Doorbraak en #voor14. Over het spanningsveld tussen beweging en bond

Het is tijd voor een eerste terugblik op de #voor14-campagne, bezien vanuit Doorbraak. De campagne als geheel kunnen we natuurlijk niet evalueren, want we maakten er maar een klein deel van uit en daarbij was de FNV naar de basis toe ook niet altijd even transparant. Maar waar we wel uitgebreid over kunnen napraten was onze rol in Leiden, waar we initiatiefnemers waren, en in mindere mate in andere steden waar we ook meededen, meestal via een of twee Doorbraak-activisten. We sluiten af met een lijst activiteiten waar we vanuit Doorbraak op de een of andere manier bij betrokken waren.

Hoe is Doorbraak bij de #voor14-campagne betrokken geraakt?

In Leiden hadden we vanaf 2011 een strijdproject lopen tegen de dwangarbeid die aan baanlozen wordt opgelegd. Het idee was om met behulp van aangepaste community organizing-methoden baanlozen en sympathisanten bijeen te brengen, macht op te bouwen en samen de dwangarbeid af te schaffen. We gingen vaak praten met baanlozen bij het dwangarbeidcentrum, organiseerden er protesten en publiceerden regelmatig artikelen en zwartboeken over misstanden. Begin 2017 was het zover: de gemeente schrapte de verplichting voor uitkeringsgerechtigden om gratis te werken. Onze soms intensieve strijd had daar zeker aan bijgedragen, maar niet helemaal op de manier die wij voor ogen hadden. Het was ons namelijk nauwelijks gelukt om mensen te organiseren buiten Doorbraak zelf. Natuurlijk hadden we wel veel contacten opgebouwd, maar van een enigszins georganiseerde beweging was geen sprake.

English translation. Engelse vertaling.

Evalueren was altijd een van de belangrijkste elementen van ons Leidse strijdproject. Begin 2017 zetten we de door ons geleerde lessen op een rijtje. De grootste knelpunten, zo realiseerden we ons, waren 1. de kwetsbaarheid van de baanlozen die begrijpelijkerwijs bang waren om hun laatste vangnet kwijt te raken als ze openlijk mee zouden doen aan de collectieve strijd, en 2. het beperkte aantal mensen dat direct getroffen werd door dwangarbeid en het gebrek aan interesse bij de rest van de samenleving. Er waren simpelweg onvoldoende strijdbare mensen te vinden in de toch al relatief kleine populatie van bijstandsgerechtigden die aan de dwangarbeid moesten, en degenen die wilden strijden ondervonden weinig steun en solidariteit. Kortom, onze strijd was te geïsoleerd.

In diezelfde periode waren we ook heel actief in Groningen, helaas zonder veel concrete successen, en in Amsterdam, waar het beter ging. Daar namen we deel aan het comité DwangarbeidNee, en dat kreeg het wél voor elkaar om baanlozen te organiseren. Hoogtepunt was een demonstratie waaraan 300 mensen meededen. Ook in Amsterdam spraken we veel met dwangarbeiders, bijvoorbeeld bij picketacties, en publiceerden we zwartboeken. Landelijk groeide er ook een netwerkje van betrokken dwangarbeiders en andere baanlozen en sympathisanten.

Aan het Amsterdamse comité deden ook vertegenwoordigers van de SP en de FNV mee. Opgejut door actieve baanlozen in de eigen gelederen ging de bond zich er actiever mee bemoeien en invloed nemen in de campagne. Maar waar de baanlozen zich steeds verzet hadden tegen dwangarbeid, beperkte de FNV zijn strijd tot “werken zonder loon”. Met het dwangelement had en heeft de bond weinig moeite, terwijl dat bij de baanlozen die met de campagne begonnen waren vanzelfsprekend centraal stond: het gaat immers om hun eigen leven, om hun vrijheid. In het actiecomité ontstond al snel verdeeldheid over samenwerking met de FNV. Willen we nog wel FNV-bestuurders in het comité, of alleen dwangarbeiders zelf? Willen we wel ongevraagd worden ingepast in een FNV-campagne? Sommige actievoerders verdachten de FNV-bestuurders zelfs van een dubbele agenda: onder de bestuursleden en werknemers van het dwangarbeidcentrum waar we actie tegen voerden bevonden zich namelijk ook FNV-ers. Maar andere leden van het comité gingen toch mee in het verhaal van de bond. Nadat het dwangarbeidcentrum dicht ging, kwam ons actiecomité tot een einde. Kort daarop trok de FNV ook de stekker uit zijn campagne tegen werken zonder loon, althans in Amsterdam. Samen een strijd opbouwen met FNV-bestuurders was geen succes: de bond bleek een onbetrouwbare organisatie. Dat maakten we nogmaals mee in 2018 toen beveiligers van de bond letterlijk probeerden de stekker eruit te trekken, en wel uit onze eigen geluidsapparatuur die we hadden meegenomen naar de 1 mei-demonstratie in Den Haag om ook de kleinere van onderop-organisaties aan het woord te kunnen laten.

Na dat laatste ‘incident’, dat overigens gepaard ging met een boel duw- en trekwerk, hadden we nog een uitgebreid gesprek met hooggeplaatste FNV-ers, waarbij we morele steun kregen van enkele organizers van de bond. Daar hadden we destijds al zo’n tien jaar fijn en solidair contact mee, sinds de schoonmakers in verzet waren gekomen en wij en andere linkse clubs hen samen met een eigen comité steunden. Vanaf eind 2016 dachten we al af en toe met die organizers mee over een nieuwe campagne vanuit de bond die niet alleen flexwerkers, maar ook baanlozen en arbeidsmigranten in brede zin bijeen zou kunnen brengen. Na enige tijd kwam het idee van een eis voor een hoger minimumloon als unificerende strijd op tafel. Ook bijstandsgerechtigden en AOW-ers zouden daar immers van profiteren. Dat was precies waar we naar op zoek waren: een bredere strijd van onderop. Het was nog wel even wachten voor we aan de slag konden. De eerste activiteiten van de kersverse organizing-campagne #voor14 (toen nog #samenvoor14) vonden vanaf eind 2018 plaats in Rotterdam-Zuid, onder de radar. In april 2019 was de eerste grote openbare actie, eveneens in Rotterdam-Zuid. Na enige voorbereiding organiseerden wij vanuit Doorbraak begin september van dat jaar onze eerste #Leidenvoor14-bijeenkomst in het vakbondshuis.

Wat sprak jullie het meeste aan bij de nieuwe FNV-campagne?

Allereerst natuurlijk het organiseren van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Aan de onderkant van de samenleving, kunnen we misschien beter zeggen, aangezien vanuit de campagne niet alleen mensen met betaalde arbeid werden aangesproken. Juist het community organizen, het iedereen bijeenbrengen in een bepaalde stad of regio, en dus niet alleen van een specifieke bedrijfssector, sprak ons aan. Dat het project uit de koker van ons bekende organizers kwam, maakte dat we voldoende vertrouwen hadden om het een kans te geven, ondanks onze eerdere negatieve ervaringen met de bondsbobo’s.

Dat anti-racisme expliciet benoemd werd en een plek kreeg midden in de campagne was uniek (voor de FNV dan) en een van de hoofdredenen voor ons om mee te doen. De stelregel was: nooit naar elkaar wijzen, maar altijd naar boven. Dus niet: die arbeidsmigranten pikken onze banen in, of: ja, maar jullie baanlozen hebben het makkelijk. Nee, het zijn de bazen die ons tegen elkaar uitspelen, daar doen we niet aan mee. De campagne bood zo de mogelijkheid om baanlozen en niet-witte arbeiders bij de strijd (en de bond) te betrekken, iets wat nog veel te weinig gebeurt. Landelijk zouden miljoenen mensen voordeel hebben van een hoger minimumloon, dat zou mensen kunnen binden, juist in al die uiteenlopende posities waarin we ons bevinden.

Sterk vonden we ook dat er meteen 14 euro geëist werd, en wel per 1 januari 2022. Ruim vier euro meer dan het toenmalige minimumloon. Het leek onhaalbaar, bijna utopisch, maar wij hadden toch het idee dat er meer mensen mee zouden zijn te mobiliseren dan met een voorzichtige eis van een of twee procent erbij. En na enige tijd werd het in de beweging, de media, de wetenschap én de politiek ‘normaal’ om in termen van 14 euro te praten. Moesten politici er serieus op ingaan. Natuurlijk probeerden ze er vaak wat vanaf te troggelen, of de verhoging uit te smeren over zowat de hele rest van het decennium. Maar het werd op een gegeven moment normaal en haalbaar geacht, en recent begonnen activisten zelfs te denken aan het eisen van 15 euro (nu de ‘deadline’ verlopen is).

En tenslotte beviel ons ook goed dat er expliciet ruimte was in de campagne om eveneens te strijden tegen andere problemen die deelnemers aan de campagne ondervonden. Er kon ook meegedaan worden aan woonstrijd, vrouwenstrijd en anti-racisme demonstraties. De deelnemers werden niet gereduceerd tot ‘slechts’ arbeider, maar konden gezien worden in hun volledigheid, met alle andere identiteiten die ze eveneens hebben: huurder, ouder, student, gebruikmaker van zorg, van een buurthuis en van het openbaar vervoer. En belangrijk: de beslissingen om naast de strijd voor het minimumloon ook andere strijden op te pakken, konden autonoom lokaal door de actieve leden worden genomen. Het moest een beweging voor de mensen van de mensen zijn, ondersteund door de organizers van de campagne. Een beweging die op een gegeven moment zo sterk zou zijn dat die eventueel ook zonder de bond verder kon strijden.

Hoe pakten jullie het aan?

Doorbraak-activisten sloten zich aan bij de campagne in onder meer Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Tilburg en Nijmegen. In Groningen, Leeuwarden en Weert deden we wel eens mee aan een actie, en namen we er zelfs wel eens het voortouw toe. Maar alleen in Leiden namen we, zoals gezegd, zelf het initiatief tot een afdeling. Ons verdere verhaal zal voornamelijk daarover gaan. Waar andere afdelingen vaak zwaar leunden op een organizer, opereerde #Leidenvoor14 relatief autonoom.

Het initiatief kwam van de Leidse Doorbraak-activisten, maar we hebben vanaf het eerste moment bewust niet als Doorbrakers maar als individuen meegedaan in #Leidenvoor14. Er waren na de voorbereidingsperiode geen aparte Leidse Doorbraak-vergaderingen meer over de campagne, en alles rond #voor14 werd uitsluitend besproken in de #Leidenvoor14-vergaderingen. We wilden echte democratie en in geen geval een eensgezind blok van Doorbrakers in de meetings. De structuur was basisdemocratisch met een reeks subgroepen voor het mobiliseren van meer mensen, voor druk uit te oefenen richting politieke partijen en gemeente, voor vergroting van de diversiteit van de groep, voor het organiseren van demonstraties, en verder een mediagroep, een groepje om nieuwe mensen in te werken, en later ook nog een vrouwengroep en een groep die werkte aan een arbeidersonderzoek. Vanaf het begin functioneerde #Leidenvoor14 ook als een soort regionale hub met mensen erbij uit Den Haag, Delft en Katwijk.

Hoe beviel de campagne in de praktijk?

Heel goed, zeker tot aan de landelijke verkiezingen van vorig voorjaar. We konden autonoom opereren in het grotere verband van de campagne. Het hielp echt als de mensen met wie we in gesprek gingen op straat, en dat deden we veelvuldig, ons waarnamen als onderdeel van een grotere club. Het maakte ons en onze strijd in hun ogen relevanter en serieuzer. Het idee bestaat, her en der binnen links, dat mensen niet veel meer van vakbonden willen weten, onder meer wegens slechte ervaringen. Maar dat geluid hoorden we zelden. De meeste mensen zagen of hoorden nooit iets van vakbonden en vonden onze strijd juist sympathiek. Het was een win-win situatie: wij brachten de bond dichterbij de mensen, en het beeld van een grote bond hielp ons mensen bij onze lokale strijd te betrekken.

Natuurlijk hadden we niet de illusie dat we echt samenwerkten met de bond. Daarvoor zijn de machtsverschillen te groot tussen onze relatief kleine organisatie en de FNV met bijna een miljoen leden. En natuurlijk wisten we dat de bond uiteindelijk de richting en de duur van de campagne zou bepalen. En natuurlijk beseften we dat we een gratis bijdrage leverden aan het werven van leden voor een andere organisatie, waar velen van ons overigens wel lid van zijn. En dat dat nooit wederzijds zou zijn: de FNV zou nooit Doorbraak promoten, of zich zelfs maar achter een actie van ons scharen.

Maar wij hebben dan niet direct leden voor onszelf lopen werven, wel hebben we via de bond lokaal en landelijk tientallen interessante kameraden ‘ontdekt’ waar we in de toekomst zeker mee verder kunnen. Het is voor radicaal-links altijd nuttig geweest om te kunnen opereren in een bredere beweging die voor een deel dezelfde korte termijn-doelen nastreeft. Dat geeft speelruimte, de mogelijkheid om met meer mensen in contact te komen en die mee te krijgen, om linkse discussies te voeren buiten eigen kring, en om mede vorm te geven aan die beweging. Dat zagen we in de jaren tachtig bij de vredesbeweging en de anti-apartheidsbeweging en nu bijvoorbeeld weer bij de woonbeweging. Het zal natuurlijk wel altijd een haat-liefde verhouding zijn, waar beide partijen bij te winnen hebben, voor zolang die in stand gehouden kan blijven.

Lukte het om al die mensen ook organiseren?

Of er via de campagne veel mensen lid zijn geworden van de bond, specifiek in onze regio, dat weten we niet precies. Landelijk in ieder geval wel, zo hoorden we later. Maar als Leidse #voor14-groep zelf ging de groei op een gegeven moment best snel. Zeker nadat in maart 2020 de pandemie begon en je eigenlijk alleen nog maar kleinschalig kon actievoeren, in je eigen stad. Veel mensen die wellicht anders naar acties in Amsterdam of Den Haag zouden zijn gegaan, kwamen nu aan onze veelvuldige krijtacties meedoen. De groei had natuurlijk ook te maken met het feit dat Doorbraak (en de voorganger-organisaties) al ruim dertig jaar praktisch organisatorisch actief was in Leiden en we dus al een flinke hoeveelheid mensen kenden die ook weer bij deze strijd te betrekken waren. Maar er kwamen ook veel nieuwe jonge mensen bij, met name studenten. Die vanzelfsprekend voor het overgrote deel ook werken, vaak in minimumloonbaantjes.

Bij de aanvang van #Leidenvoor14 waren we met Doorbraak nog een beetje huiverig dat we alles zelf zouden moeten gaan opzetten. Maar daar bleek geen sprake van: er was meteen een fikse groep mensen actief, afkomstig uit kringen rond het vakbondshuis en ook van buiten de bond. Op het hoogtepunt vergaderden we met meer dan twintig mensen, terwijl er in de signalgroep zo’n veertig mensen meepraatten. In de eerste drie maanden wisten we een geweldige demonstratie uit de grond te stampen waaraan tachtig mensen meededen, wat voor Leiden ongekend veel was, zeker als het ging om protesten rond inkomen.

Hoe zat het met de diversiteit?

De #Leidenvoor14-groep was ook best divers qua gender, kleur en herkomst. Helaas waren er geen deelnemers met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, wat toch twee grote community’s in Leiden zijn die veel armoede kennen. We waren net van plan om bijeenkomsten te gaan organiseren in buurthuizen in de minder rijke wijken van Leiden, waar veel niet-witte mensen wonen, toen begin maart de pandemie keihard toesloeg en veel van onze plannen in het water vielen. Ook demonstraties konden we daarna niet meer organiseren. Wel begonnen we eind maart al met krijtacties, die veilig op afstand konden, waarbij we met onze leuzen aanhaakten bij toen plots sterk levende ideeën over “essentiële beroepen”. Wij waren een van de eersten die het straatkrijten politiek maakten – eerder deden mensen het bijvoorbeeld al voor oma en opa in het verzorgingshuis – en waren daarmee een beetje trendsetters.

Doordat we noodgedwongen digitaal moesten vergaderen werd de drempel voor de wat oudere, meest witte vakbondsleden hoger om mee te doen. Ook onze krijtacties waren niets voor hen. Daardoor vielen zij al snel grotendeels af, hoeveel we ook ons best gedaan hebben om hen erbij te houden. Dat de groepscultuur heel anders was dan ze gewend waren, zal daar vast ook een rol in hebben gespeeld. We probeerden voortdurend anti-racisme een vooraanstaande plek te geven in onze campagne, in de hoop dat de niet-witte mensen zich er net zo thuis zouden voelen als de witte, maar veel van de mensen rond het vakbondshuis vonden dat benoemen maar ongemakkelijk. We zouden er alleen maar de mensen mee uitsluiten die het niet over racisme zouden willen hebben en die zich puur tot het minimumloon wilden beperken. Waarop wij natuurlijk antwoordden dat het alleen mogelijk is om heel veel verschillende mensen bijeen te brengen in één beweging als we goed hun uiteenlopende maatschappelijke posities benoemen en bereid zijn om juist ook extra strijd leveren voor de meest onderdrukte en uitgebuite mensen in de beweging. Later hebben we ook uitgebreid besproken hoe we te weinig aandacht gaven aan de Caribische delen van Nederland en de verschrikkelijke situatie daar. Van de andere afdelingen, voor zover we die kenden, hadden we de indruk dat ze overwegend wit waren, en vaak van anti-racisme weinig mee hadden gekregen. Onder de organizers leek de diversiteit overigens wel redelijk in orde.

In verhouding tot anti-racisme hebben we helaas over het algemeen te weinig aandacht gehad voor anti-seksisme. Wel hebben we op vrouwendag in 2021 een mooie actietour door Leiden gehouden, juist ook in de omliggende, minder rijke wijken. Wat ook onvoldoende gelukt is, is om lager opgeleiden bij de groep te betrekken. Vermoedelijk had het overgrote deel van de deelnemers hoger of zelfs universitair onderwijs genoten. Wel was het goed dat we een hechte en solidaire groep op wisten te bouwen, waarbij een veilige sfeer en onderlinge steun hoog in het vaandel stonden. Met enige regelmaat brachten leden individuele problemen in, die vaak, zoals te verwachten, helemaal niet zo individueel bleken te zijn. En waar ze, waar mogelijk, door de anderen bij gesteund werden. Het in stand houden van een veilige sfeer bleek overigens best een opgave in de lange perioden dat we elkaar alleen via beeldschermen konden zien en spreken en verder vooral via chats communiceerden. Het is via die media, zoals iedereen de afgelopen twee jaar wel ervaren zal hebben, een stuk moeilijker om elkaars non-verbale signalen te interpreteren en emoties te begrijpen, en daar in stressvolle tijden altijd even goed rekening mee te houden. We zijn ervan overtuigd dat de groep nog veel beter had gefunctioneerd als we niet overvallen waren door corona.

Lukte het lokaal een concrete strijd aan te gaan?

We hebben in Leiden niet alleen veel gekrijt, maar ook politieke partijen zover gekregen dat ze uiteindelijk een motie aannamen om alle mensen, die direct in gemeentelijke dienst zijn, een minimumloon van 14 euro te betalen. Dat lukte ook in enkele tientallen anderen steden, en onlangs werd het zelfs landelijk geregeld in de cao. Een concreet resultaat dus. Verder hadden we in Leiden zelf geen concrete aanknopingspunten voor strijd weten te vinden. De acties hadden wat dat betreft puur een symbolisch karakter, terwijl we bij onze eerdere dwangarbeidcampagne voortdurend op allerlei manieren in de clinch lagen met wethouders, raadsleden, directeuren, bewakers, de politie, enzovoorts, over heel concrete eisen en tegen repressie. Zulke strijdpunten moet je echt ontwikkelen, wil een campagne verder komen, wil je echt dingen veranderen. Maar dat ontbrak nu volkomen, met uitzondering van wat zeurende agentjes af en toe bij een krijtactie.

Toch zijn we niet ontevreden, op dit punt. In eerste instantie leek de campagne door de pandemie compleet van de baan, maar we hebben er uiteindelijk nog best wat van kunnen maken. Helaas zonder echt naar mensen toe te kunnen gaan, want zelfs flyeren was de eerste periode not done, laat staan publieke meetings in buurthuizen en op andere plekken! Om over directe confrontaties op straat, bij verkiezingsbijeenkomsten, blokkades, en wat we nog meer hadden kunnen bedenken, maar te zwijgen.

In Nijmegen, waar we meestal met slechts één Doorbraker, soms met twee, deelnamen, ging het wat dat betreft iets beter. Daar bezette #Nijmegenvoor14 de hal van het stadhuis omdat de wethouder weigerde een door de raad aangenomen motie uit te voeren. Die stelde: 14 euro minimumloon voor iedereen die direct of indirect in dienst is van de gemeente. Ook lukte het daar aardig om postbezorgers te organiseren, waarna men met een grote (landelijke) groep het hoofdkantoor in Den Haag bezette. Maar ook in Nijmegen kende de campagne veel beperkingen door corona. Er was overigens wel een leuke inhoudelijke wisselwerking tussen Leiden en Nijmegen.

Hoe was de verhouding met de bond?

In de praktijk hadden we eigenlijk nauwelijks contact. Waar wij via onze sociale media vaak landelijke activiteiten, of die in andere steden, promootten en er ook heen gingen, kregen we niet de indruk dat de landelijke campagne publiekelijk erg veel aandacht besteedde aan onze activiteiten. Wel kregen we af en toe klachten door. Zoals toen we opriepen tot solidariteit met KOZP, nadat fascisten hun congres aanvielen in Den Haag, en de bondstop meende dat we afstand moesten houden van de anti-racistische strijd tegen Zwarte Piet. Of toen we de landelijke media haalden nadat we een Albert Heijn-manager betrapten op het wegfotoshoppen van een gekrijte tekst voor 14 euro minimaal voor zijn personeel, en de FNV dat vervelend vond omdat ze in cao-onderhandelingen waren met het bedrijf. Of toen een of ander vaag uitzendbureau klaagde over wat krijt op een naambord bij hun vestiging. Maar telkens namen de landelijke organizers ons in bescherming en drong het rechtse en autoritaire gezeur eigenlijk nauwelijks echt tot ons door. Ze vormden een beschermende deken tussen de top en ons, zodat wij ons aan de basis konden organiseren en onze strijd konden voeren zonder afgeleid te worden. De bond wilde graag controle houden op de campagne, maar wij lieten ons simpelweg niet controleren. En niet te vergeten: de organizers streefden juist naar een dynamische beweging, van onderop, die niet beheerst zou worden door de bond, ook omdat dat vaak ten koste gaat van de spontaniteit en energie.

Er waren in sommige andere steden bondsactivisten die het als een speciale taak zagen van de campagne om de bond democratischer en anti-racistischer te maken. En hoewel we hun streven natuurlijk erg waardeerden, hebben wij ons in Leiden bewust nooit bemoeid met interne perikelen van de bond. En ons ook niets aangetrokken van de kritieken die af en toe toch naar beneden doorsijpelden. We hebben geprobeerd om de blik naar buiten te houden, om ons te richten op onze hoofdtaak: mensen organiseren, macht opbouwen en het minimumloon verhogen. We hoefden sowieso niet naar boven te roepen, omdat we wisten dat de bondstop onze activiteiten toch wel monitorde, en men daar vast af en toe onderling over mopperde. Bijvoorbeeld over de keren dat we krijtten tegen dwangarbeid (de bond is, zoals eerder gezegd, alleen tegen werken zonder loon, niet tegen het dwangelement ervan), over de radicale anti-patriarchale toespraken op onze vrouwendagtour door Leiden, over ons mede-organiseren van de radicale Queer Pride March, over onze consequente steun voor en deelname aan de beweging tegen Zwarte Piet, enzovoorts.

Kortom, er was vanaf dag 1 een spanning tussen de leiding van de vakbond en ons als autonome groep in de campagne. We hebben heel bewust geprobeerd die spanning steeds in stand te houden. Door enerzijds gewoon de dingen te doen waarvan we wisten dat meer rechtse krachten in de bond er niets van moesten hebben, en zo linkse bondskrachten een extra steuntje in de rug te geven. Die konden dan tegen hun baas zeggen: dat heb je nu eenmaal in een beweging, maar dan hoor je meteen ook wat er echt leeft! Dan heb je tenminste dynamiek, accepteer dat en maak er gebruik van. Zo konden we hen een heel klein beetje helpen bij het veranderen van de bond van een oude, starre, witte mannen-club in een moderne dynamische intersectionele strijdorganisatie. De bond moest immers toch een beetje rekening houden met wat wij deden. De bond had groepen als de onze nodig, zoveel actieve afdelingen hadden ze niet om de #voor14 campagne tot een succes te maken. Maar wij moesten er ook voor zorgen dat we in de beweging bleven, onder meer door actief en solidair mee te doen aan veel activiteiten vanuit de campagne en de rest van de bond.

Die strategische spanning bleef, totdat de bond eind 2021 besloot om het community organizing-deel van de campagne de nek om te draaien. Daar komen we straks nog wel op terug. Wij hebben de spanning tot het laatst toe volgehouden, en hebben stiekem de illusie dat we gedurende twee jaar enige invloed hebben gehad in de bond, op niveaus waar we normaal geen toegang toe hebben, zonder er dus bewust op gericht geweest te zijn, of er veel tijd aan kwijt te zijn geweest. Geen ellenlange interne vergaderingen over structuren of machtsspelletjes met allerlei baasjes. Maar de kans is klein dat we dit ‘spel’ de komende jaren nogmaals zullen gaan spelen. De #voor14-campagne was een uitzonderlijk project – met een nieuwe generatie organizers – dat zich ook nog eens op het voor ons juiste moment aandiende. Daarbij stapelen voor ons als radicaal-linkse van onderop-activisten ook de negatieve ervaringen zich op, en is het misschien uiteindelijk simpelweg teveel gevraagd om nogmaals een eindje op te lopen met zo’n onbetrouwbare hiërarchische en vooral behoudende club.

Hoe werkten de afdelingen samen?

#Leidenvoor14 was zoals gezegd een beetje een lokale hub, en we hadden daarnaast ook wat contacten met mensen in Haarlem, maar verder waren er geen formele banden met groepen en individuen elders in het land. Het beeld was van een centrale landelijke campagne met daaronder een reeks lokale groepen, elk vergezeld van een organizer, maar zonder een onderling contact-netwerk. En aangezien de landelijke campagne via de formele kanalen belachelijk weinig informatie deelde, fungeerde Doorbraak voor ons eigenlijk als een soort informeel landelijk netwerk, heel beperkt dat wel. Via de Doorbrakers in de diverse steden hielden we contact met andere afdelingen, zoals Nijmegen, Amsterdam en Rotterdam, en hoorden we wat daar speelde, waar ze mee bezig waren, hoe ze organiseerden en welke ideeën daar leefden.

In het najaar van 2020, toen we ongeveer een jaar bezig waren, hebben we geprobeerd om een formeel landelijk netwerk op te bouwen. Van de campagne kregen we een boel mailadressen en we hebben met tussen de vijftig en zeventig actieve #voor14-deelnemers twee zoommeetings gehouden. Uit de eerste meeting kwam onder meer het idee van een nieuwsbrief, een of twee keer per week, met actieplannen en -verslagen vanuit de lokale groepen. We hebben tussen de tien en vijftien van zulke nieuwsbrieven rondgestuurd vanuit Leiden, maar er kwam niet één bijdrage uit het land en geen enkele reactie ook. Daarna hebben we die netwerk-pogingen maar even gestaakt.

De meeste deelnemers in andere steden en regio’s droegen helaas de passieve, afwachtende cultuur met zich mee die de bond zo kenmerkt. Veel ‘actieve’ leden wachten tot ze opgeroepen worden om in actie te komen, maar zullen niet snel opstaan en zelf autonoom plannen maken. Werden er ideeën geopperd, dan kwamen er al snel vragen op als: vindt de bond dat goed? Misschien kan de bond helpen? Misschien weten zij meer? Laten we contact opnemen met deze of gene bestuurder in dat vakbondshuis of die sector. Het vertrouwen in eigen kunnen was voorzichtig gezegd niet altijd groot. Bij Doorbraak en de rest van de buitenparlementaire beweging staat echter juist het idee voorop van zelf doen, van zelf beslissen, van autonomie. Bij #Leidenvoor14 en enkele andere groepen was die cultuur wel aanwezig, maar bij de rest van de campagne keek men vooral naar wat organizers voorstelden. Het is en blijft een paradox: de organizers wilden via de campagne een beweging op gang helpen die autonoom verder zou kunnen, maar die beweging was vanaf minuut 1 vrijwel volkomen afhankelijk van de organizers en dat is eigenlijk nooit wezenlijk veranderd. Twee oorzaken die wij zien: de te grote controlebehoefte bij de bond, en het te kleine aantal deelnemers van buiten de bond die een cultuurwijziging hadden kunnen doorvoeren.

Hoe ging het verder na de verkiezingen?

Na de verkiezingen kwam de campagne een beetje stil te liggen, wegens een gebrek aan richting. Er was succes geboekt: veel politieke partijen hadden een verhoging van het minimumloon in hun verkiezingsprogramma’s opgenomen, niet allemaal richting 14 euro of meteen per 2022, maar toch. En een groeiend aantal gemeenten had beloofd het eigen personeel minimaal 14 euro te betalen, wat onlangs zelfs werd vastgelegd in de landelijke cao. Maar hoe het verder zou gaan, bleef wat onduidelijk. Het idee begon te leven van het toewerken naar een algemene landelijke staking in een jaar of drie, met een beweging die zou groeien, verbreden en radicaliseren. Maar in de praktijk gebeurde er niet veel.

Ondertussen waren we na de zomer uitgenodigd door #Haarlemvoor14 om mee te doen aan het organiseren van een demonstratie in het najaar. Ook #Amsterdamvoor14 schoof aan, en al snel ontstond er een klein bovenregionaal netwerkje. Na de Haarlemse demonstratie in november kwam er ook nog een in Amsterdam, in februari. Het oorspronkelijke idee was om daarna ook demonstraties te organiseren in Rotterdam of Leiden, en misschien daarna in Den Haag en Nijmegen. Maar de puf was eruit. Wel was er in in Rotterdam eind maart nog een kleine demonstratie.

Dat de energie zo snel wegvloeide, kwam vooral ook door het besluit van de bond – plots na maanden van grote stilte – om zonder enig overleg met de beweging de organizers van het community organizen af te halen en ze allemaal richting de sectoren te dirigeren. Een van de effecten van het bevechten van een verhoging van het minimumloon per sector is natuurlijk dat de baanlozen buiten boord vallen. Die zijn immers afhankelijk van een verhoging van het landelijke wettelijke minimumloon. Terwijl de beweging praktisch organisatorisch gezien voor een flink deel gedragen werd door baanlozen, naast de organizers natuurlijk, werden die – niet toevallig – als eerste uit de boot gegooid door de bond. De geweldige, ver uitgewerkte community organizing-plannen die er lagen om de campagne juist uit te breiden, onder andere in de Bijlmer, werden in een la gelegd. We hadden in die periode overigens voor het eerst echt goed en veel contact met meer organizers, die stuk voor stuk enorm teleurgesteld waren in het landelijke bondsbesluit. En die het bijna niet konden geloven dat er eerst opgeroepen werd om te bouwen aan een nieuwe, grote beweging om daarna net zo makkelijk weer van bovenaf de stekker eruit te trekken. Hoe groot is de geloofwaardigheid van de bond dan nog, vroegen ze ons retorisch.

Voor zover we kunnen overzien, bestaat de officiële #voor14 campagne nu voornamelijk nog op papier. De organizers zijn ondergebracht in diverse sectoren, en de eis van 14 euro wordt her en der bij cao-onderhandelingen wel ingewilligd, maar elders laat de bond hem net zo makkelijk vallen.

Wat onderscheidde #voor14 van een reguliere actiecampagne?

Terugkijkend kun je zeggen dat het community organizing-project van de bond al vrij snel mislukt was, in die zin dat de campagne meer en meer een traditionele actiecampagne geworden was, gericht op publiciteit en niet op organiseren en tegenmacht opbouwen. Het langs de deuren gaan in Rotterdam-Zuid, en mensen zo bijeenbrengen, bleek al snel te arbeidsintensief en dus niet werkbaar. En corona maakte het binnen een jaar na aanvang van de campagne ook de facto onmogelijk: organizen op 1,5 meter en via beeldschermpjes is niet te doen. Onze ervaring was dat later her en der gedaan werd alsof de campagne grassroots was, maar dat een afdeling in de praktijk soms slechts bestond uit een organizer en een paar lokale betaalde krachten en kaderleden van de bond. Die zich op een zoommeeting lieten zien, maar verder niets deden. Dat smaakte een beetje naar astroturfing.

Het was niet zo dat de organizers het niet probeerden. Integendeel: we hebben hen leren kennen als zeer gedreven vakbondsactivisten. En wie weet wat hun mindset en ervaringen de komende jaren voor invloed gaan hebben op de bond. We hopen dat ze de sectoren waar ze heen verbannen zijn, gaan opschudden, met de ervaringen en ideeën die ze bij #voor14 hebben opgedaan. Misschien vormen ze de zaadjes voor een strijdbaardere bond. Want de campagne was natuurlijk wel voor iedereen die eraan deelnam een intensieve leerschool. Organizers hebben nu contacten met activisten overal in het land. En dat is wel eens anders geweest. Organizers hebben meegekeken bij een kraakactie (in Rotterdam), en ze hebben regelmatig scherpe discussies gevoerd in lokale afdelingen. Discussies die normaal niet aangegaan worden, uit angst mensen te verliezen. In diverse afdelingen zijn leden opgestapt omdat ze niet wilden praten over racisme of zelfs vóór Zwarte Piet actie voerden. Organizers hebben geleerd om actief ruimte te maken voor niet-witte mensen, en niet langer bevreesd te zijn voor het vertrek van enkele diehard racisten. Opgeruimd staat netjes!

Niet dat we per se overal tevreden over waren, inhoudelijk. Maar al te vaak leken de organizers zelf te vergeten dat het óók om baanlozen ging. Hoe vaak zijn er geen acties van de landelijke campagne geweest waar baanlozen niet eens benoemd werden, of hooguit als zielige hulpbehoevende slachtoffers aan bod kwamen. Op manifestaties en demonstraties waren wij het steeds die dat deel van de beweging moesten vertegenwoordigen, onder de aandacht moesten brengen via leuzen roepen of krijten. Helaas bleek dat sommige van de organizers zich dus niet bewust los hadden weten te maken van het arbeidsethos dat de bond zo kenmerkt: ze konden baanlozen nog steeds niet waarnemen als een vast onderdeel van de arbeidersklasse dat net zo hard meevecht. Zonder de actieve deelname van baanlozen zouden veel bewegingen en bonden in de geschiedenis echter nooit overleefd of zelfs bestaan kunnen hebben.

En heeft campagne mogelijk ook de actiebeweging iets beïnvloed?

Zeker! En dan niet alleen via de #voor14-mondkapjes die je zag opduiken bij andere acties, van de diverse woondemonstraties tot bij de zwaar belaagde anti-Zwarte Piet-actie in Volendam. In de slipstream van de campagne werd in Rotterdam bijvoorbeeld de autonome vakbond Cultural Workers Unite opgericht, en sowieso kreeg concrete arbeidersstrijd door #voor14 een iets grotere rol in het denken in de actiebeweging. Daar bleef anti-kapitalisme tot dan toe vaak hangen in strijd tegen multinationals, en werd het veel minder direct gekoppeld aan het eigen financiële (over)leven. Activisten die zich organiseren op hun eigen arbeider zijn, dat zagen we voorheen niet vaak (behalve bij onze kameraden van Vloerwerk en de Radical Riders natuurlijk). Ook zonder de bond lijken in Rotterdam, Haarlem, Amsterdam en ook Leiden groepjes activisten de strijd rond inkomen voort te gaan zetten, maar niet meer per se onder de vlag van #voor14 of #voor15, waar ze uit voortgekomen zijn. Die groepjes bieden hoe dan ook perspectief op een nieuwe beweging en nieuwe discussies over hoe verder, hoe aan te kijken tegen de bondsmoloch met haar falen en toch ook altijd aanwezige potenties.

Van de bestaande radicaal-linkse organisaties deden er overigens niet veel mee aan de campagne. Het van onderop karakter, waarbij meer georganiseerd dan gediscussieerd werd, sloot dan ook niet echt aan bij de traditionele denk- en strijdwijzen van de meer socialistisch ingestelde clubs. En waarschijnlijk waren anarchistische groepen, bij wie die strijdwijze juist wel kon aansluiten, weer bang – en niet onterecht – dat de hiërarchische FNV-structuur dwars zou liggen. Bij Doorbraak zoeken we dat spanningsveld tussen autonoom opereren en contact houden met grotere hiërarchische organisaties en bewegingen, zoals gezegd, soms echter juist op vanwege de potenties die het biedt. Onder de deelnemers aan de campagne-afdelingen in het land bevonden zich veel kersverse activisten, maar helaas ook wel een flink aantal jonge aanhangers van autoritair communistische bewegingen met ideologieën waarvan je gehoopt had dat ze na decennia van linkse discussie wel eindelijk de geest gegeven zouden hebben. Destructieve ideologieën die echt van de aardbodem moeten verdwijnen, wil radicaal-links ooit nog een kans maken op serieuze hegemonie. Wat geenszins wil zeggen dat de betreffende activisten niet eveneens fijne, gedreven mensen kunnen zijn. Hoewel hun voortdurende pogingen om de demonstraties te domineren met hun rode partijvlaggen wel irritant waren. In plaats van hun massale zelfpromotie hadden we liever zelfgemaakte actieborden gezien met creatieve leuzen voor 14 euro erop.

Hoe ging het verder in Leiden?

Daar gebeurde na de zomer van 2021 niet veel meer rond de minimumloonstrijd, behalve het meehelpen organiseren van de Haarlemse demonstratie dan. Ruim een half jaar voordat de FNV de stekker eruit trok, was de Leidse afdeling al aan het aftaaien. We kwamen nog wel af en toe bij elkaar, maar dat was dan meer uit gewoonte en plichtsgetrouwheid dan dat de afdeling echt politiek nog leefde. Met de afdeling hadden we lokaal al wel meegedaan aan het organiseren van het Klimaatalarm en de Queer Pride March, en langzaam kwamen er uit de grote #voor14-vijver steeds meer andere groepjes tevoorschijn, waaraan nog meer nieuwe mensen mee gingen doen. Inmiddels hebben we ook een Woonrevolutie-demonstratie gehad in februari. Momenteel komen we weliswaar niet meer bijeen met #Leidenvoor14, maar zijn de sociale bewegingen in Leiden groter en dynamischer dan we gekend hebben de afgelopen twee, drie decennia. Dat heeft natuurlijk zeker niet alleen met #voor14 te maken, maar vooral met de tijdgeest. De afgelopen vijf jaar kenden massale klimaat-, Black Lives Matter- en woondemonstraties. #Voor14 bood aan activisten van die bewegingen de afgelopen twee jaar een soort lokaal condensatiepunt. De arbeidersstrijd is in Leiden momenteel iets op de achtergrond geraakt, maar er gaan geluiden op om die weer nadrukkelijker op te pakken. Dan niet per se meer rond #voor14, en zeker los van de bond.

We weten nog niet helemaal hoe we als Doorbraak verder gaan de komende tijd. In Leiden gaan we zeker onze rol blijven vervullen in de bredere beweging, en dat geldt natuurlijk ook in de andere steden waar we actief zijn. We blijven mee organiseren aan komende demonstraties en het steunen van kleinschalige arbeidersorganisatieprojecten die er inmiddels zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de Radical Riders. Ook weer zo’n strijd waarbij het initiatief van onderop komt en de bond zich gedwongen voelt te reageren, net als destijds bij de strijd tegen dwangarbeid en bij sommige lokale acties van #voor14. En daarnaast steunen we ook een kleinschalige lokale vakbond waaraan in de luwte gebouwd wordt. Het mooie van de dwangarbeid- en #voor14-strijdprojecten was dat beide óók gefocused waren op het materiële overleven van tenminste enkelen van onze leden, én dat beide (#voor14 nog iets meer dan dwangarbeid) de mogelijkheid boden om lokaal te organiseren en macht op te bouwen in een landelijk verband. Dat brengt ook landelijk Doorbraak-activisten meer tezamen in een concrete, materiële strijd van onderop.

Eric Krebbers


Deelname van Doorbraak aan #voor14 activiteiten

Doorbraak is sinds het begin betrokken bij de #voor14 campagne. De eerste publieke actie was op 14 april 2019 in Rotterdam. Die werd toen gevolgd door een lokale bijeenkomst en petitie-actie in die stad. Het is te veel om alle daaropvolgende #voor14 acties op een rij te zetten, maar hieronder volgt een overzicht van de acties en andere activiteiten waar we als Doorbraak bij waren of bij betrokken waren, voornamelijk via onze deelname aan verschillende lokale afdelingen.

In de loop van 2019 werden in diverse steden bijeenkomsten gehouden om lokale #voor14-groepen op te zetten. Zoals in Leiden (1,2,3,4), Nijmegen en Amsterdam (1,2,3). Los daarvan werd nog een bijeenkomst in Amsterdam georganiseerd door de Bijstandsbond die ook al eerder steun uitsprak voor de campagne. Later in 2020 volgde er ook een in Den Haag.

Ook vonden er al snel allerhande acties plaats, zoals flyeracties, krijtacties, een regenachtige Mars voor 14 in Leiden (met een hoop mooie speeches), de strijdbare en diverse publieke aftrap van de campagne in Amsterdam, en een Mars voor 14 in Amsterdam op Valentijnsdag.

Solidariteit, anti-racisme en feminisme

Uitgangspunt van de #voor14-campagne was vanaf het begin solidariteit. Dat betekende dat anti-racisme en feminisme een belangrijk onderdeel van de campagne waren, en de koppeling met AOW en bijstand een ononderhandelbare eis.

Anti-racisme kreeg bijvoorbeeld praktisch vorm in het najaar van 2019 toen #voor14 steun betuigde aan de strijders tegen Zwarte Piet (en we leverden kritiek op de reactie van de FNV op onze steun). Later sprak #Leidenvoor14 zich uit tegen het uitknijpen van Sint Maarten door de Nederlandse staat.

En deze uitgangspunten kwamen ook terug in bijvoorbeeld onze vragen en antwoorden over de campagne, een interview op Carribean FM, een interview op Radio Grani, een interview op de lokale Leidse zender Sleutelstad, eigen video’s (ook in het Papiementu), een interview op Rebel Radio van Extinction Rebellion, en onze deelname aan de viering van internationale vrouwendag. En onlangs verklaarde #Leidenvoor14 zich solidair met de universiteitswerkers van Casual Leiden.

Corona

Begin 2020 veranderde alles, en dus ook onze campagne.

In eerste instantie reageerde #voor14 op de nieuwe coronasituatie door de plotselinge enorme steun voor “essentiële werkers” te koppelen aan concrete eisen: niet klappen, maar flappen! #Voor14 lanceerde daarom een petitie. Ook kwam er een oproep aan aandeelhouders van Ahold Delhaize voor verhoging van de lonen van hun medewerkers.

Eerst in Leiden en later ook in andere steden gingen we in kleine groepjes de straat op en organiseerden we heel veel krijtacties. Een krijtactie in Leiden resulteerde in een mediarel nadat de lokale Albert Heijn de krijtactie op sociale media zette, maar het deel “14 euro minimumloon” wegfotoshopte. We krijtten ook in aanloop naar 1 mei en op 1 mei zelf met kleine straatacties door het hele land.

Krijtacties bleven sinds die tijd onderdeel van het vaste #voor14-repertoire. Zoals in Den Haag, Nijmegen en in Leiden.

Gemeenteraden en Tweede Kamer

Met #voor14 wilden we een beweging van onderop opbouwen, maar natuurlijk ook druk zetten op de lokale en landelijke politiek. In diverse steden werden gemeenten aangesproken, petities aangeboden (onder andere Katwijk en Amsterdam) en via welwillende partijen moties ingediend (onder andere Den Haag en Leiden). In sommige steden werden moties aangenomen om de landelijke politiek op te roepen het minimumloon te verhogen naar 14 euro, of om de eigen medewerkers 14 euro te gaan betalen. Dat laatste gebeurde in Nijmegen, maar de wethouder weigerde vervolgens die motie uit te voeren, waarop de druk opgevoerd werd.

Ook de landelijke politiek werd stevig onder druk gezet. Op 16 januari 2021 werd #KiesVoor14 campagne afgetrapt in meer dan 30 steden, in aanloop naar de landelijke verkiezingen in maart 2021. Met die campagne werden partijen onder druk gezet om 14 euro minimumloon in hun programma op te nemen (inclusief behoud van koppeling met AOW en uitkeringen). Veel partijen deden dat onder druk van de acties die door het land gevoerd werden. Er werd onder andere ook actie gevoerd bij Unilever. En na de verkiezingen voerden we actie om te zorgen dat #voor14 opgenomen worden in een nieuw regeerakkoord.

Ook na de verkiezingen vonden nog geregeld acties richting de Tweede Kamer plaats. Daarbij werd bijvoorbeeld op Prinsjesdag een alternatieve troonrede voorgedragen, en werd ook (het beeld van) maffiabaas Willem van Oranje niet gespaard. Eind 2020 stelde #voor14 een Brandbrief op aan de Tweede Kamer die door meer dan 65.000 mensen ondertekend werd.

Creativiteit

Onderdeel van de campagne vormden ook ludieke acties, en we werden door corona gedwongen om creatief te zijn. Zo is er de jaarlijkse Fat Cat day aan het begin van het jaar (de dag waarop CEO’s van grote bedrijven al evenveel verdiend hebben als hun laagst betaalde werknemers in het hele jaar zullen verdienen). We organiseerden de Scrooge verkiezing voor het vrekkigste bedrijf.

Er werden schilderijen gemaakt van #Voor14 activisten en er werd muziek gemaakt geïnspireerd door de campagne.

Solidariteit

Op 1 mei 2021 gingen weer in heel het land mensen de straat op om de dag van de arbeid te vieren, onder andere in Leiden, Nijmegen, Den Haag, Rotterdam en Leeuwarden, en ook in het buitenland, in Brussel.

En solidariteit en verbinding met andere strijden bleef terug komen in de campagne. We vierden met de “heldinnen van de arbeidersklasse” internationale vrouwendag (met krachtige speeches). We legden verbanden met de wooncrisis en kraakten een pand in Rotterdam. We spraken ons uit tegen een bedelverbod in Leiden, en steunden Leidse daklozen. We plakten posters Voor 14 en tégen Zwarte Piet. We steunden de stakers van Heineken.

Ervaringen en analyses

Natuurlijk publiceerden en deelden we op onze website ervaringsverhalen (van bijvoorbeeld een 16-jarige vakkenvuller, en over leven in de bijstand), ervaringen met het samen strijden voor 14, columns en analyses. We leverden kritiek op de laffe houding van parlementair links en ‘linkse’ economen. We haalden inspiratie uit het buitenland. We analyseerden economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. We leverden kritiek op a-politieke initiatieven “tegen armoede”.

We bleven het belang van anti-racisme in de campagne benadrukken, net als het belang van strijd voor hogere uitkeringen en het behoud van de koppeling tussen uitkeringen en het minimumloon. We dachten na over hoe we vakbondsmacht op kunnen bouwen. En vanaf het begin dachten we na over de sterke en zwakke punten van de campagne.

En nu?

De laatste tijd verschuift de nadruk van de campagne naar strijd in de sectoren. We deden daarom onder andere mee aan acties van PostNL werkers, die #voor14 als centrale eis hadden. Daarnaast zijn er de afgelopen maanden twee marsen voor 14 georganiseerd, in Haarlem (sprekers 1,2,3,4,5,6) en Amsterdam (1,2). En tenslotte vond er begin maart een actie plaats bij de Vereniging voor Nederlands Gemeenten (VNG) om gemeenten er toe te bewegen om al hun medewerkers 14 euro te gaan betalen.

Joris Hanse