Het succes van het Leidse strijdexperiment geeft de moed, de kracht en het plezier om door te gaan

Zet de wereld op z'n kop, organiseer van onderop.
Zet de wereld op z’n kop, organiseer van onderop.

Om goed en zelfbepaald te kunnen leven hebben we invloed nodig op onze omgeving. Die invloed en macht, die kunnen we alleen samen opbouwen. Om samen te werken aan een betere wereld moeten we onszelf dus organiseren en samen strijdervaringen opdoen in onze eigen omgeving. Zonder die collectiviteit en gedeelde strijdervaringen kunnen we geen verdergaande serieuze en succesvolle strategieën ontwikkelen en blijven onze radicale ideeën pure luchtfietserij. In Leiden zijn we daarom ruim zeven jaar geleden aan ons strijdexperiment begonnen. Het grootste deel van de tijd hebben we ons ingezet tegen de dwangarbeid die aan bijstandsgerechtigden wordt opgelegd. We deden veel ervaringen op en behaalden zelfs successen. Maar een sterke organisatie of beweging – groter dan Doorbraak zelf – hebben we nog niet weten op te bouwen. Een evaluatie en korte vooruitblik.

In september 2010 begon de Leidse afdeling van Doorbraak aan een strijdexperiment dat tot op de dag van vandaag doorloopt. “Ons doel is voorlopig beperkt tot het weer bij elkaar brengen van mensen, om zo bij te dragen aan de opbouw van protest”, schreven we destijds. “Tegelijk zien we ons project ook als een experiment om te zien of we een nieuwe methode kunnen ontwikkelen van actievoeren. We gaan daarom proberen steeds onze ervaringen te delen, en te rapporteren over onze vorderingen. Het is een langdurig proces, dat ongetwijfeld zijn ups en downs zal kennen, en dat mogelijk pas op de hele lange termijn iets zal opleveren. Maar we zijn vastberaden aan de slag gegaan.” We hebben sindsdien zeer veel gepubliceerd over ons project, van actieverslagen en evaluaties tot gedetailleerde informatieve stukken over de manier waarop dwangarbeid in Leiden en de repressie tegen ons georganiseerd wordt door de gemeente. Het is allemaal terug te lezen in ons dossier “Dwangarbeid Leiden”.

Ons eerste doel was het opzetten van een platform tegen de bezuinigingen. Het was vlak na aanvang van de vorige economische crisis en zo wilden we proberen om de protesten die daar tegen opkwamen te bundelen. Het idee was ook om lokaal in de stad aan de slag te gaan met organizing, een methode die rond die tijd bij de FNV begon aan te slaan. Natuurlijk is Doorbraak geen vakbond en natuurlijk hebben we geen fulltime betaalde krachten die deze arbeidsintensieve methode één op één zouden kunnen kopiëren. “Maar”, zo dachten we toen, “we kunnen er wel van proberen te leren en een aantal cruciale elementen overnemen in onze actiepraktijk. Zo proberen we voorafgaand aan onze activiteiten goed in kaart te brengen om welke bezuinigingen het precies gaat, welke mensen er last van hebben, waar ze te vinden zijn, wie er lokaal mogelijk verandering in kunnen brengen en welke belangen zij hebben. Ook willen we onszelf veel bewuster dan voorheen concrete doelen stellen en steeds evalueren of we daadwerkelijk op de goede weg zijn. We willen zo voortdurend leren van de dingen die niet helemaal goed gaan, en dat zijn er over het algemeen heel wat.” We begonnen met het voeren van gesprekken met mensen uit alle hoeken en gaten van de stad, vastbesloten om uit onze eigen kringen te stappen. Daarnaast organiseerden we enkele bijeenkomsten over problemen in de stad, onder andere met de Bijstandsbond.

Dubbel leerproces

We zijn ook meteen op zoek gegaan naar concrete strijdterreinen waarop we daadwerkelijk in conflict zouden kunnen komen met de overheid. We zagen strijd “als een dubbel leerproces. In de eerste plaats leren we met alle nieuwe mensen samenwerken en een actiepraktijk opbouwen. En ook hoe we nog beter actie kunnen voeren zodat meer mensen mee gaan doen. In de tweede plaats leren we ervan hoe de macht op ons reageert. We gaan proberen om de lokale machtsverhoudingen voor iedereen wat inzichtelijker te maken door de tegenstanders zo te prikkelen dat ze hun tanden laten zien. Alleen via strijd kunnen we leren hoe de altijd aanwezige machtsmechanismen in de praktijk werken. Hoe de gootjes lopen als het regent. We kunnen die confrontaties analyseren en daarover publiceren, en daar kunnen wij en andere activisten elders dan bij een volgende ronde op voortborduren. Al strijdend leert men organizen”, schreven we eind 2011. “Succes hebben we zo bezien al als we na een strijdperiode van enkele maanden iets leren over de tegenstanders, over effectiever actie voeren, en over contacten opbouwen. Kennis die we ook aan anderen kunnen overdragen.”

Het platform dat we samen met anderen opzetten, bleek geen succes. Na drie overleggen kwamen er nauwelijks nog mensen die niet ook al actief waren bij Doorbraak. We besloten ons daarop voor een tijdje vast te leggen op de strijd tegen dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden, zoals die vanaf november van dat jaar opgelegd werd in en vanuit DZB. Over die keuze dachten we zo: “In principe betreft ons strijdexperiment weliswaar alle lokale bezuinigingen ten gevolge van de crisis, maar in de praktijk hebben we voor een periode een keuze moeten maken. We kunnen niet op alle terreinen tegelijk volledig actief zijn en daadwerkelijk invloed uitoefenen, zo is althans onze ervaring. Daartoe zijn we eenvoudigweg met te weinig mensen. Wanneer we een ander strijdterrein zouden kiezen, dan zou hetzelfde probleem waarschijnlijk opdoemen. We vragen ons af of er manieren zijn waarop we onszelf en anderen zouden kunnen organiseren, zonder onszelf te beperken tot één terrein en toch daadwerkelijk macht op te bouwen. Eén organisatievorm met macht waarin we onszelf niet beperken tot één uit ons leven geïsoleerde identiteit, maar deelnemen als de werkenden, werklozen, studenten, huurders, zorgverzekerden, reizigers, vluchtelingen en migranten die velen in meerdere of mindere mate zijn.”

“Anders dan bij veel andere radicaal-linkse campagnes mikken we niet in eerste instantie op de media of ‘bewustwording’”, schreven we over onze aanpak. “We steken relatief weinig tijd in demonstreren en folderen. We hebben ons onderzoeksdossier natuurlijk gepubliceerd op onze website en opgestuurd naar politici en de gevestigde media, en daar zijn ook wel reacties op gekomen. Maar we mikken meer op het meedoen aan het dagelijkse concrete straatgevecht tussen de werklozen en degenen die hen dwangarbeid opleggen. Dat gevecht om de macht speelt zich momenteel nog af buiten het blikveld van de media, maar zal naarmate het succes heeft vanzelf wel doorsijpelen naar de politiek en de rest van de samenleving. Daar hoeven we ons geen zorgen om te maken, dat zien we nu al gebeuren met de bemoeienis van de partijen en bonden.”

Doorbreken

In een rapportage van zowat een jaar later schreven we met enige verbazing over hoe goed het lukte om dwangarbeid ter discussie te stellen en het opleggen ervan omstreden te maken. We hadden daadwerkelijke invloed verkregen met onze in actiekringen onorthodoxe methoden. “Contacten met de voor ons belangrijke mensen onderhouden we niet via de media, maar via gesprekken, dagelijks op straat, op kantoor, in de kantine, op bijeenkomsten en manifestaties. We hebben gesprekken gevoerd met vele tientallen Leidenaren, waaronder natuurlijk ook progressieve politici en vakbondsactivisten. Met onze tegenstanders communiceren we ook niet in eerste instantie via de media. Nee, we maken onze bedoelingen simpelweg duidelijk door hun dagelijkse onderdrukkende praktijk te ontregelen. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de medewerkers moeite krijgen met het handhaven van de discipline in het centrum. Het is gebleken dat het mogelijk is om zo met een relatief kleine organisatie via een zeer doelgerichte campagne de normale gang van zaken te doorbreken en concrete successen te boeken.”

“Feitelijk is van onze campagne weinig terug te vinden in de lokale of landelijke commerciële media. We hadden er geen behoefte aan om onze eigen linkse visie te laten verwateren door een journalist van bijvoorbeeld Telegraaf-dochter Leidsch Dagblad, en daarom hebben we onze eigen artikelen steeds direct verstuurd naar alle betrokken politici, beleidsmakers, medewerkers en mede-activisten. De meeste bobo’s zouden ons materiaal normaal natuurlijk nooit lezen, maar nu zijn ze er plots bijzonder in geïnteresseerd vanwege het directe machtsconflict. Al was het alleen maar vanwege nieuwsgierigheid. Wat zeggen ze nu weer? Wie pakken ze dit keer aan? En hopelijk blijf ik buiten schot! De bobo’s bleken steeds opnieuw zeer goed op de hoogte van onze schrijfsels.”

We voerden honderden gesprekken en gesprekjes tijdens vele tientallen bezoeken aan het dwangarbeidcentrum en ook elders in de stad, waaronder op ons kantoor in de Vrijplaats. Toch waren we verre van tevreden. Want, zo constateerden we, “we mogen dan een uitgebreid netwerk hebben opgebouwd, maar het is nog nauwelijks gelukt om mensen op een blijvende manier te organiseren. Dat is natuurlijk ook moeilijk op een plek waar de meesten niet langer dan een paar weken of maanden dwangarbeiden. Maar we werken eraan om de contacten met dwangarbeiders ook na die periode vast te gaan houden. Ons uiteindelijke doel met deze campagne is ook nog ver uit het zicht: de afschaffing van de dwangarbeid in Leiden. Maar daar hadden we vanzelfsprekend ook niet op gerekend voor de komende jaren.”

Succesjes

Afgeschaft was de dwangarbeid dus nog lang niet, maar we konden in oktober 2012 al wel een lijst met tien kleine strijdsuccessen presenteren. En belangrijker nog: we begonnen de strategie van het dwangarbeidcentrum door te krijgen. “In de omgang met Doorbraak en de dwarsliggende dwangarbeiders kiest het centrum steeds voor dezelfde strategie: het directe conflict uit de weg gaan”, analyseerden we in juni 2013. “Doorbraak-activisten mogen daarom niet meer naar binnen om in de kantine met dwangarbeiders te komen praten. Werkloze Doorbrakers hoeven niet te dwangarbeiden: ze worden actief van de werkvloer geweerd om te voorkomen dat ze daar aan het organiseren slaan. De leiding probeert bijna wanhopig om de dwangarbeiders uit de buurt van Doorbraak-activisten te houden, en schuwt daarbij zelfs waarschuwende gesprekken en intimidatie niet.”

Onze conclusie daaruit luidde: “Het enige dat ons momenteel rest, is concrete strijd tegen het dwangarbeidcentrum, waarbij we mikken op het onbeheersbaar maken ervan, en het onttrekken van zoveel mogelijk werklozen aan het regime van de dwangarbeid. We blijven tegen het centrum aan duwen, tot ze niet meer kunnen meegeven, en er een gevecht op gang komt dat leidt tot tegenmacht en publiciteit.” Nogmaals probeerden we een platform op te zetten om dat georganiseerd aan te pakken. Tevergeefs, zo moesten we erkennen. “We hebben na 1 en 2 mei twee bijeenkomsten georganiseerd met dwangarbeiders, voormalige dwangarbeiders, andere werklozen en sympathiserende werkenden. De meeste dwangarbeiders bleken echter niet zo gewend om te vergaderen en hebben ook weinig zin om na weer zo’n emotioneel slopende dag dwangarbeid er ook ’s avonds weer mee bezig te zijn. Ze denken volkomen begrijpelijk in hun vrije tijd liefst zo weinig mogelijk aan hun dwangarbeid. Een formele organisatie, een officieel Leids comité Dwangarbeid Nee, zit er daarom voorlopig niet in.”

Jarenlang stonden we een of soms twee keer per week – voor zover het weer en onze tijd het toelieten – op het plein voor het dwangarbeidcentrum te praten met bijstandsgerechtigden. De eerste maanden van 2015 hebben we echter even een stapje terug gedaan om ons experiment uitgebreid te evalueren. “Na een flink aantal avonden van discussie en analyse kwamen we tot de ietwat paradoxale conclusie dat, hoewel het organizen nauwelijks gelukt is, we wel onverwacht veel successen hebben geboekt. Sterker nog: de aanhoudende pogingen van de gemeente om ons experiment tegen te werken, blijken tegelijk vaak juist ook onze successen te zijn. Niet ons organizen, maar onze pogingen daartoe, die sterk werden beperkt door de gemeente, beperkten tegelijk de mogelijkheden van diezelfde gemeente om meer baanlozen langer aan de dwangarbeid te zetten.”

Niet geslaagd

Maar we waren niet geslaagd in onze opzet. “Na vier jaar moeten we helaas constateren dat we niet erg veel mensen formeel hebben weten te organiseren. Toch zijn onze pogingen niet helemaal vergeefs geweest. De Leidse afdeling van Doorbraak is gegroeid met een handvol actieve leden, en daarbuiten hebben we een aardig netwerk opgebouwd van uitkeringsgerechtigden met wie we regelmatig contact onderhouden (…) Maar anders dan in Amsterdam – waar we in de tussentijd wel een sterk actiecomité hebben weten op te bouwen – zijn er in Leiden buiten Doorbraak zelf geen formele proteststructuren van bijstandsgerechtigden ontstaan. We hebben wel een paar keer tevergeefs geprobeerd om samen met dwangarbeiders en andere bijstandsgerechtigden een platform of actiecomité op te starten. Maar uiteindelijk durfden ze onvoldoende, hadden ze geen zin om in hun vrije tijd ook nog met die vermaledijde dwangarbeid bezig te zijn, gokten ze erop dat ze geluk zouden hebben en dat het allemaal snel voorbij zou zijn, waren ze niet overtuigd van het nut of de kansen om daadwerkelijk iets te bereiken, waren ze niet gewend om autonoom samen iets op te zetten, enzovoorts. En wij bleken niet in staat om daarin verandering te brengen. Maar misschien moeten we wat dat betreft niet te hard zijn voor onszelf. Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de percentages schoonmakers die de betaalde fulltime FNV-organizers hebben weten te organiseren, dan doen we het misschien nog niet eens zo slecht. Wij zijn immers met veel minder activisten, worden niet betaald of gesteund door zo’n grote sterke club, en onze ‘doelgroep’ is veel kleiner en heeft nog minder bestaanszekerheid dan de schoonmakers, wat zeker beperkende gevolgen heeft voor het enthousiasme om mee te doen. Maar goed, we vormen als lokale afdeling van Doorbraak feitelijk wel een heel sterke zelforganisatie van baanlozen en sympathisanten die wel betaald werken, en van zulke clubs heb je er in Nederland (nog) niet zo heel veel. Dat is wel een verworvenheid, iets dat we via het experiment hebben opgebouwd.”

“Misschien is dat voorlopig wel een betere, of in ieder geval meer werkbare en haalbare, strategie dan organizen op de werkvloer: uitkeringsgerechtigden uit de dwangarbeid houden of krijgen, en ons dan samen met hen organiseren om nog meer mensen eruit te houden en te krijgen”, schreven we. Toch gaven we het idee om dwangarbeiders op hun werkvloer te organiseren nooit helemaal op. DZB zet ook buiten het centrum bijstandsgerechtigden aan de dwangarbeid, en we hebben steeds geprobeerd te achterhalen welke bedrijven zo profiteren van gratis arbeid. Incidenteel hoorden we verhalen over een bedrijf, maar meestal lukte het dan niet om in contact te komen met de dwangarbeiders daar. Om meer van de collaborerende bedrijven te achterhalen dienden we verzoeken in in het kader van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). “Met alleen een WOB-verzoek gaan we die strijd niet winnen”, schreven we, “maar het is wel een middel dat bij kan dragen en ons verder kan helpen in de strijd. De staat zal er waarschijnlijk wel nooit gewillig aan meewerken om informatie over zijn eigen handelen te geven. De WOB is een manier om de overheid te dwingen om stukje voor stukje toch de sluier net iets verder op te lichten dan men eigenlijk van plan was.” Maar de gemeente werkte ons voortdurend tegen en toen we eenmaal mondjesmaat informatie binnenkregen was het meeste daarvan voor ons doel onbruikbaar of al achterhaald. We publiceerden er toch een aantal artikelen over, waarop de gemeente niet altijd even goed wist te reageren.

Afgeschaft

In juli 2012 werd dwangarbeid afgeschaft voor hogeropgeleiden, in oktober 2014 voor baanlozen die de gemeente “job ready” achtte en een jaar geleden werd officieel niemand meer gedwongen gratis te werken. “In drie stappen, in ruim vijf jaar, van dwangarbeid naar ‘vrijwillig’ gratis werken. Waarom?”, vroegen we ons af. “Echte argumenten worden daar door de beleidsmakers niet voor gegeven, gratis werken is in de propaganda immers een onmisbaar instrument. Is er simpelweg onvoldoende productiewerk voor iedereen, zoals we regelmatig horen van dwangarbeiders? Of heeft het te maken met verzet? Begint ons halsstarrige protest de ‘goede naam’ van DZB aan te tasten? En hoopt men met deze laatste stap eindelijk van ons verlost te raken? Het kan allemaal een rol spelen, maar de meest voor de hand liggende oorzaak heeft te maken met de beheersbaarheid in het centrum. Het via dwangarbeid voortdurend vernederen en toch onder controle houden van flinke groepen mensen mag dan een lucratief verdienmodel lijken, maar het kost tegelijk een berg geld aan salarissen van bewakers, en ook de juridische procedures naar aanleiding van bezwaarprocedures tegen opgelegde strafkortingen zijn niet gratis.”

“De officiële afschaffing van dwangarbeid is een success story van verzet, niet zozeer van de organisatie Doorbraak als wel van de verschillende opeenvolgende generaties bijstandsgerechtigden die zich verzet hebben, die gedreigd hebben met verzet of met wie men gewoon het risico niet durfde te nemen. Maar vanzelfsprekend heeft de strijdbare sfeer die wij neergezet hebben, op straat en op internet, wel enige invloed gehad. Onze vasthoudendheid heeft de directie vast en zeker aangezet om voortdurend op zoek te blijven naar manieren om het tegenstribbelen te verminderen en zo de beheersbaarheid te vergroten”, schreven we. Nog steeds horen we incidenteel wel verhalen van baanlozen die gedwongen worden zich ‘vrijwillig’ aan te melden voor de dwangarbeid. Feitelijk afgeschaft is het fenomeen dus nog niet. “De enige manier waarop we er helemaal zeker van kunnen zijn dat er geen baanlozen meer tot dwangarbeid aangezet kunnen worden, is door gratis werk helemaal af te schaffen, niet door het ‘vrijwillig’ te maken”, concludeerden we. Opmerkelijk is dat de SP, die als collegepartij dwangarbeid invoerde en daarna jarenlang bijstandsgerechtigden aan de dwangarbeid liet zetten, het nu plots als een verdienste presenteert dat men daarmee gestopt is. In een opsomming van al hun successen van de afgelopen jaren schreef de partij triomfantelijk: “Mensen die in Leiden een bijstandsuitkering aanvragen hoeven niet langer verplicht zes weken bij reïntegratiebedrijf De Zijl Bedrijven (DZB) ondermaats werk te verrichten voordat hun begeleidingstraject naar een nieuwe baan begint.” Wijselijk vertelden ze er niet bij dat de partij jarenlang onder druk heeft gestaan van ons en andere arbeiders voordat ze eindelijk over gingen tot het formeel beëindigen.

Bagage

We hebben een aanwijsbare bijdrage geleverd aan de formele afschaffing van dwangarbeid in Leiden. We hebben ruim zeven jaar collectieve strijdervaring in onze bagage. Maar we hebben buiten onze eigen structuur geen mensen weten te organiseren. We gaan zeker door, en hebben gemerkt dat een of twee opstandige geesten al een vonkje kunnen ontsteken dat tot verdergaande strijd en organisatie kan leiden, denk aan dwangarbeider Achmed. Of aan flexhuurster Busra die samen met de Bond Precaire Woonvormen (BPW) aardig wat ophef veroorzaakte. We hebben ons gedurende ons project goed verdiept in het model dat de BPW en bijvoorbeeld ook Vloerwerk hanteren, maar het probleem bij die aanpak blijft in onze ogen de doorstart, na een succesvolle actie, richting een sterke blijvende organisatie. Kortom, in onze ogen is de potentie van collectief verzet er altijd en moeten we simpelweg op zoek blijven naar mogelijkheden om het tot bloei te brengen.

Een formele organisatie, met bijbehorende democratische strategische en tactische besluitvorming hebben we dan niet weten op te bouwen, maar we hebben in de loop der jaren in Leiden wel een enorm netwerk opgebouwd. Niet alleen via de strijd met bijstandsgerechtigden, maar bijvoorbeeld ook via andere strijden waar dezelfde Doorbraak-activisten bij betrokken zijn, zoals die tegen Zwarte Piet en die voor en met ongedocumenteerden en hun familie en vrienden. Daarnaast kennen we veel mensen via de Vrijplaats, het centrum waarin ons landelijke kantoor gevestigd is en waar heel veel mensen komen die getroffen worden door het bijstandsregime, door flexwerken en -wonen, door bezuinigingen, en door racisme (op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld) en uitsluiting (illegalisering).

Doorbraak bestaat in Leiden uit een behoorlijk diverse groep mensen aan de onderkant van de samenleving, en als zodanig lopen we allemaal aan tegen veel van dezelfde problemen: dwangarbeid, repressieve reïntegratie- en inburgeringstrajecten, gebrek aan goede en betaalbare woonruimte, neo-liberale managementtechnieken op het werk, enzovoorts. We komen voor elkaar op en steunen elkaar met woord en daad. En dat geldt ook voor heel veel andere mensen die we door de jaren heen spraken en met wie we banden opbouwden. Ongedocumenteerde vluchtelingen en migranten die we ontmoetten en steunden via ons spreekuur De Fabel van de illegaal, kwamen we later weer tegen als inburgeraars of dwangarbeiders, of zelfs regelmatig als dwangarbeidende inburgeraars. De kennis en methoden die we opdoen bij onze strijd tegen dwangarbeid, komen regelmatig ook weer van pas bij de strijd met en voor bijvoorbeeld ongedocumenteerden en flexhuurders.

Als Leidse groep hebben we naast ons eigen strijdproject overigens ook elders ervaring opgedaan. We waren nauw betrokken bij het opzetten van de Dwangarbeid Nee-comités in Amsterdam en Groningen, we hebben een handje geholpen in Zoetermeer en pogingen gedaan om ook in Utrecht en Den Haag zulke comités van de grond te krijgen. We zijn landelijk ook actief tegen andere, nieuwere vormen van dwangarbeid, zoals Flextensie, en we werken aan steeds nauwere contacten met de BPW, wat onder meer leidde tot onze gezamenlijke inzet voor de eerder genoemde flexhuurster Busra. Daarnaast hebben we ook internationaal banden opgebouwd, en door de jaren heen bijeenkomsten georganiseerd met activisten tegen dwangarbeid uit Frankrijk, Duitsland, Engeland en Griekenland om strijdervaringen uit te wisselen en translokale inspiratie op te doen. En vanuit Leiden zijn activisten van ons naar Athene, Londen en Parijs geweest om die contacten verder uit te bouwen.

We hebben met onze strijd en onze verslagen daarvan aardig wat mensen in het land geïnspireerd. Veel mensen waren blij dat er eindelijk iets gebeurde tegen dwangarbeid en besloten ons hun verhaal ook te vertellen. We hebben regelmatig mensen in andere steden en dorpen geprobeerd te steunen bij hun vaak eenzame strijd tegen dwangarbeid. Wat ook aansloeg bij veel mensen die zich inzetten tegen dwangarbeid waren onze pogingen om onze ervaringen te veralgemeniseren in meer theoretische stukken, over onder meer ‘linkse’ pro-dwangarbeid propaganda, verdringing en de toekomst van vrijwilligerswerk.

Ook hebben we vorig jaar het initiatief genomen tot een van onderop-blok bij de 1 mei-demonstratie van de FNV, waarbij we de nadruk legden op strijd tegen flex en dwangarbeid. Zo bouwen we niet alleen goede contacten op met organisaties met vergelijkbare ideeën en manieren van strijden, zoals IMWU, de BPW, Vloerwerk, de Vrije Bond en de Bijstandsbond, maar proberen we ook de FNV te prikkelen. Want sinds we in Leiden en Amsterdam een tijdje wat minder van onderop tegen dwangarbeid ageren, lijkt de FNV er van bovenaf steeds meer met de pet naar te willen gaan gooien. Ook voor dit jaar zijn we weer bezig om samen met andere groepen zo’n eigen 1 mei-blok te organiseren. Zo proberen we onze ervaringen en strijdbaarheid ook een landelijke uitstraling te geven.

Evaluatie

Nieuwe ronde, nieuwe kansen

Met vijf Doorbraak-activisten hebben we op woensdagochtend 7 maart anderhalf uur gepost voor de deur van de Sociale Dienst. De bewaking herkende ons en was vanzelfsprekend meteen in alle staten. Want stel je voor: baanlozen zouden eens uit hun isolement komen, ervaringen uitwisselen of zich zelfs organiseren! We hebben in totaal zo’n vijftien gesprekken gevoerd en steeds na afloop onze nieuwe flyer meegegeven (zie onderaan het artikel). De meest voorkomende klacht was dat medewerkers mondeling nadrukkelijk proberen te voorkomen dat een baanloze een schriftelijke aanvraag indient voor een uitkering of bepaalde toeslag, terwijl men daar mogelijk wel degelijk recht op heeft. Sowieso heeft iedereen het recht om welke aanvraag dan ook in te dienen. In sommige andere Europese landen is de ervaring dat er zo bewust en structureel informele barrières worden opgeworpen om te bezuinigen, dus door feitelijk en soms letterlijk bij de voordeur te voorkomen dat mensen hun recht halen. Is er in Leiden ook zo’n informele poortwachtersfunctie ingevoerd? Waarbij rechten formeel blijven bestaan (“kijk eens hoe sociaal we zijn in deze stad”), maar in de praktijk ontoegankelijk gemaakt worden via misleiding (“indienen heeft geen zin, je aanvraag wordt toch niet toegekend”).

Momenteel zitten we weer in een fase waarin we uitgebreid onderzoeken en nadenken over welke dagelijkse van-onderop-strijden zich in Leiden momenteel het beste zouden lenen voor een voortzetting van ons strijdproject. We gaan de komende maanden in ieder geval weer gestructureerd gesprekken aan met zoveel mogelijk mensen aan de onderkant van de samenleving om te horen tegen welke problemen ze aanlopen en wat ze daar tegen ondernemen. We gaan onder meer flyeren bij organisaties waar mensen langs moeten voor hun uitkering en woonruimte. We kijken daarbij sowieso verder dan alleen dwangarbeid of bijstand. Het is voor een levensvatbare beweging belangrijk dat we ons niet beperken tot één strijd, tot een kunstmatig losgemaakt deel uit ons leven, zo zeiden we niet voor niets aan het begin van ons project. We hopen dat al die gesprekken aanknopingspunten zullen bieden voor het ontwikkelen van nieuwe concrete collectieve strijden.

We zijn en blijven optimistisch. We gaan de wind vermoedelijk meekrijgen de komende jaren. Er lijkt zich een – momenteel weliswaar nog kleine – trend te ontwikkelen van het zich zoveel mogelijk autonoom organiseren van onderop. Naast de organisaties met wie we ons 1 mei-blok organiseren, zien we dat nu ook steeds meer terug bij bijvoorbeeld Deliveroo Riders, postmedewerkers, enzovoorts, ook internationaal. Vaak, maar niet altijd, springen de gevestigde bonden na een poosje bij. Dat is een goede ontwikkeling, mits de arbeiders hun strijd autonoom kunnen blijven bepalen.

Dat we tot op heden niet het succes hebben waarnaar we op zoek zijn, ligt natuurlijk voor een flink deel ook buiten ons. Het politieke moment is en blijft bepalend, en de kans is groot dat met het tijdelijk weer aantrekken van de economie mensen iets meer zekerheid ervaren en makkelijker de persoonlijke risico’s durven te nemen die altijd aan verzet verbonden zijn. Daar staat tegenover dat we allemaal al decennialang bloot staan aan een steeds verdergaande individualistische socialisatie in het onderwijs en op het werk (levenslang leren), ja eigenlijk overal. Daarnaast is natuurlijk ook onze locatie bepalend: Leiden is een rechtse studentenstad met een relatief grote verarmde arbeidersklasse. Van de meeste studenten hoeven we niet veel te verwachten en ook niet van het door en door liberale gemeentebestuur. B&W en de gemeenteraad slaan vaak enigszins progressieve taal uit, maar de praktijk is keihard neo-liberaal. Gepamperd worden vooral de hoogopgeleiden, de universiteit en de zwaar gesubsidieerde onderzoeksinstituten in het bio-science park. De o zo belangrijke klasse der beeldschermwerkers profiteert maar al te graag van de goedkope – en via dwangarbeid zelfs gratis – arbeidskrachten in de schoonmaak, groenvoorziening, fietsenstallingen, eetgelegenheden, beveiliging en vergelijkbare sectoren.

En protest en verzet van onderop poogt men onschadelijk te maken via vormen van repressieve tolerantie, waarbij de belangrijkste critici van het beleid (toch ook vaak hoogopgeleiden) op sluwe wijze worden gevrijwaard van de ergste gevolgen ervan, en betrokken worden bij de uitvoering ervan. Ons huidige strijdterrein, dat van de bijstand, leent zich niet per se erg goed voor verzet, aangezien het om de meest machteloze mensen in de samenleving gaat: mensen op de rand van de financiële afgrond en die vaak ook nog eens vanwege hun huidskleur, afkomst, gender of geloof worden achtergesteld.

Onze strijd vindt dus plaats tegen die achtergronden. Die vormen een gegeven waar we weinig aan kunnen veranderen. We willen dan ook niet al te streng tegen onszelf zijn. We doen ons best, gegeven de politieke, sociale en geografische situatie waarin we ons bevinden. En we blijven op zoek naar contacten en mogelijkheden. De strijd is op een bepaalde manier ook geen keuze: het gaat om onszelf, om onze levens, onze inkomens, daken boven onze eigen hoofden. Eén ding hebben we sowieso: een stevige eigen organisatie die ons de moed, de kracht én het plezier geeft om door te gaan.

Eric Krebbers

Voorkant van de nieuwe flyer die we op woensdag 7 maart 2018 meegaven na gesprekken met voornamelijk bijstandsgerechtigden.
Voorkant van de nieuwe flyer die we op woensdag 7 maart 2018 meegaven na gesprekken met voornamelijk bijstandsgerechtigden.
Achterkant van diezelfde flyer.
Achterkant van diezelfde flyer.