1 juli, Amsterdam: slavernijherdenking en Keti koti-festival

Het logo van Keti Koti.
Het logo van Keti Koti.

In 2014 is het 151 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte en de ketenen werden verbroken (“keti koti”). Daarbij wordt er vaak aan voorbijgegaan dat de vrijverklaarden nog tien jaar, tot 1873, op de plantages dwangarbeid moesten verrichten om de slavenhouders “schadeloos” te stellen voor het verlies van hun “eigendom”. Net als voorgaande jaren wordt die afschaffing herdacht bij het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark. Aansluitend vindt het Keti koti-festival plaats, met theater, muziek en debat.

Bigi spikri-optocht
Dinsdag 1 juli, vanaf 10:30 uur
Waterlooplein, Amsterdam

Nationale herdenking afschaffing slavernij
Dinsdag 1 juli, vanaf 13:00 uur
Oosterpark, Amsterdam

Keti koti-festival
Dinsdag 1 juli, vanaf 14:30 uur
Oosterpark, Amsterdam

De nationale herdenking begint met een optocht, genaamd “bigi spikri”, “grote spiegel”. Vroeger gebruikten Surinaamse vrouwen de ruiten van etalages van winkels in Paramaribo als spiegels om zichzelf in te kunnen bewonderen. Dat was van groot belang voor het versterken van hun zelfbeeld. Van oudsher is de optocht bedoeld om trots, zelfrespect en eigenwaarde uit te stralen. Na de officiële herdenking vindt aansluitend in het hele Oosterpark een breed opgezet festival plaats dat jaarlijks tienduizenden bezoekers trekt. In de Boni Tula-tent op het festivalterrein vindt vanaf 15.30 uur onder leiding van Quinsy Gario een debat plaats over slavernij, racisme en de strijd tegen Zwarte Piet. In die tent wordt vanaf 17:30 uur de workshop “Bevrijd jezelf van mental slavery” gegeven.

De Nederlandse slavernij is op 1 juli 1863 door de staat afgeschaft, maar niet uit anti-racistische motieven. Het is van groot belang om dat altijd in gedachten te blijven houden. In tegenstelling tot Groot-Brittannië kende Nederland geen abolitionistische beweging. De Engelsen moesten de Nederlanders met veel moeite overhalen om de slavernij af te schaffen, zoals de Amerikanen de Nederlandse staat onder druk moesten zetten om eindelijk eens op te houden met de koloniale oorlog tegen Indonesië. De afschaffing kwam uiteindelijk vooral voort uit kille economische motieven. Er waren vanwege de afschaffing van de slavenhandel structureel te weinig slaven om de plantages in Suriname draaiende te kunnen houden.

Modernisering

De transatlantische slavenhandel was namelijk al eerder afgeschaft, door koning Willem I in 1814, nu 200 jaar geleden dus. Dit jaar wordt die afschaffing daarom ook herdacht, vooral met activiteiten die in Middelburg plaatsvinden. Ook op het Keti koti-festival is er aandacht voor, door middel van een theaterprogramma. Met een kritisch opiniestuk in De Volkskrant wezen de wetenschappers Pepijn Brandon en Tamira Combrink er onlangs op dat de term “afschaffing van de slavenhandel” nogal misleidend is. Want de legale slavenhandel binnen het Caribisch gebied ging gewoon door. In 1814 werd alleen de slavenhandel tussen Afrika en Noord- en Zuid-Amerika verboden. “Hoe kan het dat bij de herdenking van 200 jaar afschaffing van de slavenhandel over deze legale voortzetting van de slavenhandel wordt heengekeken?”, zo vragen Brandon en Combrink zich af.

De Nederlandse West-Indische koloniën waren in die tijd nog in handen van de Britten, die ze in de oorlog tegen Napoleon in bezit hadden genomen, zo leggen ze uit. “De Britten schaften in 1807 de slavenhandel af en wilden dit ook aan de concurrenten opleggen. Bij de teruggave van de koloniën aan Nederland was de afschaffing van de transatlantische slavenhandel dan ook een van de voorwaarden.” Met andere woorden: de Nederlandse staat werd er onder dreiging van definitief verlies van zijn koloniën toe gedwongen om de transatlantische slavenhandel op te geven. Dat had dus niets te maken met humanitaire motieven, zoals Brandon en Combrink duidelijk maken. “Die afschaffing van de handel was nadrukkelijk niet bedoeld als een aanloopje naar de afschaffing van de slavernij zelf. De gedachte was dat voortplanting van de tot slaaf gemaakte bevolking in het Caribisch gebied de slavenpopulatie in stand zou kunnen houden. Maar dat kon alleen als tussen de verschillende plantagesamenlevingen wel gehandeld zou mogen worden in slaven en hun kinderen.” Kortom, 1814 is geen mijlpaal in de afschaffing van de Nederlandse slavenhandel, maar in de modernisering van de Nederlandse betrokkenheid bij de slavernij.

Beerput

De beruchte wetenschapper Piet Emmer was er met een eigen reactie in De Volkskrant als de kippen bij om het kritische geluid van Brandon en Combrink belachelijk te maken. Emmer staat bekend om zijn al jarenlang aanhoudende vergoelijking van het Nederlandse kolonialisme. Met zijn immorele en weerzinwekkende analyses is hij druk bezig om recht te praten wat krom is. Zo zuigt hij uit zijn duim dat de Nederlandse slavenhandelaren zouden hebben geprobeerd om het lot van de slaven “draaglijk te maken”. Hoewel de slaven tijdens de overtocht van Afrika naar het Caribisch gebied weken en soms maanden dicht opeengepakt zaten in de ruimen van slavenschepen, durft Emmer doodleuk te beweren dat daar “ongeveer dezelfde ruimte” ter beschikking was als “voor een economy class-passagier in een Boeing 747”. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Emmer de transatlantische afschaffing van de slavenhandel in 1814 de hemel in prijst als “een humanitair wonder”, waarmee hij botweg ontkent dat het ging om puur eigenbelang van de Nederlandse staat en zijn handlangers. Het gaat hem er in feite alleen maar om dat hij bij de geschiedschrijving van het Nederlandse slavernijverleden “een warm gevoel van binnen” moet krijgen, zoals hij dat onverholen nationalisme in zijn reactie aanduidt. Wie dat “warme gevoel” aanvalt en aantast, krijgt Emmers beerput van racistisch en koloniaal denken over zich uitgestort.

Harry Westerink