De inspirerende buurtstrijd van Solidarisch in Gröpelingen (deel 1)

Halverwege januari toerde een viertal activisten van Solidarisch in Gröpelingen (SiG) door Nederland. Ze spraken op drie openbare bijeenkomsten over hun inspirerende strijdproject in de wijk Gröpelingen in het Duitse Bremen. Op een aansluitende besloten bijeenkomst wisselden wij met hen ideeën en ervaringen uit. Net als Doorbraak probeert SiG buiten de traditionele, beperkende actiewereld te kijken om zo meer mensen te bereiken en daadwerkelijk een tegenmacht op te bouwen die fundamentele veranderingen weet door te voeren. En net als wij steevast doen bij onze campagnes en strijdprojecten (zie bijvoorbeeld dwangarbeid, Zwarte Piet, Voor14), evalueren zij ook hun praktijk regelmatig openlijk en zijn ze niet bang om er vervolgens fikse veranderingen in aan te brengen. We zijn nu aan het bekijken wat we van de strijd van onze Duitse kameraden allemaal kunnen leren, en om dat proces te vergemakkelijken vertalen we een aantal van hun teksten. Vanwege de lengte hebben we dit eerste stuk opgesplitst. Ze beschrijven daarin de principes van waaruit ze werken en de grote veranderingen die SiG heeft doorgevoerd na hun evaluatie van 2020.

De maatschappij veranderen betekent macht opbouwen van onderop – maar hoe en met wie? (deel 1)

Een verslag van de wijkbond Solidarisch in Gröpelingen (SiG) in Bremen over hun ervaringen met buurtwerk aan de basis en het ontwikkelen van de spreekuur-organisatie aanpak (soa). Sinds enkele jaren wordt er binnen radicaal- en revolutionair links steeds meer gesproken over werken aan de basis. Die discussie had een eerste opleving vanaf ongeveer 2014, tijdens de debatten over de heroriëntatie van radicaal-linkse politiek en de zoektocht naar een nieuwe klassenpolitiek. Nadat de belangstelling voor basiswerk tussendoor wat leek af te nemen, is de aanpak weer opgedoken in de huidige discussies rond de mobilisaties tegen de inflatie en prijsverhogingen. Naast de theoretische debatten zijn er ook een aantal praktische initiatieven genomen, vooral met een focus op buurtwerk. Veel van die groepen stuitten echter op grenzen bij het daadwerkelijk omzetten van de theoretische overwegingen in de wijken. Het is duidelijk geworden dat het nauwelijks is gelukt om structuren op te bouwen waarin veel mensen uit de wijken zich organiseren. Het blijft vaak bij een groep activisten die zich bezighouden met linkse politiek in de wijk en vooral jongeren aanspreken die al links gepolitiseerd zijn. Deze moeilijkheden in de praktijk hebben ertoe geleid dat veel basisgroepen in de wijken zijn opgeheven of zich opnieuw zijn gaan richten op klassieke radicaal-linkse politiek en interventie in bewegingen en debatten. Wij zijn echter van mening dat de praktische moeilijkheden ook het gevolg zijn van een ontoereikend begrip van basiswerk, en een gebrek aan ervaring met wat deze benadering betekent in een samenleving als de Duitse.

Onze serie over Solidarisch in Gröpelingen (SiG)
1. De inspirerende buurtstrijd van Solidarisch in Gröpelingen (deel 1)
2. De inspirerende buurtstrijd van Solidarisch in Gröpelingen (deel 2)
3. Een interview met Solidarisch in Gröpelingen over buurtwerk en organisatie
4. De zelfomschrijving en het tien puntenplan van Solidarisch in Gröpelingen
5. De constructie van een alternatief via eenvoudige en complexe vormen van basiswerk

De 11 stellingen (in Globalinfo.nl)
Intro, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11.

Als organisatie die sinds 2016 in Bremen revolutionair buurtwerk aan de basis ontwikkelt, hebben we de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan. Begin 2020 hebben we de tijd genomen voor een proces van nadenken om te kijken welke fouten en obstakels we in onze praktijk zijn tegengekomen en wat we daaraan moeten veranderen. Naast het evalueren van onze eigen ervaringen, hebben we ook de definities van basiswerk van andere bewegingen over de hele wereld onder de loep genomen en hebben we gediscussieerd over de vraag wat echte uitgangspunten kunnen zijn voor het organiseren in een samenleving als Duitsland. Op basis van deze overwegingen hebben we een nieuwe aanpak voor buurtbasiswerk ontwikkeld en sinds 2021 geleidelijk in praktijk gebracht. Die aanpak is gebaseerd op een combinatie van een spreekuur en het organiseren op basis van lidmaatschap, algemene vergaderingen, acties en politieke vorming. Sinds we onze praktijk hebben veranderd, hebben we een significante verandering opgemerkt. Aanzienlijk meer mensen uit de wijk worden actief in de wijkbond en we zijn in staat om duurzamere organisatiestructuren op te bouwen. In deze tekst willen we onze overwegingen transparant maken. We willen ook groepen of kameraden in andere steden oproepen om vergelijkbare initiatieven te beginnen, en samen een georganiseerde wijkbeweging te starten. We denken aan wijkorganisaties met gezamenlijke politieke afspraken op basis van spreekuur en organisatie in hun wijken, om ook samen met ons het concept verder te ontwikkelen. We kijken uit naar feedback of verslagen van jullie ervaringen en discussies.

We willen ook graag alle groepen of individuen die geïnteresseerd zijn in het opzetten van zo’n grassroots wijkorganisatie in hun stad, of die al betrokken zijn bij een praktijk, uitnodigen voor een gezamenlijke uitwisselingsbijeenkomst. Als je geïnteresseerd bent, stuur dan een e-mail naar: stadtteil-soli@riseup.net.

1. Inleiding

Uit de strategische debatten over de heroriëntatie van radicaal-linkse politiek vanaf 2014 ontstonden tal van revolutionaire buurt- of solidariteitsgroepen die probeerden de theoretische discussies in praktijk te brengen. Dat deden wij ook. Naar aanleiding van de publicatie van de 11 Stellingen door kollektiv, kwamen we als groep in Bremen samen op basis van deze principes. We begonnen in 2016 onder de naam Solidarisch in Gröpelingen een praktijk te ontwikkelen die we revolutionair buurtwerk of basiswerk noemen. Ons uitgangspunt was toen om linkse inhoud uit de actiescene en in de maatschappij te brengen, en zo een nieuwe klassenpolitiek van onderop te ontwikkelen. De algemene richting was duidelijk: door zichtbaarheid in de buurt te creëren en te mobiliseren rond diverse kwesties zoals stijgende huren, onzekere arbeidsomstandigheden of racisme, wilden we collectieve structuren creëren waarin mensen zich konden organiseren, een cultuur van solidariteit konden ontwikkelen en een kritisch bewustzijn konden verwerven. Net als vele anderen begonnen we met huis-aan-huis gesprekken, informatietafels, kleine campagnes over specifieke sociale kwesties en het huren van onze eigen buurtwinkel. We organiseerden filmavonden, open cafés, bijlessen wiskunde, politieke evenementen, inhoudelijke strijdcomités (bijvoorbeeld huurstrijd- of arbeidsstrijdcomités) en nog veel meer. Dankzij de gerichte mobilisatie van de huurders van wooncorporatie vonovia zijn we er sindsdien in geslaagd om grotere huurdersvergaderingen te organiseren, een huurderscomité op te richten en individuele huurconflicten te initiëren en te ondersteunen.

Toch moesten we begin 2020 – tijdens het hoogtepunt van de coronapandemie – net als sommige andere wijkgroepen vaststellen dat we er, ondanks een intensieve praktijk, niet in geslaagd waren om veel mensen uit de wijk te organiseren, en zo het aantal activisten te vergroten en collectieve politieke processen in gang te zetten. Na een aanvankelijke opleving leek landelijk bij links het debat over het basiswerk ook weer af te nemen. Sommige groepen waren gestopt, andere hadden hun aandacht weer beperkt tot het organiseren van reeds gepolitiseerde jongeren uit de stad. Of ze beperkten zich tot het bedrijven van politiek in de wijk, zonder echte betrokkenheid van een groeiende basis uit de wijk zelf.

Wij denken echter dat het mislukken van het ontwikkelen van een praktijk geen gevolg is van het falen van de basisbenadering, en dat ook geen bewijs vormt dat het onmogelijk is om macht van onderop op te bouwen in de Bondsrepubliek. We denken eerder dat sommige problemen in de praktijk het gevolg zijn van een te simpele opvatting van basiswerk en een ontoereikende analyse van de omstandigheden in Duitsland. We hebben onze eerste, meer theoretische beschouwingen hierover gepubliceerd samen met Berg Fidel Solidarisch in het artikel “Stadtteilbasisbewegung – die Konstruktion einer Alternative” (vertaling volgt binnenkort, red.). Daarin beschreven we wat wij zien als het verschil tussen “eenvoudig” en “complex” basiswerk, en waarom wij het noodzakelijk vinden om met basiswerk als doel te hebben om een bovenregionale buurtbasisbeweging op te bouwen. In deze tekst zullen we voortbouwen op deze overwegingen, maar bovenal zullen we ook onze concrete conclusies voor de verdere ontwikkeling van deze praktijk uiteenzetten.

In de volgende hoofdstukken zullen we eerst ons begrip van basiswerk en machtsopbouw van onderaf uitleggen. Aansluitend formuleren we criteria voor basiswerk. Vervolgens zullen we verslag doen van onze praktijk van voor 2020, en welke ontwikkelingen daarin ons ertoe brachten om een andere aanpak te kiezen. Die nieuwe aanpak noemen we spreekuur-organisatie aanpak (soa) en leggen we daaronder uit. Als laatste lanceren we een oproep voor de soa-benadering.

2. Waarom weer vanuit de basis werken? Macht opbouwen van onderop

Het uitgangspunt van revolutionair basiswerk is het kennen van de noodzaak en mogelijkheid van een fundamentele verandering in de samenleving. Noodzakelijk omdat het heersende systeem (dat wil zeggen het kapitalisme als geheel, of als maatschappelijk systeem) niet alleen gebaseerd is op de brute uitbuiting van mensen en de natuur, maar omdat zijn werking en voortgang ook gebaseerd zijn op de intensivering van patriarchaal-racistische onderdrukkingen, en daardoor voortdurend nieuwe tegenstellingen en crises produceert. We hebben een punt in de geschiedenis bereikt waarop de vraag naar een fundamentele verandering in de samenleving niet langer alleen een vraag is onder linkse mensen, maar een vraag is die betrekking heeft op het voortbestaan van een groot deel van de mensheid.

Tegelijkertijd is het besef van de mogelijkheid van zo’n sociale verandering de laatste decennia aanzienlijk veranderd. Terwijl in de jaren 1970/80 het verwijzen naar een van de verschillende vormen van socialistische alternatieve systemen nog vanzelfsprekend was voor bijna alle linkse bewegingen en strijden wereldwijd, redt de meerderheid van radicaal-links zich hier vandaag de dag zonder enige verwijzing naar een alternatief sociaal project. Met de verplettering van talloze linkse bewegingen wereldwijd in de jaren 1970/80, de implementatie van het neo-liberalisme en het ineenstorten en zichzelf ongeloofwaardig maken van het reëel bestaande socialisme, is het kapitalisme niet alleen feitelijk maar ook mentaal hegemoniaal geworden in de hoofden van mensen. Margaret Thatchers slogan “Er is geen alternatief” is – ook al wordt die gehaat – stevig verankerd als onderdeel van de dominante ideologie, niet alleen in de hoofden en harten van veel mensen, maar ook in die van de meeste activisten. Hoewel de meesten zichzelf als anti-kapitalistisch blijven omschrijven, is er bij nader inzien vaak een gebrek aan geloof dat systemische verandering echt mogelijk is. Veel linkse strijd wordt gevoerd tegen bepaalde aspecten van het kapitalisme in plaats van voor een fundamenteel ander systeem. Voor velen is het tegenwoordig gemakkelijker om zich het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van het kapitalisme.

De vraag of we al dan niet uitgaan van de mogelijkheid van fundamentele sociale verandering heeft een grote invloed op onze politieke praktijk. Want als we er niet van uitgaan dat fundamentele sociale verandering mogelijk is, dan hoeven we ons ook niet bezig te houden met de vraag hoe onze praktijk verband houdt met het doel van maatschappijverandering. Dan is het voldoende als we actie voeren, tegen een van de vele aanvallen van het systeem, en evenementen organiseren of ons terugtrekken in de subcultuur als “safe space”. (1)

Als we ons inzetten voor fundamentele verandering, rijst de vraag naar de strategie. We moeten dan bespreken hoe we ons een emancipatoire strijd voor fundamentele sociale verandering en tegen uitbuiting en onderdrukking voorstellen, en welke organisatievormen we daarvoor nodig hebben. Op basis van alle ervaringen uit de geschiedenis en tegen de achtergrond van de huidige gebeurtenissen, rijst de vraag: welke strategieën en praktijken kunnen we gebruiken om te vechten voor een sociaal systeem waarin niet alleen het materiële bestaan van alle mensen is verzekerd, maar waarin alle mensen ook de kans hebben om zichzelf te empoweren en hun menselijk potentieel te realiseren?

Wij denken dat een belangrijk strategisch aspect in deze context het opbouwen van macht van onderop (“popular power”) is. Omdat we ervan uitgaan uit dat fundamentele emancipatoire sociale verandering niet kan worden doorgevoerd door een paar mensen, voor of tegen de samenleving, maar moet worden gedragen door een breed maatschappelijk proces. (2) Daarom is een van de doelen van ons werk het van onderop organiseren om zo het vermogen om te handelen te ontwikkelen. We noemen dat het creëren van macht van onderop. Die macht is belangrijk omdat de onderdrukten (3) zich daarmee gezamenlijk kunnen verdedigen tegen de aanvallen van de heersende klassen en andere actoren, en kunnen vechten om hun situatie te verbeteren. Op de lange termijn is macht van onderop nodig om tegen de heersende structuren als geheel te vechten en ze te overwinnen. Tegelijkertijd is het creëren van macht van onderop gekoppeld aan het creëren van ruimten en structuren waarin leerprocessen en processen van politisering kunnen plaatsvinden. Een nieuwe samenleving kan immers alleen duurzaam worden opgebouwd als emancipatorische denk- en gedragswijzen worden aangeleerd in het (strijd)proces van sociale verandering. Het is bijvoorbeeld belangrijk om in het organisatieproces en in de eigen ruimte te leren hoe basisdemocratie werkt (dat wil zeggen hoe je collectief beslissingen neemt, hoe vergaderingen werken, hoe een systeem van delegeren eruit ziet), hoe collectief zelfbestuur kan worden gerealiseerd, hoe conflictoplossing eruit kan zien buiten de staatsorganen om, enzovoorts. Kortom, hoe de organisatiestructuren voor het uitoefenen van macht van onderop kunnen worden opgebouwd. We zien deze ruimten en structuren in zelfbeheer niet als niches en toevluchtsoorden voor activisten die los van de maatschappij bestaan, maar eerder als structuren en ruimten die worden geïntegreerd in een organisatieproces van onderop. Als materiële voorwaarden vormen ze de basis voor het organiseren, als basis voor zelf-empowerment. Voor ons is revolutionair basiswerk een van de middelen om macht van onderop op te bouwen.

Criteria voor basiswerk

a) Voordat we beginnen: politieke duidelijkheid en definitie van doelen

Basiswerk is geen doel op zich, maar een instrument of methode die we gebruiken om een specifiek doel te bereiken. Daarom moeten we definiëren wat ons doel is voordat we een wijk ingaan en basiswerk beginnen. Als we basiswerk doen omdat we streven naar emancipatorische sociale verandering, dan moeten we ons afvragen hoe wat we op het terrein van de buurt doen, strategisch verbonden is met deze visie op sociale verandering. De manier waarop we basiswerk doen, verandert afhankelijk van hoe we onze doelen en strategieën definiëren.

Eén criterium is dat er een initiële groep moet zijn die gemeenschappelijke doelen definieert en een strategisch en politiek kader opstelt voor de ontwikkeling van de praktijk tegen de achtergrond van deze doelen. We hebben gemerkt dat kameraden het vaak moeilijk vinden om zulke doelen en kaders te definiëren, zelfs als een kleine initiële groep, voordat ze beginnen met buurtwerk en op zoek gaan naar strijdmakkers. Niet omdat ze het niet kunnen, maar omdat men bang is dat een verondersteld kant-en-klaar concept een afschrikkend effect zou kunnen hebben of bevoogdend/autoritair zou kunnen zijn. Om dat te voorkomen proberen nieuwe buurtgroepen vaak vanaf het begin zo open mogelijk te zijn en nodigen ze mensen uit voor bijeenkomsten om met andere politieke activisten of buurtbewoners te bespreken wat de doelen en de inhoud van de te ontwikkelen praktijk zouden moeten zijn. Dit leidt echter vaak tot frustrerende discussieprocessen, verdeeldheid en veel onduidelijkheden die de ontwikkeling van een strategische praktijk bemoeilijken.

Wij geloven dat voor de ontwikkeling van revolutionair basiswerk vanaf het begin duidelijkheid nodig is binnen de initiële groep over de doelen en het kader van het te ontwikkelen buurtwerk, op basis waarvan vervolgens medestrijders gezocht kunnen worden. We moeten weten waar we heen willen voordat we op weg gaan. Daartoe is het nuttig om aan het begin politieke afspraken te formuleren die het kader vormen voor de verdere ontwikkeling en het opzetten van de basisorganisatie. Het omzetten van deze doelen in een praktijk, het voortdurende evalueren en de verdere ontwikkeling zijn dan de gezamenlijke taak van al diegenen die het eens zijn met de gedefinieerde doelen, de fundamentele aanpak delen en samen aan de reis willen beginnen. Zonder een gemeenschappelijk idee van waar we naartoe willen met ons basiswerk, is er een groot risico dat het project willekeurig wordt of mislukt.

b) Een basis opbouwen – de existentiële startvoorwaarden voor organiseren

Een tweede criterium voor basiswerk is dat het in staat moet zijn om veel mensen samen te brengen en te verbinden in een organisatieproces. Het moet dus een basis kunnen opbouwen. (4) Het is echter moeilijk om mensen te overtuigen om zich te organiseren als de organisatie niet bijdraagt tot het oplossen van problemen die een aanzienlijke last vormen in het dagelijkse leven en die hun dagelijkse leven bepalen (behalve misschien voor jongeren, die eerder geneigd zijn om zich te organiseren via politieke agitatie). De meeste mensen beginnen niet met organiseren omdat ze de wereld willen veranderen, maar omdat ze hopen een oplossing te vinden voor de centrale problemen waar ze mee worstelen. Dit betekent dat het uitgangspunt voor organiseren een existentiële noodzaak moet zijn, een individuele behoefte die veel mensen delen, maar tot nu toe alleen geïsoleerd hebben aangepakt. Als je naar andere landen kijkt, zijn of waren de uitgangspunten voor dergelijke organisatieprocessen bijvoorbeeld dakloosheid, landloosheid, honger, baanloosheid of racistische onderdrukking.

Als we succesvol grassroots buurtwerk willen ontwikkelen in Duitsland, dan moeten we ons eerst afvragen wat de existentiële behoeften zijn in een maatschappij als Duitsland. In een maatschappij waarin de staat, dankzij haar imperialistische economische beleid, een welvaartsstaat in stand kan houden die oppervlakkig voldoet aan veel van die existentiële behoeften en veel mensen direct of indirect bindt aan uitkeringen en sociale bijstandssystemen. Wat betekent dat voor de ontwikkeling van massaorganisaties? Hoe is de samenleving en haar relatie tot de staat gestructureerd, en wat kunnen aanknopingspunten maar ook obstakels zijn voor bredere organisatieprocessen?

We denken dat een van de fouten van veel eerdere buurtbenaderingen – waaronder de onze – was dat we onze praktijk begonnen zonder eerst voldoende antwoord te geven op die vraag naar existentiële behoeften als uitgangspunten bij het organiseren. Veel van de buurtinitiatieven of basisprojecten zijn – net als wij – begonnen met het ontwikkelen van verschillende sociale, culturele en politieke activiteiten in de buurt, of met het aanbieden van ruimten waar mensen kunnen samenkomen. Maar de meerderheid van de mensen die in die wijken wonen, maakt geen gebruik van deze ruimten of aanbiedingen. Sociale, culturele of politieke evenementen zijn belangrijk, maar onze ervaring is dat ze niet volstaan als startpunt voor een organisatie op lange termijn. Op een paar uitzonderingen na spreken ze vooral jongeren aan die al in bredere zin gepolitiseerd zijn, overwegend wit en academisch zijn, en dus vaak zo hun eigen actiescene reproduceren.

c) Oprichting van bindende basisorganisaties

Een derde criterium voor basiswerk is dat het moet bijdragen tot de ontwikkeling van bindende basisorganisaties. Dit betekent dat het voor ons niet voldoende is om basiswerk in de buurt te doen en tevreden te zijn met bekendheid als groep activisten in de buurt en het leggen van contacten. We meten ons succes vaak af aan het feit dat veel buren ons kennen of dat we een praatje maken met de winkelier hier en de taxichauffeur daar, of dat mensen op onze acties of aanbiedingen afkomen. Maar het is fundamenteel anders of een groep activisten politiek bedrijft in de buurt en zo een zekere bekendheid en populariteit verwerft, of dat ze in staat zijn om via hun praktijk een basisorganisatie op te bouwen waarin sommige buurtbewoners zelf actief lid worden. We moeten ons realiseren dat wij – als linkse activisten – niet de enige subjecten van sociale verandering zijn, maar dat we ervoor moeten zorgen dat meer onderdrukte mensen zichzelf zien als initiatiefnemers van sociale verandering. Het doel van revolutionair basiswerk moet daarom zijn om mensen aan te moedigen en in staat te stellen om zelf deel uit te maken van de oplossing van hun problemen, en dus subjecten van verandering te worden. Het instrument voor verandering is collectieve organisatie en niet het activisme van een kleine groep. Dit betekent echter ook dat een praktijk die gebaseerd is op een groep activisten die steeds nieuwe campagnes, acties of evenementen voor de buurt bedenken, niet voldoende is. Zelfs het mobiliseren van veel mensen voor acties in de buurt is iets anders dan veel mensen uit de buurt die georganiseerd zijn. Er is een fundamenteel verschil tussen mobilisatie en organisatie. Mobilisaties vinden relatief vaak plaats, soms spontaan of omdat een groep ergens toe heeft opgeroepen. Ze richten zich op een specifieke kwestie of eis. Maar zodra het doel bereikt is (of zelfs na een bepaalde periode zonder succes), verspreiden de mensen zich weer. Bij organiseren gaat het er daarentegen om om een groeiend aantal mensen op lange termijn te laten samenwerken en zelf aanstichters van fundamentele verandering te laten worden. Als we iets willen doen tegen het sterk georganiseerde systeem, dan zijn vrijblijvende oproepen, mobilisaties rond individuele kwesties of het voeren van individuele sociale strijd (zelfs als deze tijdelijk dynamisch is, zoals veel van de huurstrijd) volgens ons niet genoeg. Dit betekent dat we manieren moeten vinden om mensen te motiveren om zich voor de langere termijn te organiseren en om bindende structuren op te bouwen, op zo’n manier dat ze niet instorten wanneer enkele belangrijke activisten de strijd verlaten.

In tegenstelling tot een groep, zijn bindende structuren, in de zin van een basisorganisatie, ontworpen om te groeien en structuren te creëren waarin meer leden verantwoordelijkheid kunnen nemen en zich zo kunnen ontwikkelen en bekwamen als activisten/initiatiefnemers (vermenigvuldiging van activisten). Om een dergelijke basisorganisatie – en, verder denkend, een supraregionaal georganiseerde sociale beweging – op te bouwen, moeten we begrijpen hoe een basisorganisatie eruit moet zien waarin honderd of meer mensen – niet alleen als passieve leden – zich organiseren.(5) Basisorganisaties als georganiseerde sociale bewegingen, of in de vorm van politieke massa-organisaties, hebben onder andere transparante structuren, politieke principes, verschillende vormen van participatie en een taakverdeling nodig.(6)

Onszelf zien als een organisatie mag echter niet gelijkgesteld worden aan gelijkschakeling en het negeren van verschillen. We worden allemaal op verschillende manieren onderdrukt en uitgebuit binnen dit systeem. Binnen de basisorganisatie moet het daarom een doel zijn om onszelf te zien als deel van een organisatie waarin we samen strijden voor elkaar en voor een fundamentele verandering in de samenleving. We willen de verdeeldheid overwinnen die gebaseerd is op bepaalde structurele onderdrukkingen die momenteel heersen in de maatschappij, en iets gemeenschappelijks creëren waarin we zij aan zij strijden in onze diversiteit.

d) Politiek leren

“Meer dan wie ook zouden de onderdrukten zelf moeten weten hoe ze het kapitalistische systeem kunnen ontmantelen en hoe ze oplossingen kunnen vinden voor de problemen van mensen. Het is gemakkelijk om diegenen te verslaan die niet leren, die ophouden met denken. Het is triest om te weten dat veel studenten zich niet aansluiten bij de strijd. Maar het is onvergeeflijk als een strijdend persoon niet studeert, niet intellectueel wordt. Studeren betekent begrijpen wat er met jou en anderen gebeurt en zoeken naar een oplossing. Dit vereist reflectie op de eigen ervaring en de historische ervaring van de onderdrukte klasse, de toeëigening van vergaarde kennis. Jezelf onderwijzen betekent niet dat je cursussen moet volgen of dat je je hoofd moet vullen met informatie. Het betekent in staat zijn om antwoorden te vinden die betrekking hebben op de problemen van mensen vandaag.” (MST)

Mensen samenbrengen en hen uitnodigen om zich te organiseren is één taak van het basiswerk. Een andere – en vaak moeilijkere – taak is hen te motiveren om georganiseerd te blijven en duidelijk te maken waarom een permanent proces van strijden en leren, en een fundamentele verandering in de samenleving nodig is. In de tekst “Buurt basisbeweging – de opbouw van een alternatief” hebben we naar dit tweede aspect verwezen als “werk aan de basis”. Politieke vorming speelt hierin een centrale rol en vormt daarom het vierde criterium voor basiswerk. Vanuit onze praktijk weten we dat het vaak makkelijker is voor activisten met een lange staat van dienst om dingen zelf te doen om tijd te besparen en het gevoel te hebben dat er iets gebeurt. We zijn gewend om in korte tijd campagnes, evenementen of andere projecten te organiseren met slechts een paar mensen. Maar als we serieus nemen dat we een brede, georganiseerde kracht voor sociale verandering nodig hebben en processen die mensen in staat stellen hun subjectiviteit te ontwikkelen, dan is de overdracht van kennis, ervaring en vaardigheden essentieel. Dan moet de georganiseerde verspreiding van collectieve kennis om onderdrukking en uitbuiting te overwinnen een essentiële kern van het basiswerk zijn. Het zorgt ervoor dat de kennis die historisch is opgebouwd in de strijd van arbeiders terecht komt bij degenen die vandaag de dag onderdrukt worden en die de kennis nodig hebben om hun situatie te begrijpen en te veranderen. Aan de andere kant helpt politiek leren om de vele racistische, seksistische of neo-liberale manieren van denken en handelen te herkennen en te bekritiseren. Dit betekent dat we onze structuren vanaf het begin zo moeten opzetten dat zowel nieuwe mensen, die zich bij ons aansluiten, als mensen die al langer initiatiefnemer zijn, de kans krijgen om zichzelf te scholen en zich binnen de structuren te ontwikkelen.

Politieke educatie heeft echter ook de belangrijke functie van het vermenigvuldigen van activisten of, anders gezegd, het opleiden van mensen om activisten te worden, waardoor de verschillen in kennis binnen de organisatie worden verkleind en de verantwoordelijkheden wordt uitgebreid van enkelen naar velen. Want: “Elites zijn niet bang voor uitstekende leiders. Het is gemakkelijk voor hen om die te isoleren, te vernietigen, om enkele van de uitmuntende geesten te ‘kopen’. De vermenigvuldiging van activisten en acties maakt iedereen bang die gewend is geraakt aan de praktijk van overheersing. Daarom moet de vermenigvuldiging van activisten een centraal doel zijn van het werk aan de basis en de structuur van het organiseren.” (MST)

Velen van ons hebben weinig ervaring met dergelijke georganiseerde leerstructuren die gericht zijn op praktische behoeften. De meesten van ons hebben hun kennis individueel en toevallig opgedaan, bijvoorbeeld door boeken te lezen, op de universiteit of bij politieke evenementen. Als organisatie of georganiseerde beweging is het echter iets anders om ons eigen onderwijssysteem op te bouwen. We kunnen veel leren van andere bewegingen, zoals de MST, de Koerdische beweging, maar ook nieuwere basisorganisaties zoals de L.A. Tenants Union. Leren vindt daar enerzijds plaats door middel van hun eigen academies en onderwijsprogramma’s met verschillende niveaus, en anderzijds door na te denken over de eigen levenssituatie (bijvoorbeeld omgaan met de vraag waarom sommige mensen meerdere huizen bezitten en anderen uit hun huis worden gezet).

Politiek leren in een basisorganisatie vindt daarom op verschillende niveaus plaats: in de praktijk zelf door de ervaring van collectieve besluitvormingsprocessen, basisdemocratisch bestuur, het organiseren van acties om eisen binnen te halen, en via het gerichte doorgeven van theoretische en praktische kennis. We moeten de concrete strijd voor een verbetering van onze leefsituaties organiseren (strijd tegen huurverhogingen, voor betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen, tegen racistisch politiegeweld, enzovoorts) gebruiken als training voor de strijd tegen het hele systeem en de opbouw van een fundamenteel andere samenleving.

Als we het hebben over de noodzaak van politieke vorming, dan worden we herhaaldelijk geconfronteerd met scepsis of zelfs afwijzing. Politisering wordt geassocieerd met autoritarisme of met de vermeende arrogante overtuiging van linkse activisten dat zij meer weten dan anderen. Daar wordt tegenin gebracht dat alle mensen al over kennis beschikken, kennis uit hun dagelijkse ervaringen en het omgaan met het dagelijks leven en dat ze daarom geen linkse “betweters” nodig hebben. Het is waar dat iedereen kennis heeft, zij het over de realiteit van hun eigen leven of over hoe alledaagse problemen te overwinnen. Maar het is ook een feit dat de mogelijkheden om kritische kennis te verwerven in deze patriarchaal-racistische klassenmaatschappij verschillend verdeeld zijn, en dat het verwerven van kritische kennis opzettelijk bemoeilijkt wordt. Dit leidt tot de absurde situatie dat bijvoorbeeld sommige witte studenten meer weten over de Black Panther Party of de geschiedenis van de arbeidersbeweging dan veel zwarte vluchtelingen of arbeiders uit de buurt. Georganiseerd politiek leren betekent het verspreiden van kennis. En niet willekeurig of spontaan, maar als een georganiseerd en integraal onderdeel van een basisorganisatie. Dit betekent ook dat we moeten nadenken over welke kennis we het dringendst nodig hebben uit de oceaan van theorie en opgebouwde ervaring om onze situatie en onze strijd te begrijpen, en dat we ons moeten verdiepen in methoden en nadenken over hoe politieke educatie eruit kan zien.

e) Mobilisaties en concrete strijd

Een ander belangrijk criterium van basiswerk is het leiden van concrete strijd of regelmatige mobilisaties en collectieve acties. Die zijn belangrijk voor politieke zelfbevestiging en de ervaring van collectieve actie. Solidariteit en de kracht van organiseren kunnen niet alleen abstract worden overgebracht, maar hebben concrete voorbeelden nodig. Als we bijvoorbeeld met veel mensen voor het arbeidsbureau of een bedrijf staan, verandert dat ons gevoel van machteloosheid en individualisering. Zelfs als deze strijd niet succesvol is, kan het gevoel deel uit te maken van een organisatie en er niet alleen voor te staan de politieke zelfredzaamheid versterken. Iets soortgelijks gebeurt wanneer mensen voor het eerst deelnemen aan een demonstratie, in het openbaar over hun problemen praten of samen slogans schreeuwen. Het gaat erom dat je leert dat er druk kan ontstaan en dat de machtsverhoudingen kunnen veranderen als veel mensen georganiseerd zijn en op een georganiseerde manier handelen. Dat vereist collectieve actie. Mobilisaties en acties benadrukken daarom het militante en politieke karakter van de basisorganisatie en markeren zo het verschil met sociaal werk. Bovendien is het besef dat we collectief in beweging kunnen en moeten komen noodzakelijk om te kunnen strijden voor fundamentele sociale verandering. Tegelijkertijd is de straat zelf een leergebied en een plek van politisering. Want ik ervaar de werkelijkheid anders als ik in actie ben of me in een conflict bevindt, zeg voor de deur van een staatsinstelling.

f) Oprichting van een georganiseerde sociale beweging

Eén enkele basisorganisatie in één district zal niet veel veranderen. Het gevaar is groot dat het initiatief uiteindelijk verloren gaat of verwordt tot sociaal werk. Als het ons doel is om een georganiseerde kracht van onderop op te bouwen die een politieke actor kan worden en het potentieel heeft om sociale relaties en hegemonie uit te dagen, dan wordt het snel duidelijk dat de beperkte blik op één enkele wijk niet volstaat. Revolutionair basiswerk kan daarom niet alleen gekoppeld worden aan het doel om een lokale basisorganisatie op te bouwen, maar vereist ook een bovenregionaal perspectief. We noemen dit perspectief een georganiseerde sociale beweging.

Onder een georganiseerde sociale beweging verstaan we een politieke en sociale massaorganisatie die verankerd is in verschillende wijken en steden en die gemeenschappelijke organisatiestructuren en politieke afspraken heeft. Zo’n organisatie is noch een pure “organisatie van revolutionairen” in de klassieke zin, noch een pure “organisatie van arbeiders”, maar combineert uiteenlopende karakters: een vakbondskarakter (instrument om concrete verbeteringen te bevechten/af te dwingen), een sociaal karakter (mensen samenbrengen en een cultuur van solidariteit en emancipatie ontwikkelen) en een politiek karakter (er zijn bepaalde politieke principes en doelen). Het zijn politieke en sociale massaorganisaties die bepaalde economische eisen hebben en daarvoor willen strijden, maar ook politieke doelen en eisen hebben en hun leden politiek opleiden. Dergelijke vormen zijn vooral ontwikkeld in Zuid-Amerika. Een voorbeeld is de beweging van arbeiders zonder land in Brazilië, of arbeiders zonder dak (MST/MTST). De term beweging wordt anders gebruikt dan in de Europese context, waar een beweging meestal wordt opgevat als een los mozaïek van organisaties, groepen en protesten op straat die zich richten op een specifiek onderwerp (feministische beweging, klimaatbeweging, enzovoorts). Beweging in de zin van een georganiseerde sociale beweging verwijst eerder naar een bovenregionaal functionerende massa-organisatie die gebaseerd is op individuele lokale basisorganisaties, maar gemeenschappelijke principes, doelen en opdrachten heeft. Op het gebied van de buurtbasisbeweging zou dit een bovenregionale beweging betekenen met buurtvakbonden als lokale takken.

In eerdere discussies over basiswerk lijkt de kwestie van het bovenregionale perspectief vaak te zijn verwaarloosd. Als er al sprake was van bovenregionale samenwerking, dan werd dit meestal opgevat als losse netwerken of uitwisseling van ervaringen. Voor velen lijkt samenwerking met andere groepen op bovenregionaal niveau in eerste instantie iets extra’s naast het lokale werk, dat vooral tijd en capaciteit kost, maar geen direct verband houdt met of effect heeft op de lokale praktijk. Wij hebben ons zelf ook lange tijd geconcentreerd op het opbouwen van een lokale praktijk, en we hoorden vaak van andere groepen dat ze eerst succes willen hebben in de lokale praktijk voordat ze konden denken aan bovenregionale samenwerking of zelfs organisatie.

Inmiddels zouden wij zeggen: het is juist andersom. Organiseren op bovenregionaal niveau helpt ons om niet overal vanaf nul te hoeven beginnen, maar om elkaar te ondersteunen en gezamenlijk ervaringen te evalueren en strategieën te ontwikkelen. Bepaalde taken, zoals het maken van educatief materiaal of flyers, kunnen worden gedeeld. Het is veel moeilijker om verschillende buurtorganisaties die zich over een langere periode afzonderlijk hebben ontwikkeld, samen te brengen of samen te organiseren, dan initiatieven die parallel en samen worden opgezet. Met andere woorden, het is belangrijk om vanaf het begin na te denken over de gezamenlijke ontwikkeling van bovenregionale en lokale structuren, om het grotere geheel niet uit het oog te verliezen en om in verschillende steden parallellen te ontwikkelen die de ontwikkeling van een gezamenlijke organisatie vergemakkelijken.

g) Continuïteit op lange termijn – blijvende kracht

Een ander belangrijk criterium met betrekking tot basiswerk is continuïteit op lange termijn. Organiseren aan de basis is een permanent proces – net als fundamentele sociale verandering als geheel. In onze politieke praktijk zullen we successen en nederlagen meemaken. De uitdaging is om daarvan te leren en onze eigen praktijk verder te ontwikkelen. Om dat te doen moeten we onszelf bevrijden van de opvatting dat onze politieke praktijk onmiddellijke, controleerbare resultaten oplevert. Veel resultaten, zoals sleutelmomenten in het politiseringsproces van individuele leden, zijn niet direct meetbaar. Toch zijn ze cruciaal. In plaats van elk van onze acties te evalueren in termen van voordelen op de korte termijn, proberen we onszelf te zien als een klein onderdeel van een historisch leerproces. Dat betekent dat we dingen mogen uitproberen en de praktijk mogen benaderen met een zekere tolerantie voor fouten. Fouten zijn goed als je ervan kunt leren, want zonder een zekere mate van vallen en opstaan kan je een nieuwe aanpak niet verder ontwikkelen. Daarom is het belangrijk voor ons om de praktijk, zowel in termen van een lange termijn strategie voor sociale verandering als met betrekking tot korte termijn tactische aspecten en noodzakelijkheden, te analyseren en aan te passen en verbeteren.

We kunnen niet verwachten dat we in de kortst mogelijke tijd grote resultaten boeken in termen van fundamentele sociale verandering. Wie verwacht zijn eigen geschiedenis tot het einde toe te kunnen schrijven, loopt het risico op een gegeven moment alles te geven, op te branden en zich terug te trekken in de privésfeer of subcultuur. Maar iedereen die zichzelf ziet als onderdeel van een historisch leerproces weet dat onze reis een marathon zal zijn en geen sprint. Het is daarom belangrijk om je eigen middelen zo in te zetten dat je over jaren nog steeds actief politiek werk kunt doen.

Revolutionair basiswerk confronteert activisten ook met alle tegenstellingen die er bestaan in de samenleving en in hun eigen klasse. Voor velen is dit in eerste instantie vermoeiend omdat het van hen vraagt om uit de comfortzone van hun eigen actiescene te stappen. En omdat de grassroots benadering nog steeds marginaal is binnen radicaal- en revolutionair links, zul je vooral in de beginfase geconfronteerd worden met beschuldigingen van vermeende niet-productiviteit. Het is waar dat revolutionair buurtwerk langzamer zichtbare resultaten oplevert dan een campagne of het plannen van een festival of demonstratie. Maar op de lange termijn is het in staat om successen te boeken die anders onmogelijk waren, en om mensen de kans te geven om zich te ontwikkelen tot politieke subjecten en onze strijdmakkers te worden, die we anders niet hadden kunnen bereiken. Het opbouwen van een wijkbond vereist daarom een jarenlange organisatie, en mensen die er veel werk en tijd in steken.

Deel 2 lees je hier.

Solidarisch in Gröpelingen

(Dit is een vertaling van het eerste deel van het stuk “Gesellschaft verändern heißt Macht von unten aufbauen – aber wie und mit wem?”)

Noten

  1. Wij verwerpen het concept van “safe spaces” niet. Plekken waar mensen zich veiliger voelen en beter beschermd zijn tegen onderdrukking en discriminatie zijn legitieme en belangrijke plekken. Wij bekritiseren echter een linkse politiek die vooral gebaseerd is op het creëren van zulke subculturele plekken en waarbij mensen zich terugtrekken uit de samenleving. Een samenlevingsveranderende praktijk die tot doel heeft meer mensen te integreren in een proces van sociale verandering moet de tegenstellingen binnen de samenleving onder ogen zien en middelen creëren om geïnternaliseerd racistisch, patriarchaal, neo-liberaal, enzovoorts, denken en gedrag via een collectief proces aan te pakken en te overwinnen.
  2. Wij geloven niet dat het voldoende is om in te zetten op een machtsovername waardoor de samenleving van bovenaf zal veranderen. En we geloven ook niet dat mensen in opstanden of massastakingen spontaan alle vaardigheden en ervaringen opdoen die ze nodig hebben om een ​​duurzame nieuwe samenleving op te bouwen.
  3. Aan de ene kant verstaan ​​we onder onderdrukten al diegenen die fundamenteel afhankelijk zijn van de verkoop van hun arbeid om te kunnen overleven. Met andere woorden: iedereen die moet werken omdat hij of zij niet over aanzienlijke bezittingen beschikt. Aan de andere kant is de kapitalistische economie ook gebaseerd op andere onderdrukkingsstructuren, zoals de (post)koloniale/imperialistische en racistische onderdrukking van zwarte, inheemse mensen van kleur, patriarchale structuren, vooral op het gebied van de sociale reproductie, de vernietigende uitbuiting van de niet-menselijke natuur, de staatsrepressie, enzovoorts. Deze verschillende structuren zijn met elkaar verweven in het huidige systeem, en daarom gebruiken we de term onderdrukten om te verwijzen naar al diegenen die getroffen worden door de verschillende vormen van onderdrukking.
  4. Definitie van basis door de beweging van arbeiders zonder land (MST) uit Brazilië: “De basis is dat deel van de uitgebuite klasse (massa) dat besluit een intern en extern veranderingsproces te ondersteunen, bij zichzelf en in de realiteit waarin ze handelt. En ze besluit dit op een georganiseerde manier en door middel van collectieve en politieke strijd te doen.” (Scholingsboek MST “Método de trabajo y organización popular”. Over basiswerk, massawerk en groepswerk, pagina 129.)
  5. We denken aan een idee van “actieve deelname’ of bewust “actief zijn”. Dit betekent dat actief betrokken zijn bij het project van sociale verandering waar we naar streven. Voor ons is dit idee gekoppeld aan het inzicht dat onze georganiseerde collectieve actie op strategische wijze bijdraagt ​​aan het veranderen van de realiteit waarin we opereren (ook binnen de samenleving) op de korte, middellange en lange termijn. Voor een grassroots organisatie kunnen we de volgende punten noemen als “actieve participatie” of “actief zijn”: het gaat niet alleen om “meedoen”; het betekent niet alleen maar knikken of een “ja-zeggen”-houding hebben; het betekent dat je deel uitmaakt van iets terwijl je dat iets bouwt/vormgeeft; het betekent antwoorden geven en ook vragen stellen.
  6. Transparantie zorgt voor meer gedragen beslissingen en consensus binnen onze basisorganisatie; een efficiëntere manier van werken door rekening te houden met de daadwerkelijke behoeften van de gehele organisatie en haar deelgebieden en haar leden; een permanente dialoog tussen de leden en de gehele organisatie. Transparantie vereist echter een gemeenschappelijke basis in de vorm van minimale of maximale politieke afspraken en gemeenschappelijke doelstellingen. Omdat we ervan uitgaan dat een organisatie niet goed, continu en transparant kan functioneren als haar leden geen minimale ideologische consensus hebben of de politieke afspraken en doelstellingen niet kennen.