Na dwangarbeid nu ook dwangtherapie voor werklozen

Gemeente Oss legt dwangtherapie op.
Gemeente Oss legt dwangtherapie op.

Gemeenten zetten niet alleen dwangarbeid in om werklozen op te voeden tot brave volgzame burgers die de belangen van de BV Nederland dienen. Bijstandsgerechtigden die zijn gebrandmerkt tot “niet-willers”, krijgen ook nog eens dwangtherapie opgelegd. Wie weigert om onder leiding van een zielenknijper zijn veronderstelde ongemotiveerde gedrag te veranderen, verliest zijn uitkering.

Het wordt gekscherend “het wonder van Oss” genoemd. Die gemeente dwingt bijstandsgerechtigden “die niet willen werken” tot het volgen van cognitieve gedragstherapie. Na de therapeutische fase zou er opeens werk voor hen zijn, hoewel er landelijk gezien nog geen honderdduizend vacatures openstaan voor maar liefst zevenhonderdduizend werklozen. Door werklozen tot therapie te verplichten zou er als een duveltje uit een doosje werkgelegenheid ontstaan die daarvoor nog niet bestond. Dat klinkt als een sprookje en dat is het natuurlijk ook. Dat wil zeggen: het komt voort uit de propagandamachine van de overheid die werklozen opjaagt en onder druk zet.

Zelfbeschikkingsrecht

“De gemeente zag me als een niet-willer, een vervelend jong. Dat was ik ook, denk ik. Maar dat is veranderd. Ik ben rustiger en gewoon een aardig persoon die steeds beter weet wat hij wil en kansen pakt”, aldus een van de deelnemers aan FOCUS, “een gedragsveranderend programma” dat de gemeente Oss opdringt aan de bijstandsgerechtigden die door ambtenaren zijn voorzien van het etiket “niet-willer” en met dat stigma in een apart werklozenbestand zitten. Deze deelnemer blijkt het beeld van de luie, bozige en asociale werkloze sterk te hebben verinnerlijkt.

“Binnen FOCUS leren de deelnemers de vier basisemoties (boos, bang, blij en bedroefd) onder woorden te brengen en krijgen ze inzicht in de achterliggende oorzaken van hun gedrag en de consequenties hiervan. Ook krijgen zij inzicht in de belemmeringen die dit gedrag met zich meebrengt, niet alleen binnen een werkomgeving of op school, maar in het hele maatschappelijke leven. Zij leren hoe ze komen tot positief gedrag door gevoelens te herkennen en te uiten en door verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leven”, aldus het juichverhaal van de gemeente. Dit programma wordt opgelegd met een van de uiterste dwangmiddelen die gemeenten ter beschikking hebben. Zoals bij dwangarbeid geldt dat wie niet werkt, niet zal eten, zo geldt bij dwangtherapie dat wie zijn gedrag niet verandert, zal verhongeren. Het spreekt voor zich dat gemeenten zoveel mogelijk “niet-willers” uit de bijstand wensen te duwen. Daartoe moeten ze omgeturnd worden. Hun gedrag moet aangepast worden aan de eisen van de economie en zijn moordende concurrentiestrijd. De werkloze moet gaan geloven dat het aan hem ligt, dus niet aan het kapitalisme dat nog nooit volledige werkgelegenheid heeft gekend. Hij moet een verzorgd uiterlijk en goede omgangsvormen hebben. En hij moet leren om zich flexibel op te stellen, zich te schikken naar de behoeften van de bazen, en via zelfmanagement zichzelf aan te sturen ter meerdere glorie van de BV Nederland.

De geestelijke druk die gemeenten op “niet-willers” en andere werklozen uitoefenen, heeft te maken met de les die de overheid heeft getrokken uit de manier waarop men in de jaren 80, ook een tijd van hoge werkloosheid, is omgegaan met bijstandsgerechtigden. Gemeenten hebben hen toen te veel met rust gelaten, zo luidt het verhaal, waardoor een nauwelijks meer te beheersen onderklasse van autonome en activistische jonge werklozen ontstond die lak hadden aan het gezag van de staat. Dat wil men nooit meer. Daarom worden de teugels vandaag de dag strak aangetrokken.

Het verplichten tot therapie gaat lijnrecht in tegen het zelfbeschikkingsrecht van werklozen. Al in 2008 werd in de Wet Werk en Bijstand (WWB) vastgelegd dat uitkeringsinstanties werklozen mogen dwingen om zich te laten behandelen door een psychiater. Reïntegratieconsulenten gaan daarmee op de stoel van artsen zitten. Op zich mag dwangtherapie volgens de bestaande regels alleen worden opgelegd aan mensen die een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving. Maar voor werklozen maken de beleidsmakers blijkbaar graag een uitzondering.

Hardloopcursus

In de reïntegratie-industrie is het brandmerk “niet-willer” inmiddels uitgegroeid tot een gevestigd begrip met een objectief-wetenschappelijke uitstraling. Het wordt daar niet zozeer als scheldwoord gebruikt, maar meer neergezet als een werkelijk bestaande categorie werklozen die zich sterk zouden onderscheiden van de “wel-willers” en die een aparte en intensieve aanpak nodig zouden hebben. Maar in feite gaat het om een constructie die rondspookt in de hoofden van reïntegratieconsulenten en anderen in de staatsbureaucratie. De categorie “niet-willers” lijkt zo vooral een containerbegrip te zijn waar gemeente-ambtenaren naar eigen goeddunken een invulling aan kunnen geven. Wat willen die “niet-willers” nu eigenlijk niet? Ze willen niet werken, is de gangbare uitleg. Maar als ze niet willen werken, hoe komt het dan dat ze toch een bijstandsuitkering toegekend hebben gekregen en ook hebben kunnen behouden? Werklozen verliezen hun recht op een uitkering als ze niet willen werken, als ze nooit of te weinig solliciteren naar een baan. Het eigenaardige fenomeen doet zich voor dat gemeenten zelf aangeven dat ze een bestand aan bijstandsgerechtigden hebben die niet zouden willen werken, terwijl ze wel een uitkering hebben.

Wie ervaring heeft met werkloosheid en met de reïntegratie-industrie, weet dat het er bij “niet-willers” vrijwel nooit om gaat dat ze principieel geen betaald werk willen hebben. Meestal gaat het erom dat ze niet willen deelnemen aan zinloze, geestdodende en vernederende reïntegratietrajecten. Uit onderzoek blijkt dat de kans op een baan in het algemeen gesproken echt niet toeneemt door de reïntegratie-industrie in te schakelen. Sterker nog, reïntegratietrajecten leiden vaak alleen maar tot dwangarbeid, stages, onbetaalde leerwerkplekken, en gedwongen bezigheidstherapie. Gelukkig komt het ook nog steeds voor dat werklozen vrijwilligerswerk doen waar ze niet toe worden verplicht. Maar de reïntegratie mondt veel minder uit in een baan met een flexcontract van bijvoorbeeld drie of zes maanden en al helemaal niet in een baan met een vast contract. Zo worden bijstandsgerechtigden in de gemeente Gilze en Rijen verplicht om op straffe van verlies van hun uitkering te gaan hardlopen. De hardloopcursus maakt deel uit van hun reïntegratie. Wie weigert, loopt het risico om te boek te staan als een “niet-willer”. Het hoeft geen verwondering te wekken dat werklozen bepaald niet staan te popelen om aan dit soort trajecten deel te nemen. Maar de dreiging van verlies van inkomen dwingt hen om zich te laten rondpompen van sollicitatiecursus naar rollenspel naar stageplek naar fitnesstraining.

Ongetwijfeld zijn er flink wat werklozen die niet klakkeloos al het betaalde werk wensen te accepteren dat hen wordt opgedrongen. In de categorie “niet-willers” zullen naar verwachting veel mensen zitten die niet uitgebuit wensen te worden, die zich keren tegen rechteloze en onderbetaalde posities, die respect en erkenning verlangen voor wie ze zijn en voor het werk dat ze doen. Dat geldt overigens niet alleen voor werklozen, maar ook voor werkenden. Zij willen minimaal het minimumloon, minstens een arbeidscontract volgens de geldende cao, goede arbeidsomstandigheden, en een prettige werksfeer, dus geen racisme en seksisme op de werkvloer.

Harry Westerink