Een ode aan het dansende lichaam

De geschiedenis van het lichaam is de geschiedenis van de mens, want er is geen culturele praktijk die niet eerst op het lichaam is toegepast. Zelfs als we ons beperken tot de geschiedenis van het lichaam in het kapitalisme, staan we voor een overweldigende taak, zo uitgebreid zijn de technieken geweest om het lichaam te disciplineren, voortdurend veranderend, afhankelijk van de verschuivingen in de arbeidsregimes waaraan ons lichaam werd onderworpen. Bovendien hebben we niet één geschiedenis, maar verschillende geschiedenissen van het lichaam: het lichaam van mannen, van vrouwen, van de arbeider in loondienst, van de tot slaaf gemaakten, van de gekoloniseerden.

Een geschiedenis van het lichaam kan dan worden gereconstrueerd door de verschillende vormen van repressie te beschrijven die het kapitalisme ertegen heeft geactiveerd. Maar ik heb besloten om in plaats daarvan te schrijven over het lichaam als grond van verzet, dat wil zeggen over het lichaam en zijn krachten – de kracht om te handelen, om zichzelf en de wereld te transformeren en het lichaam als natuurlijke begrenzing van uitbuiting.

We zijn iets kwijtgeraakt in onze vasthoudendheid aan het lichaam als iets dat sociaal geconstrueerd en performatief is. De opvatting van het lichaam als een sociale [discursieve] productie heeft het feit verhuld dat ons lichaam een vat is van krachten, capaciteiten en weerstanden, die zijn ontwikkeld in een lang proces van co-evolutie met onze natuurlijke omgeving, alsmede intergenerationele praktijken die het tot een natuurlijke grens aan uitbuiting hebben gemaakt.

Met het lichaam als “natuurlijke grens” verwijs ik naar de structuur van behoeften en verlangens die in ons zijn ontstaan, niet alleen door onze bewuste beslissingen of collectieve praktijken, maar door miljoenen jaren van materiële evolutie: de behoefte aan de zon, aan de blauwe lucht en het groen van de bomen, aan de geur van het bos en de oceaan, de behoefte aan aanraken, ruiken, slapen, seks.

Deze geaccumuleerde structuur van behoeften en verlangens, die al duizenden jaren de voorwaarde is voor onze sociale reproductie, heeft grenzen gesteld aan onze uitbuiting en is iets waar het kapitalisme onophoudelijk tegen heeft moeten vechten.

Het kapitalisme was niet het eerste systeem dat gebaseerd is op de uitbuiting van menselijke arbeid. Maar meer dan enig ander systeem in de geschiedenis heeft het getracht een economische wereld te scheppen waarin arbeid het meest essentiële principe van accumulatie is. Als zodanig was het het eerste systeem dat van de regulering en mechanisering van het lichaam een basisprincipe van de accumulatie van rijkdom maakte. Een van de belangrijkste sociale taken van het kapitalisme vanaf het begin tot op heden is inderdaad de transformatie van onze energieën en lichamelijke vermogens in arbeidskrachten.

In “Caliban and the Witch” heb ik gekeken naar de strategieën die het kapitalisme heeft gebruikt om deze taak te volbrengen en de menselijke natuur opnieuw vorm te geven, op dezelfde manier waarop het heeft geprobeerd de aarde opnieuw vorm te geven om het land productiever te maken en dieren in levende fabrieken te veranderen. Ik heb gesproken over de historische strijd die het heeft gevoerd tegen het lichaam, tegen onze materialiteit, en over de vele instituties die het voor dit doel in het leven heeft geroepen: de wet, de zweep, de regulering van de seksualiteit, alsmede talloze sociale praktijken die onze verhouding tot de ruimte, tot de natuur en tot elkaar hebben geherdefinieerd.

Het kapitalisme is ontstaan uit de scheiding van de mens en het land, en zijn eerste taak was het werk onafhankelijk te maken van de seizoenen en de werkdag te verlengen tot voorbij de grenzen van ons uithoudingsvermogen. Over het algemeen benadrukken we het economische aspect van dit proces, de economische afhankelijkheid die het kapitalisme heeft geschapen van monetaire verhoudingen, en de rol die het heeft gespeeld bij de vorming van een loonproletariaat. Wat we niet altijd hebben gezien, is wat de scheiding van het land en de natuur heeft betekend voor ons lichaam, dat is verarmd en ontdaan van de krachten die de pre-kapitalistische bevolking eraan toekende.

De natuur was ooit een anorganisch lichaam en er was een tijd dat we de winden, de wolken en de veranderingen in de stromingen van rivieren en zeeën konden lezen. In pre-kapitalistische samenlevingen dachten mensen dat zij de kracht hadden om te vliegen, buitenlichamelijke ervaringen te hebben, te communiceren, met dieren te spreken en hun krachten over te nemen en zelfs van gedaante te veranderen. Zij dachten ook dat zij op meer dan één plaats konden zijn en dat zij bijvoorbeeld uit het graf konden terugkeren om wraak te nemen op hun vijanden.

Niet al deze krachten waren denkbeeldig. Het dagelijkse contact met de natuur was de bron van een grote hoeveelheid kennis die tot uiting kwam in de voedselrevolutie die zich vooral in de Amerika’s voor de kolonisatie voltrok of in de revolutie van de zeiltechnieken. Wij weten nu bijvoorbeeld dat de Polynesische volkeren ’s nachts de volle zee bevoeren met alleen hun lichaam als kompas, omdat zij uit de trillingen van de golven de verschillende wegen konden aflezen om hun boten naar de kust te leiden.

Het vastleggen in ruimte en tijd is een van de meest elementaire en hardnekkige technieken geweest die het kapitalisme heeft gebruikt om greep te krijgen op het lichaam. Zie de aanvallen in de geschiedenis op vagebonden, migranten, zwervers. Mobiliteit is een bedreiging wanneer zij niet wordt nagestreefd omwille van het werk, omdat zij kennis, ervaringen en strijd doet circuleren. In het verleden waren de instrumenten om mensen in bedwang te houden zwepen, kettingen, schandpalen, verminking, slavernij. Vandaag de dag hebben we, naast de zweep en de detentiecentra, computersurveillance en de periodieke dreiging van epidemieën als middel om het nomadisme te beheersen.

Mechanisering – het veranderen van het lichaam, mannelijk en vrouwelijk, in een machine – is een van de meest meedogenloze bezigheden van het kapitalisme geweest. Ook dieren worden tot machines gemaakt, zodat zeugen hun aantal biggetjes kunnen verdubbelen, kippen ononderbroken stromen eieren kunnen produceren, terwijl onproductieve kippen worden vermalen als stenen, en kalfjes nooit op hun poten kunnen staan voordat ze naar het slachthuis worden gebracht.

Ik kan hier niet alle manieren opnoemen waarop de mechanisatie van het lichaam heeft plaatsgevonden. Het volstaat om te zeggen dat de technieken van gevangenneming en overheersing zijn veranderd al naar gelang het dominante arbeidsregime en de machines die model hebben gestaan voor het lichaam.

Zo zien we dat in de 16e en 17e eeuw (de tijd van de fabricage) het lichaam werd verbeeld en gedisciplineerd volgens het model van eenvoudige machines, zoals de pomp en de hefboom. Dit was het regime dat culmineerde in het taylorisme, de tijd-beweging-studie, waarbij elke beweging werd berekend en al onze energie werd gekanaliseerd naar de taak. Weerstand werd hier voorgesteld in de vorm van traagheid, waarbij het lichaam werd voorgesteld als een dom dier, een monster dat weerstand biedt tegen bevelen.

In de 19e eeuw kregen we in plaats daarvan een opvatting van het lichaam en disciplinaire technieken naar het model van de stoommachine, waarbij de productiviteit werd berekend in termen van input en output, en efficiëntie het sleutelwoord werd. Onder dit regime werd de disciplinering van het lichaam bereikt door middel van dieetbeperkingen en de berekening van de calorieën die een werkend lichaam nodig zou hebben. Het hoogtepunt in deze context was de nazi-tabel, die bepaalde hoeveel calorieën elk type arbeider nodig had. De vijand hier was de versnippering van energie, entropie, afval, wanorde. In de VS begon de geschiedenis van deze nieuwe politieke economie in de jaren 1880, met de aanval op de saloon en het opnieuw vormgeven van het gezinsleven, met in het middelpunt de voltijdse huisvrouw, opgevat als een anti-entropisch apparaat, altijd paraat, klaar om de genuttigde maaltijd weer gereed te maken, het na het bad bezoedelde lichaam opnieuw te wassen, de gescheurde jurk opnieuw te repareren.

In onze tijd staan de computer en de genetische code model voor het lichaam, waarmee een gedematerialiseerd, gedesaggregeerd lichaam wordt geschapen, dat wordt voorgesteld als een conglomeraat van cellen en genen, elk met zijn eigen programma, onverschillig tegenover de rest en over het welzijn van het lichaam als geheel. Dat is de theorie van “the selfish gene”, dat wil zeggen het idee dat het lichaam bestaat uit individualistische cellen en genen die allemaal hun eigen programma nastreven – een perfecte metafoor voor de neo-liberale levensopvatting, waarin de dominantie van de markt zich keert tegen niet alleen groepssolidariteit maar ook solidariteit met onszelf. Consequent valt het lichaam uiteen in een assemblage van zelfzuchtige genen, die elk hun eigen zelfzuchtige doelen nastreven, onverschillig voor het belang van de rest.

In de mate dat we deze visie internaliseren, internaliseren we de meest diepgaande ervaring van zelf-vervreemding, omdat we niet alleen geconfronteerd worden met een groot beest dat onze bevelen niet gehoorzaamt, maar ook met een groot aantal microvijanden die in ons eigen lichaam geplant zijn, klaar om ons op ieder moment aan te vallen. Industrieën zijn gebouwd op de angsten die deze kijk op het lichaam genereert, waardoor we overgeleverd zijn aan krachten die we niet in de hand hebben. Het is onvermijdelijk dat, als we deze opvatting internaliseren, we onszelf niet goed smaken. Ons lichaam maakt ons bang, en we luisteren er niet naar.

We luisteren niet naar wat het wil, maar gaan het te lijf met alle wapens die de geneeskunde ons kan bieden: bestraling, colonoscopie, mammografie, allemaal wapens in een lange strijd tegen het lichaam, waarbij we ons bij de aanval aansluiten in plaats van ons lichaam uit de vuurlinie te halen. Op die manier zijn we bereid een wereld te aanvaarden die lichaamsdelen tot handelswaar voor de markt maakt en ons lichaam als een vergaarbak van ziekten beschouwt: het lichaam als plaag, het lichaam als bron van epidemieën, het lichaam zonder verstand.

Onze strijd moet dan ook beginnen met het opnieuw toeëigenen van ons lichaam, het herwaarderen en herontdekken van haar vermogen tot verzet, en het uitbreiden en vieren van haar krachten, individueel en collectief.

Dans staat centraal bij deze nieuwe toeëigening. In essentie is dansen een verkenning en uitvinding van wat een lichaam kan doen: van haar capaciteiten, haar talen, haar articulatie van de verlangens van ons wezen. Ik ben gaan geloven dat dansen een filosofie in zich draagt, want dans bootst de processen na waarmee wij ons tot de wereld verhouden, ons met andere lichamen verbinden, onszelf en de ruimte om ons heen transformeren.

Van dans leren we dat materie niet dom is, ze is niet blind, ze is niet mechanisch, maar ze heeft haar ritmes, ze heeft haar taal, en ze is zelf-activerend en zelf-organiserend. Onze lichamen hebben redenen die we moeten leren, herontdekken, heruitvinden. We moeten luisteren naar hun taal als de weg naar onze gezondheid en genezing, net zoals we moeten luisteren naar de taal en de ritmes van de natuurlijke wereld als de weg naar de gezondheid en genezing van de aarde. Aangezien het vermogen om beïnvloed te worden en te beïnvloeden, om bewogen te worden en te bewegen, een onverwoestbaar vermogen dat alleen met de dood uitgeput raakt, constitutief is voor het lichaam, ligt er een immanente politiek in besloten: het vermogen om zichzelf, anderen en de wereld te transformeren.

Silvia Federici

(Dit is een vertaling van het artikel “In Praise of the Dancing Body” dat op 22 augustus 2016 verscheen op de site abeautifulresistance.org.)