op dit moment erger dan de uitbuiting in de jaren 1884-1960, de koloniale tijd. Maar waar is dan het massale verzet? Hoe hebben de westerse landen dat voor elkaar gekregen: veel uitbuiting en weinig verzet? Hoe zit het Nieuwe Kolonialisme in elkaar?

Een recent onderzoek schat de plundering van Afrika voor de periode 1960-2010 op 152 duizend miljard dollar door de ongelijke ruilvoet, waarbij de westerse valuta duur zijn en de Afrikaanse heel erg goedkoop. Bedenk, om een idee te krijgen van dit astronomische bedrag, dat de economie van de VS jaarlijks ongeveer 25 duizend miljard dollar bedraagt. Als je weet dat zeventig procent van de producten in Europa en Noord-Amerika direct of indirect afkomstig zijn uit de voormalige kolonies, dan snap je hoe een groot visionair Kwame Nkrumah (revolutionair en eerste premier van Ghana) was, toen hij neo-kolonialisme gevaarlijker noemde dan het ouderwetse kolonialisme.

Onze Afrika-serie
1. Wat er gebeurt in Niger is helemaal geen doodgewone staatsgreep
2. De junidagen: Senegals strijd voor rechtvaardigheid
3. Lumumba inspireert nog steeds strijd voor verandering in Congo
4. Het ‘vriendelijke’ Nieuwe Kolonialisme

Maar waarom lijken Afrikanen dan tevreden te zijn met kleine dingen, zoals zwarte gezichten in een bepaald ambt, zogenaamd democratische verkiezingen, een aantal inheemse kapitalisten, samenwerkingsverbanden met voormalige kolonisatoren, voetbal, de Engelse taal, wifi en allerlei westerse merkproducten? Het Franse kolonialisme houdt West-Afrika onder de duim via de CFA frank (door Frankrijk gedomineerde West- en Centraal-Afrikaanse munt). Maar toch is er geen gezamenlijke Afrikaanse inspanning om de veertien betrokken landen te bevrijden, zoals in de strijd tegen apartheid in Zuid-Afrika of voor de bevrijding van Mozambique. Waarom niet?

Mijn stelling is dat deze onverschilligheid, berusting, zelfgenoegzaamheid, dit zetbaasgedrag en vals geluk, het resultaat zijn van het Nieuwe Kolonialisme, een zorgvuldig opgebouwd toneelstuk, waar de Afrikaanse geschoolde klasse in mee dient te spelen.

Het Nieuwe Kolonialisme

Voortdurende oproepen tot “dekolonisatie” leiden tot nobele eisen zoals “herstelbetalingen”, “dekolonisatie van de kennisproductie” of “dekolonisatie van de academie” en tot pleidooien voor samenwerking tussen westerse en Afrikaanse wetenschappers. Dit is allemaal goed bedoeld, maar staat mijlenver af van daadwerkelijke dekolonisatie. Zelfs als de universiteiten gedekoloniseerd zouden zijn, als de gestolen kunstwerken teruggegeven zouden zijn, en als samenwerkingsverbanden tussen westerse en Afrikaanse wetenschappers verbeterd zouden zijn, zal Afrika een verarmd continent blijven, omdat het westen blijft plunderen.

Nkrumah’s levendige en profetische boek uit 1965 “Neo-colonialism: the last stage of imperialism” beschrijft gedetailleerd de manieren waarop de kolonisator het continent zal blijven uitbuiten. Maar het heeft jammer genoeg te weinig aandacht voor de ‘vriendelijke’ technieken waarmee het westen de plundering in praktijk brengt. Het geniale van het Nieuwe Kolonialisme is hoe het zich iedere keer op een andere manier fraai weet te presenteren, waarbij het telkens lijkt alsof het Nieuwe Kolonialisme een en al oog heeft voor de belangen van de gekoloniseerden.

Er is veel onderzoek gedaan naar de verschrikkelijke gevolgen van de structurele aanpassingsprogramma’s van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. Hoe de voormalige kolonisatoren slechts dertig jaar na de onafhankelijkheid terugkeerden, privatisering predikten en afdwongen, en toezagen op de ondergang van de economieën die de Afrikanen aan het opbouwen waren. Hoewel dit allemaal bekend is, hebben voorstanders van de markteconomie massa’s mensen op een verdekte manier ervan weten te overtuigen dat de armoede in Afrika door Afrika zelf is veroorzaakt, niet zozeer door luiheid, maar door het onvermogen om kansen te zien en die te grijpen. Stereotiepe meningen als “Afrikanen kunnen geen zaken doen”, omdat ze geen zakelijke vaardigheden hebben of omdat ze gewoon hebzuchtig zijn, of “Afrikanen zien geen kansen”, woekeren voort en vormen de basis voor veel projecten, van zowel de overheid als van westerse ngo’s. Er zijn ongelooflijke aantallen “onderwijs-” en “zelfhulpprogramma’s” en “cursussen voor startende ondernemers” in Afrika. Het westen overspoelt het continent met ontelbare ngo’s die de mensen willen “leren” hoe armoede te overwinnen en succesvol te concurreren in een vrije markt-wereld.

Terwijl het oude kolonialisme bekend staat om zijn wreedheid, geweld, witheid, toeëigening, moord, vernietiging en racisme, wordt het Nieuw Kolonialisme gekenmerkt door een heel andere stijl van optreden, zodat je het niet makkelijk herkent als kolonialisme. In de oude orde hoefden inheemse mensen geen doctoraat of masterdiploma te hebben om het te herkennen als kolonialisme. Iedereen zag het en verzet was een natuurlijke, onwillekeurige reactie. De stijl van het Nieuwe Kolonialisme varieert van schijnbaar onschuldige en welwillende hulp tot keiharde onderhandelingen achter gesloten deuren, soms wel en soms niet gecombineerd met het spektakel van geweld.

Verdragen lijken wederzijds overeengekomen. “Dit is het beste wat we konden krijgen”, concludeert de Afrikaanse half opgeleide elite. Op andere momenten, als dit soort Afrikanen zich vrijwillig in laat lijven, voelen zij zich hulpeloos, en vragen zich gelaten af: “Wat kunnen we doen?”. Op deze manier weten westerse landen grote aantallen Afrikaanse “tussenpersonen” te ronselen en hen bewust of onbewust medeplichtig te maken aan de uitbuiting van hun eigen land.

Vriendelijke kolonisatoren

In tegenstelling tot mannen in kaki korte broeken die met geweren rondlopen en de inheemse mensen commanderen, zijn onze nieuwe kolonisten gekleed in designerpakken – gewoonlijk met witte overhemden en rode of marineblauwe stropdassen – en glimlachen ze voortdurend van links naar rechts. Ze zijn onze vrienden, we gaan vriendschappelijk met ze om. We eten met ze, we bezoeken hun huizen en zij bezoeken de onze. Hoewel de meesten van hen wit kunnen zijn, is een groot aantal van hen zwart. Hoewel sommigen van hen op een bedekte manier racistisch zijn, is de meerderheid van hen helemaal niet racistisch. We trouwen zelfs met hen en zij trouwen met ons. Er zijn geen wijken of restaurants “alleen voor witten”. De koloniale afstand tussen gekoloniseerde en kolonisator zit hem nu in de prijzen van de huur en het exclusief eten, en in de hoge salarissen voor koloniale arbeid.

Wanneer nieuwe kolonisatoren naar Afrika worden gestuurd voor een zachtaardige, koloniale missie – ambassadeurswerk, werk voor stichtingen, agentschappen, adviesbureaus of gewoon veldwerk – gelden er voor deze agenten speciale salarisschalen, en afhankelijk van waar ze naartoe gaan “gevarengeld”. Het maakt niet uit of ze hetzelfde werk doen als de inheemse mensen, zij krijgen gewoon meer. Er wordt wel beweerd dat deze extra beloning het “ongemak” van werken in het buitenland moet compenseren.

Hoewel heel wat van de nieuwe kolonisatoren geloven in het belang van mijnbouw en grootschalige op export gerichte landbouwbedrijven, en agressief is in de uitvoering daarvan, zijn de meesten van hen slechts loonwerkers, eenvoudige dienaren. Maar ook die zijn ervan overtuigd dat hun werk in Afrika het welzijn van de Afrikanen bevordert. Ze draaien mee in welwillende projecten, zoals “democratie bevorderen”, “mensenrechten bewaken” of “financiële inclusie”. Ze proberen de inheemse mensen een cultuur van sparen aan te leren, de rechten van vluchtelingen te beschermen, milieubehoud te bevorderen, honger en ziekten te bestrijden, de rechten van vrouwen te respecteren, de toegang tot medische zorg te verbeteren. En ga zo maar door.

De oorzaken van deze problemen bespreken deze nieuwe kolonisatoren nooit uitgebreid. Ze brengen ze niet in verband met mijnbouw of plantages of met de onrechtvaardige ruilvoet, maar ze komen aan met stereotiepe opmerkingen als: Afrikanen missen dit, Afrikanen missen dat, en dus interventie zus en cursus zo. Zelfs als de fundamentele oorzaken wel ter sprake komen, ligt de aanpak van de projecten al van tevoren vast en moeten de dienaren die alleen maar uitvoeren, en niet proberen de fundamentele problemen aan te pakken. Aangezien de problemen echt bestaan, waarderen de gewone inheemse mensen die er aan lijden iedereen die ook maar verdoving aanbiedt. En van hun kant vinden de aanbieders van deze verdoving – de stichtingswerkers, het ambassadepersoneel – het prettig om de pijn te verlichten.

Dubbele standaard

Heb je je ooit afgevraagd waarom expats van Europese of Noord-Amerikaanse agentschappen en stichtingen in Afrika zo toegewijd hulp verlenen, subsidies verstrekken en eindeloos “oproepen tot het indienen van voorstellen”, terwijl de kwesties waarvoor ze zich al jarenlang inzetten nooit verbeteren? Waarom blijven zij ngo’s voor mensenrechten, democratie, volksgezondheid, onderwijs, empowerment van het bedrijfsleven, enzovoorts, ondersteunen, als ze weten dat de zaken alleen maar verder uit de hand lopen? Er wordt hier met twee maten gemeten. Terwijl het in Europa en Noord-Amerika het werk van de staat is om een omgeving te creëren waarin mensen kunnen gedijen – democratie, stimulering van het bedrijfsleven, mensenrechten – beweren ze dat in Afrika deze dingen kunnen worden verbeterd door ngo-inzet. Waarom?

Neem bijvoorbeeld het ondersteunen van een startend bedrijf in Duitsland. Dat begint pas belasting te betalen als het twintig duizend euro winst heeft gemaakt. In datzelfde land is de rente voor bedrijfsleningen maximaal anderhalf procent. Het is de overheid die dat bepaalt en geen enkele ngo kan daar iets aan veranderen. Diezelfde Europese en Noord-Amerikaanse banken domineren de financiële markten in Afrika. Terwijl diezelfde banken daar liefdadigheidsstichtingen in het leven roepen, zetten zij tegelijkertijd Afrikaanse leiders onder druk om geen lage rentetarieven op te leggen. En de reden? Ze hebben vertrouwensproblemen met de Afrikaanse lener.

Toen Kenia bijvoorbeeld in 2016 de rente op commerciële leningen beperkte tot vier procent boven de rente van de centrale bank, had dit volgens het financiële dagblad The Economist “een averechtse uitwerking”. “Bankiers verlaagden de kredietverlening aan kleine bedrijven, met als reden dat de opbrengsten van de leningen niet langer in verhouding stonden tot de risico’s”. De Keniaanse centrale bank besloot daarop, in 2018, het renteplafond te schrappen. Zo saboteerden westerse banken de Keniaanse economie! Het punt waar het hier om gaat is dat beweringen als “Afrika heeft een slechte spaarcultuur” of “Afrika heeft zo weinig zakelijk inzicht” het gladde neo-kolonialisme van westerse banken mogelijk maakt. Terwijl dit soort beweringen tegelijkertijd een enorme nadruk legt op het werk van ngo’s om de Afrikanen “spaarcultuur” en “zakelijk inzicht” bij te brengen.

Pak ze als ze jong zijn

Afrikanen zouden moeten begrijpen dat de genialiteit van de Nieuwe Kolonisator niet zit in onderhandelen en het afsluiten van contracten – die eerlijk gezegd niet veel verschillen van de gedwongen overeenkomsten van de vroegere koloniën – waarin Afrikaanse landen hun mineralen, industrieën en ecosystemen overdragen aan de kolonisator. Maar het geniale zit nu in de manieren waarop de basis wordt gelegd voor het aangaan van dit soort contracten, jaren voordat er zelfs maar een contract wordt overwogen.

Het verhaal begint met het vangen, masseren en voorbereiden van de potentiële, toekomstige Afrikaanse ondertekenaars van contracten, lang voordat ze ondertekenaar zijn. Jaarlijks vindt er een algemene selectie plaats van potentiële leiders, meestal de slimste jongeren in een bepaald land. Het gaat daarbij om studenten en ambtenaren, vertegenwoordigers van belangengroepen, en medewerkers van ngo’s. Die krijgen onschuldige zaken aangeboden zoals studiebeurzen, promotieplaatsen of zomercursussen. Momenteel is er in Europa en Noord-Amerika een concurrentiestrijd gaande om de harten en zielen van jonge Afrikanen uit de voormalige gekoloniseerde wereld.

Er is een enorm aanbod aan beurzen. Duitsland bijvoorbeeld heeft de Deutscher Akademischer Austauschdienst (DAAD) die beurzen verstrekt, en de Europese Unie heeft het Erasmus-Programma. Van beide ontving ik financiële steun. Groot-Brittannië heeft het Chevening Scholarship Programme, het Commonwealth Scholarship and Fellowship Plan, en het Rhodes Scholarship, gesticht door de beruchte Britse koloniaal bestuurder in Zuid-Afrika Cecil Rhodes. En ga zo maar door. Zelfs China geeft tegenwoordig beurzen aan Afrikanen via het China-Afrika vriendschapsprogramma, en de China Studiebeurs Raad.

In 2020 studeerden bijna anderhalf miljoen jonge mensen uit de voormalige gekoloniseerde wereld in Europa. Dat is een gigantisch aantal, waar de kolonisator hoe dan ook van profiteert. Als deze briljante jonge geesten na hun tijd in Europa of Noord-Amerika teruggaan naar hun eigen continent, keren ze terug als vrienden van de westerse macht, die hen verwende met zogenaamd gratis onderwijs. Als ze niet terugkeren, wat vaker gebeurt, blijven ze in het westerse land waar ze studeerden en gebruiken ze hun talenten in dienst van de kolonisator. Dit proces gaat nooit eens de andere kant op. Het is een tragedie, temeer omdat het onderwijs in de voorheen gekoloniseerde wereld er onder lijdt dat de beste hoofden per luchtbrug verdwijnen. In zeldzame gevallen keren de afgestudeerden terug naar hun continent als gewetensvolle revolutionairen, klaar om de machthebbers in hun land van herkomst uit te dagen. Maar dit kwam vaker voor onder het vroegere kolonialisme.

Gewillige tussenpersonen

Daarnaast zetten westerse landen Afrikaanse politici in bedekte of agressieve termen onder druk door hen financiële ‘hulp’ of wapens aan te bieden op voorwaarde dat zij voldoen aan de westerse wensen. Of dreigen zij bij presidentsverkiezingen hun politieke steun aan een tegenkandidaat te geven. Het gevolg is dat de meeste beslissingen over zaken als mijnbouw, bankieren, landbouwexporten en handelsvoorwaarden niet de onafhankelijke wil weerspiegelen van de zittende regering, maar die van de westerse landen. Afrikaanse politici worden daarmee in de positie van tussenpersoon, van handlanger gedwongen.

Toch wil ik de rol van de Afrikaanse politieke leiders in deze puinhoop niet bagatelliseren. Zij zijn vierkant verantwoordelijk voor al hun beslissingen en hun obsessie om de macht te behouden voor de kleine pleziertjes die horen bij het bekleden van een machtig politiek ambt. Ze zouden best de westerse bedreigingen kunnen negeren en hun politieke carrière of zelfs hun leven op het spel kunnen zetten voor het grotere goed van een waardig leven voor hun landgenoten. Maar dat doen ze maar zelden.

Maar het belangrijkste dat ik wil zeggen is dat we te maken hebben met een Nieuw Kolonialisme, waarbij de nieuwe kolonisator informeel optreedt. Er is geen directe vijandigheid meer tussen de gekoloniseerde en de kolonisator, zoals vroeger. De nieuwe kolonisator is vriendelijk en welwillend. Ondertussen manipuleert het westen de inheemse intellectuelen, de elite en de slimste jongeren subtiel tot gewillige tussenpersonen, tot hun handlangers. Verzet is wel degelijk mogelijk, maar niet zolang we blind zijn voor de schijnbaar vriendelijke manier waarop het westen Afrika uitbuit.

Yusuf Serunkuma

Yusuf Serunkuma is een Oegandese wetenschapper en journalist. Dit artikel is een verkorte versie van “Surrounded – an ethnography of new colonialism”, december 2022, van de website van Review of African Political Economy (ROAPE). Vertaling en bewerking: Jan Paul Smit.