Zonder papieren: Jong, alleenstaand, illegaal en zwanger

Zwanger

Je ziet het niet aan haar af, ze oogt kwetsbaar en verlegen, schuchter haast. Maar ze heeft heel haar bestaan al gestreden om zelf haar leven te kunnen bepalen. Haar situatie is nu nog moeilijker geworden, omdat ze zwanger is. Maar juist door haar kind krijgt ze nieuwe kracht. Ze wil haar verhaal vertellen, om de anonimiteit van een leven in de illegaliteit te doorbreken.

“Ik ben in 1989 in een Balkan-land geboren. Tot mijn tiende heb ik bij mijn opa en oma gewoond, want mijn moeder was niet goed voor mij. Maar opa en oma gingen dood en ik moest weer terug naar mijn ouders. We woonden met mijn oom en zijn familie in één huis, in totaal wel 20 mensen. Alleen mijn vader werkte, dus er was niet genoeg geld om in twee huizen te gaan wonen.

Mijn moeder moest 3 keer per dag zelf brood maken voor alle bewoners. Onze kleren moesten met de hand worden gewassen, dat deed zij ook. Ik moest het hele huishouden doen en voor mijn broertjes en zusjes zorgen. Mijn tante hoefde alleen maar de koeien te melken en de kleren van haar kinderen te wassen. Mijn oom was werkloos, bleef de hele dag thuis en deed niks.

Soms mocht ik van mijn moeder niet naar school, dan moest ik thuis dingen doen. Zij sloeg mij vaak, en schreeuwde. Een keer sloeg zij mij met de riem omdat ik mijn kamer niet goed had opgeruimd. Ik wilde niet naar school vanwege de rode plekken. Je zag het overal op mijn lichaam. Ik werd meer geslagen dan de andere kinderen. “Jij bent de grootste”, zei mijn moeder. Mijn vader en moeder hadden ook altijd ruzie en mijn vader sloeg mijn moeder. Mijn moeder reageerde dat op mij af, denk ik nu.

Toen ik ouder werd, wilde ik niet meer bij hen blijven. Ik wilde naar Nederland, naar mijn andere oom. Ik ben heel vaak weggelopen en uiteindelijk lieten ze me gaan. Ik moest met onbekende mensen mee. Ze praatten met mijn vader. Hij zei: “Die meneer gaat jou naar je oom brengen.” Verder hoefde ik niets te weten, zei hij. Ik was toen 13. Ik weet niet of ik een visum had. Misschien ben ik nooit legaal in Nederland geweest.

Mijn oom in Nederland was goed voor me. Ik hoefde het huishouden niet te doen. Als ik geld nodig had, kreeg ik dat, als hij tenminste zelf iets had. Hij vroeg niets terug. Af en toe voelde ik me wel een last. Hij zei daar niets over, maar het voelde voor mijzelf niet goed. Hij wilde me wel adopteren, maar dat was te duur. Ik kon hier niet naar school. Ik paste af en toe op zijn kinderen, verder bleef ik thuis. Ik had hier geen vrienden, geen hobby’s. Ik keek televisie en probeerde mezelf Nederlands te leren. Ik verveelde me vaak.

Via internet leerde ik iemand kennen uit mijn geboorteland. Ik dacht dat mijn oom het niet goed zou vinden als ik zou gaan samenwonen. In mijn land is dat anders: daar kan je zelf geen man zoeken om te trouwen. Dus ben ik weggelopen.

We werkten allebei zwart. Ik had geen verblijfsvergunning, en hij had geen werkvergunning. Dus we moesten wel. Ik werkte in de huishouding, mijn vriend werkte in de bouw. We hadden te weinig geld, dus ik moest wel werken, ook al vond mijn vriend dat niet zo leuk. We konden zo wel eten kopen, maar we hielden niets over om te sparen.

In het begin was het goed. Maar daarna werd hij opeens heel anders. Hij wilde niets meer doen in huis. Hij zei: “Ik ben een man, dus ga ik die dingen niet doen.” Maar ik wilde niet meer, zoals bij mijn ouders, alles zelf doen. Dus gingen we uit elkaar. En toen merkte ik dat ik zwanger was.

Ik wist gelijk dat ik het kind wilde houden. Ik voelde me beter, want ik zou niet langer alleen zijn. Maar ik wist niet echt hoe ik dat moest gaan doen met een kind in mijn leven. Ik kon op een gegeven moment niet meer werken en ik had problemen met huur betalen. Mijn huisbazin wist dat ik zwanger was, maar ze zei: “Ik kan jou niet helpen, want ik moet ook veel betalen.” Mijn ex-vriend weet wel van mijn zwangerschap, maar hij wil me niet helpen. Mijn oom heeft zelf vijf kinderen. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Ik was bang dat ik buiten moest slapen.

Op mijn werk vonden ze het niet erg dat ik zwanger was. Nu mag ik korte tijd bij iemand wonen. Wat ik daarna ga doen, dat weet ik niet. Als ik terug moet naar mijn geboorteland, dan beland ik op straat. Als alleenstaande vrouw met kind zal iedereen denken dat ik een hoer ben. Dan helpt niemand je. Vrouwen kunnen daar alleen werken met een diploma, en dat heb ik niet. Als ze daar iemand nodig hebben voor het huishouden, dan nemen ze iemand van hun familie, en niet mij. En kinderen zonder vader worden uitgelachen op school. Als je geen geld hebt om spullen te kopen voor het kind, dan helpt niemand jou.

Ik wil hier blijven en werken en goed voor het kind zorgen. Ik zou graag een diploma halen, bijvoorbeeld voor pedicure. Dan kan ik overal werken waar ik wil. Ik wil dat mijn kind naar school kan gaan, gewoon zoals andere kinderen. Dat hij later niet zoals ik moet leven, maar een normaal bestaan kan hebben.”

Mariët van Bommel