De materiële erfenis van de Lombokexpeditie

In het Rijksmuseum is de vitrine vol gouden en zilveren ringen, diamanten en serviesgoed niet het enige geroofde goed uit Lombok. Waar deze voorwerpen nog in bruikleen zijn van het Museum van Wereldculturen, kent het museum als cultuurhistorische instelling ook zijn eigen buit uit Lombok. Zo verwierf officier van gezondheid Jan Willem Portengen (1857-1917) verschillende krissen, geweren, lansen, een harpoen, een mes, een geel koperen lampje met graveerwerk en een “miniatuur-lila” uit de oorlog op Lombok. Hij nam ze mee naar Nederland en schonk ze aan het Nederlandsch Museum van Geschiedenis en Kunst, onderdeel van het toenmalige Rijksmuseum. Daar vormen ze nu samen met andere in 1894 buitgemaakte VOC-kanonnen (waaronder verschillende die u op zaal in het museum kan bezichtigen), lila’s en geweren de officieuze, in vooral het Amsterdamse depot niet direct zichtbare, ‘schat’ van Lombok in Nederland. Een schat die rond 1900 beschouwd werd als brandschatting en symbool voor de “schitterende revanche” van het leger, dat “het prestige van Nederland als groote koloniale mogendheid krachtig gehandhaafd, ja, men mag wel zeggen: het heeft heel de toekomst van ons vaderland gered en bevestigd”. De talloze artefacten uit en van het paleis van de vorst van Lombok stonden dus voor meer dan enkel roofbuit: het ging om de statuur en het aanzien van de natiestaat. De herkomst van deze willekeurig gekozen objecten laat zien hoe, zonder dat dat voor de goede verstaander direct duidelijk is, talloze objecten veroverd zijn op het slagveld van Lombok en zo wortelen in Nederlandse koloniale praktijken als oorlogsvoering, eufemistisch ‘pacificatie’ genoemd, overheersing en de narratief van Nederlands imperiale en nationale grootheid.

Caroline Drieënhuizen in De materiële erfenis van de Lombokexpeditie (Carolinedrieenhuizen)